Dit maal een Oudejaarspreek van een gastprediker: ds. Jan Willem Stam die hem heeft gehouden in de Oudejaarsdienst Te Barendrecht 2014, in de Dorpskerk. Tekst: Openbaring 5.
Gemeente van Jezus Christus,
Ik hoor het Herman van der Zandt nog zeggen: 2014 was eigenlijk gewoon een rotjaar. Hij zei het in één van de eindejaarsoverzichten die ik ter voorbereiding van deze dienst nog eens bekeek. Eén ding hebben die overzichten gemeen: ze puilen uit van alle ellende.
Ebola. Islamitische Staat. Haaksbergen. Marokkanen. Lampedusa. Gaza. MH17. Syrië. Hongkong. Oost-Oekraïne. Ferguson. Jezidi’s. Korporaal Van Oudheusdenkazerne. Panama. Schilderswijk. Poetin. Centraal-Afrikaanse Republiek. Zwarte Piet. Irak. Congo.
Dit zijn de namen van 2014. En achter de namen zit zoveel pijn en angst en verdriet en leegte en brutaliteit. Wat is er aan de hand in onze wereld? In de wereld waarin wij leven? Waarin wij vaak nog best prettig leven. Want dat is misschien nog wel het meest vreemd, dat we al met al nog zo gelukkig zijn en er nog zoveel is wat we leuk vinden. Dat we nog zoveel tijd overhouden om ons druk te maken over onnozele dingen, om te mopperen en ontevreden te zijn, terwijl de wereld in brand staat.
Hoe die jaaroverzichten en conferences ook proberen, het lukt niet om een lijn te ontdekken in 2014. Het is een onontwarbare kluwen. Wie kan hier iets van zin of doel in ontdekken? Is dat niet het grootste verdriet, dat zoveel zo zinloos is, zo onbegrijpelijk. Waarom niet meer gedaan aan Ebola? En wat bezielt die jihadisten in godsnaam? En waarom strijden broedervolken om de Oekraïne? En waarom dat overdadige geweld in Gaza? Ieder weldenkend mens ziet toch dat het allemaal zo onnodig is? Hoe kan het dat een wereld vol mensen die als je het ze persoonlijk zou vragen niets anders dan vrede willen, er met elkaar zo’n hopeloze puinhoop van maken? Is er dan niet iemand die ons kan vertellen waar het allemaal goed voor is? En waar het op uitloopt?
Dat is de vraag die ook in de hemel wordt gesteld. ‘Wie komt het toe de zegels te verbreken en de boekrol te openen?’ De boekrol staat symbool voor de geschiedenis. Op de boekrol staat het geheim van de geschiedenis geschreven en wie de boekrol leest, weet het hoe en waarom van alle dingen. De boekrol is aan beide zijden beschreven. Ook de achterkant van de geschiedenis, de kant die wij niet zien op televisie en internet, staat er op.
Maar de boekrol is opgerold en verzegeld. De geschiedenis is ontoegankelijk. De geschiedenis is een geheim. En niemand in de hemel of op de aarde kan dat veranderen. We kunnen ons iets bij het verdriet en de radeloosheid van Johannes daarover voorstellen.
De vraag die gesteld wordt, is opvallend genoeg niet wie bij machte is de boekrol te openen. Dat is meer een vraag voor de aarde. De machthebbers – of het nu Obama of Poetin of Google of voedingsmiddelsindustrie is – proberen de geschiedenis naar hun hand te zetten, met grof geweld of juist in het geheim. In de hemel klinkt de vraag wie het waard is. Aan wie kunnen wij ons en onze geschiedenis toevertrouwen? Aan niemand in de hemel of op de aarde dus. Er is niemand bij wie wij veilig zijn.
En dan is daar opeens een leeuw. Het doet denken aan de boeken over Narnia van C.S. Lewis. ‘De leeuw uit de stam van Juda, de telg van David.’ Jezus Christus, afstammeling van David, vervulling van Israëls geschiedenis, de opgestane, Hij is het wel waard om de zegels te openen en de boekrol in te zien. Als Johannes zijn blik richt op deze Messiaanse leeuw dan ziet hij… een lam. De leeuw is een lam. De koninklijke leeuw is een kwetsbaar lammetje. Hij die ons regeert is zachtmoedig en nederig van hart. Dit lam regeert zo anders dan al die machthebbers die wij kennen. Jezus Christus is onoverwinnelijk, maar onoverwinnelijk in zijn liefde.
Het lam ziet er uit alsof het geslacht is. De littekens van zijn dodelijke wonden zijn nog vers. Hij draagt de sporen van zijn geschiedenis met zich mee. En zo draagt hij de sporen van de geschiedenis met zich mee. Misschien mag je wel zeggen dat het lam er uit ziet alsof het Ebola heeft, alsof het uit de lucht is geschoten, alsof het verdronken is tijdens zijn vlucht naar de vrijheid, alsof het gebombardeerd is. Zo ziet dat lam er uit. Het is niet mooi.
Ja, het is wel mooi. Het is hartverscheurend mooi. In al dat leed wat deze dagen over onze beeldschermen flitst, is hij te zien. Eén foto blijft me bij. Een jongetje ligt op de bodem van een boot. Hij is verdronken op zijn vlucht uit Kongo naar Oeganda. Om de boot staan mensen te kijken, maar hij ligt daar eenzaam dood te wezen. Zijn armpjes uitgespreid. Alsof hij gekruisigd is. ‘Tot het eind der tijden lijdt Christus in hun verlatenheid.’
Het lam ziet er uit alsof het geslacht is. Alsof het kanker heeft. Alsof het Alzheimer heeft. Alsof het … vult u maar in. Hij die ons leven en het lijden ten diepste kent, Hij die met onze kwetsbaarheid vertrouwd is, Hij doet de geschiedenis open.
En dan gaat er een gejuich op in de hemel dat zijn weerga niet kent. De hemel ontploft van vreugde. Het is ook geweldig wat er gebeurt. Uit alle landen en volken, van elke stam en taal zijn mensen bevrijdt. Christus heeft ze opgeraapt, langs de kant van de weg van de geschiedenis lagen zij, maar Hij zag ze en nam ze mee.
Ja, sterker nog: ‘Zij zullen als koningen heersen op aarde.’ De slachtoffers zullen regeren. De armen zullen de dienst uitmaken. De vervolgden zullen op de troon zitten. Alles wat zich nu groot en breed maakt, zal uit elkaar vallen. Lees de rest van het boek Openbaring er maar op na. Het zal niet zonder slag of stoot gaan, in tegendeel. Het zal nog veel gekker worden dan het nu is. Maar hoe wreed en dreigend het ook wordt, het is niets anders dan de ontmaskering van de machten. Ze zullen hun ware gezicht laten zien en dan zal blijken dat ze onbestaanbaar zijn.
2014 was niet zo’n best jaar. Toch zegt Johannes tegen ons dat het wel goed was dat meer en meer aan het licht komt waar mensen toe in staat zijn. En dat goddeloosheid en onmenselijkheid hand in hand gaan. In al die verschrikkelijke gebeurtenissen kijk je het beest recht in zijn gezicht.
En dan weet je ook meteen wat je te doen staat in 2015. De geschiedenis vraagt om keuzes. Christus vraagt om keuzes. Wil je horen bij de macht die uiteindelijk zal bezwijken onder zijn eigen liefdeloosheid, of wil je horen bij de kwetsbare overmacht van zijn liefde? Wil je uiteindelijk ontmaskerd worden, of zet je zelf je masker af en voeg je je in het koor? ‘Aan hem die op de troon zit en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid.’
Amen.
	

	
Toen Dick Gorsse me vroeg of ik in deze themadienst iets wilde vertellen over de positie en de zorg voor ouderen heb ik daar spontaan ja op gezegd. Ik heb aangenomen dat de vraag kwam vanuit onze jarenlange samenwerking in de ouderenzorg. Of zou het toch zijn omdat ik ook ouder begin te worden. Laten we het maar op het eerste houden. Bovendien wordt het zo ook nog een wat interkerkelijk gebeuren.
Maar integendeel dat deed ze niet. Ondanks de pijn en zorgen vertelde ze vooral heel natuurlijk over haar geloof en wat God voor haar betekende. Dat ze kracht putte uit haar geloof. Ze genoot ondanks alles van kleine dingen. Ik vond dat zo bijzonder dat ik mede door haar God opnieuw ben gaan zoeken en heb gevonden.Een andere alleenstaande oudere die ik nooit zal vergeten was een mevrouw met een ernstige vorm van multiple sclerose in Ter Valcke. Ik kwam daar jaren als vrijwilliger op bezoek en nog. Het huis waar ik later een periode directeur mocht zijn. Ze kon echt niets meer. In haar handen deed de verzorging rolletjes omdat anders haar nagels in haar handen drukten, haar hoofd moest in een steun met een band. In de ogen van de maatschappij afgeschreven, kostte alleen maar geld, vele jaren lang. Toch is deze vrouw van grote invloed geweest op het leven van velen. Ze was heel belangstellend naar anderen, leefde met hen mee.
	

	
Met veel genoegen lees ik in Trouw de tuinartikelen van Nicolien van Doorn. Enerzijds om van te leren, anderzijds vanwege de humoristische toon. Om haar bijdrage over sneeuwklokjes heb ik geschaterd. Er ging een wereld voor mij open!
	
Vries, zondagmorgen de vierde Advent. Ongerepte sneeuw, prikkelende vrieskou en aangename stilte in dit fraaie Drentse dorp. We maken een ommetje rond de Sint-Bonefaciuskerk en genieten van het protestantse kerkje met deels romaans en deels gotisch uiterlijk. Zijn de toren en het schip romaans 12e eeuw, het rondgesloten koor is rond 1425 vervangen door het huidige en is hoog en gotisch. Een samentrekking van stijlen in harmonie.
	
Sinds kort woont ze bij ons. Ze heet Hendrikje en is pril, de stem heb ik nog niet gehoord. Haar bestaan heeft ze te denken aan een verrassend bezoek.
	
De verkoopster van de kringloopwinkel had het boek op een opvallende plaats gezet. Op de saai grijze omslag stond in vergulde letters JAN VAN NIJLEN, iets daaronder in mogelijk nog grotere letters GEDICHTEN. En daaronder stond, ook al weer verguld  het ‘logo’ van uitgever Stols te ’s Gravenhage. Ademloos bladerde ik door het vergeelde boek, een bundeling van gedichten van de dichter uit de periode 1904 – 1938.
	
Ik zal mij even voorstellen: ik ben Ina de Ritter, 60 jaar, getrouwd met Dik, moeder van 4 kinderen en oma van 5 kleinkinderen.
Het is nu juni 2010 en Yce mag met pensioen, 9 jaren werken is heel lang en het wordt tijd dat Yce lekker gaat genieten van zijn oude dag en dat mag hij gezellig hier bij ons thuis.
	
De advertentie is zorgvuldig langs de zwarte randjes uitgeknipt. En weer lees ik de berichtgeving van zijn overlijden als was het niet in 1997, maar afgelopen dagen gebeurd. Zo sterk kan een geliefd mens doorademen bij allen die op hem gesteld waren.
	
Dromen kunnen van heerlijk tot angstig zijn, soms ook zijn ze wonderlijk of warrig. Mijn droom hoort tot de laatste soort.
	
Als invulling voor mijn dagje Emmen hebben lieve familieleden een uitstapje naar het nabij gelegen klooster in Ter Apel bedacht en achteraf kan ik zeggen: ik heb mezelf veel moois onthouden. Want mooi is het zeker en ook een beetje heilig.
	
Drie vrouwfiguren van hout, in onbestemde kleuren, staan in ware grootte op lage sokkels voor het Musée St.-Germain in Auxerre. De gezichten zijn langgerekt, evenals de neuzen; de monden daarentegen zijn smal en de kinnen wonderlijk rond ondanks het stugge materiaal waaruit ze geschapen zijn. Eigenlijk zijn ze alledrie mooi, maar de meest linkse oefent een onverklaarbare aantrekkingskracht op me uit. Ik draai om haar heen en maak nog eens een rondje. Het lange haar ligt in vloeiende lijn op haar rug, de rok reikt tot haar enkels en laat nog net de kleine voeten vrij. Ze steekt wat terughoudend de hand op halverwege haar borst. Spannend is het profiel in devote raadselachtigheid. Ik noem haar Anna, omdat een bijbelse naam haar wel toekomt.
	
‘Ben je morgenavond thuis?’ De stem wachtte en op mijn bevestigend antwoord vervolgde de spreker: ‘Ik heb die dag bezigheden in de St. Willibrordsabdij (Slangenburg) en wil na afloop  jou opzoeken’ Zo geschiedde. Een hartelijk weerzien, bijpraten bij een glas wijn en omdat mijn gast in België woont stelde hij een tweede warme maaltijd zeer op prijs. Aangezien hij tijdig moest vertrekken rende ik voor een snelle maaltijd naar de afhaalchinees op loopafstand. Toen ik terug kwam had hij zich genoeglijk geïnstalleerd op de bank met Willem aan zijn zijde en dat is bijzonder, want Willem is schuw. Een boek over kloosterzusters lag losjes in zijn handen. In volle harmonie zaten wij aan de haastig gedekte tafel, boven de plastic schaaltjes filosofeerden er duchtig op los. Ondertussen keek mijn kloostervriend peinzend naar buiten en merkte op dat de luchten in het noorden zoveel helderder waren dan in het zuiden. Het begon te donkeren, ik stak een kaars aan. ‘Wat zou broeder Frans Huiting hier dolgraag bij willen zitten.’ Met zijn opmerking kon ik het alleen maar eens zijn.
	
Onlangs was ik een dagje in Alteveer, een rustig dorp dat behaaglijk tegen Hoogeveen aanleunt. En mooi dat het er was! Mijn vroegere collega woont daar met haar gezin op drieduizend vierkante meter grond en ziet uit over weilanden met roodbont vee, boerderijen en verre bosranden. De steeds weer veranderende luchten maken daar de schoonheid compleet. Er waren zeven zitplekken gecreëerd rond de woning, zo schoven we van de ene plek naar de andere terwijl we het gesprek gewoon voortzetten. Kira, de Mechelse herder, stoof om ons heen met een stuk hout in de bek. Later op de dag liepen we in snelle pas langs de woonplekken van de verschillende familieleden van mijn gastvrouw en toen rees in mij opnieuw het verlangen naar een grote familie op loopafstand. Hoewel… Een goede vriendin waarschuwt me regelmatig voor dit heimelijk verlangen. Ze is nummer vijf in de rij van vijftien spruiten. In haar herinnering was het jezelf redden en vooral niet zeuren. Ze sliepen op een zoldertje, ook al in de rij, wassen, kleden en ontbijten gebeurde in de chaos. Met een aantal broers en zusters is het huidige contact van redelijk tot goed, het merendeel van de vroegere huisgenoten ziet ze echter zelden of nooit. En mocht ik toch nog twijfelen over de vreugde van talrijke en nabije familieleden, mijn broer geeft mijn spinsels feilloos de genadeslag. ‘Familie en vis’, zo roept hij, ‘houdt men drie dagen fris.’ Maar dat verhindert hem niet om regelmatig vanuit Florida een uur met mij te bellen en ieder jaar de oversteek naar ons te doen.
	
De nacht was tobberig en doorwaakt, een opkomende hoofdpijn lag op de loer. Om dat voor te wezen stond ik vroeg op. Zitten op de bank met een kop warme thee in de nog duistere kamer en luisteren naar de eerste geluiden van een beginnende dag. Voor het huis van de buren stopte een auto, het licht van de grote koplampen leek uiteen te vallen in alle richtingen. Een helle bundel tekende op het plafond het voorraam van ons huis af in diagonalen en in rechten. Daartussen ontdekte ik het nep glas-in-lood in fijne lijntjes. Het geluid van de draaiende motor buiten stond haaks op het roerloze lichtspel boven me. Snelle voetstappen repten zich voorbij, stemmen, een portier werd dichtgeslagen, langzaam zette de auto zich in beweging. Sprakeloos keek ik naar de muur tegenover me. Was het plafond al het aanzien waard, voor mijn ogen voltrok zich nu een toverachtig spel op de lichte muur van schoonmetselwerk. De planten uit de vensterbank zagen er grotesk uit als was ik Kleinduimpje, staand aan de rand van een sprookjesbos. Het traag voorbij glijdende licht deed de planten in zelfde traagheid voorbij trekken op de muur. Alles werd gevat in de nu herkenbare lijnen van de raamkozijnen, die zich ook langzaam leken te verplaatsen. Wonderlijk was dat de ingelijste engel binnen buiten het bewegingsspel bleef en in het heldere stille licht me bemoedigend aan zag. De wit gevederde vleugels lieten zijn gezicht nu ternauwernood vrij. De auto reed weg, de betovering was verbroken, de kamer hulde zich weer in stilzwijgend donker. Toen pas drong tot me de door dat de mooiste momenten binnenshuis voor de bewoners ongezien blijven. Ik nam nog wat thee en vroeg me af waarom ik nooit eerder op de meest vroege momenten deze plek had opgezocht om naar de eerste geluiden te luisteren of een onverwacht lichtspel op plafond en muur in verwondering voorbij te zien glijden. In dit ogenschijnlijk gewone de schoonheid proeven en daarin worden opgenomen. Om daarna de voorbije betovering op te slaan op het netvlies van de ziel en te koesteren. In de schemer schonk ik het laatste restje thee uit de pot, knikte naar de engel en vroeg zacht: ‘Zag jij ook wat ik zag?’ Een voorbije lichtflits leek hem doen te bewegen in zacht beamen…
	
	
Gisteren ruimde ik de steeds hoger wordende papierstapel naast mijn computer op. Vluchtig bekeek ik het materiaal om het vervolgens in de prullenmand te deponeren. Tot ik opeens een vel papier in handen had waarop in grote letters een fragment uit de bundel Engelbewaarder stond. Hoe kwam dit hier terecht, had ik het misschien naar iemand in verdriet willen sturen? Aandachtig las ik de woorden:
	
Er staat een tafel tegen de brede vensterbank, het kleed er op is gebloemd. Op de tafel ligt het Nieuwe Testament in de Willibrordvertaling en een oud nummer van het Benedictijns Tijdschrift. Verder is er een boek met informatie over kasteel ‘Slangenburg’; het dagrooster van het kasteel en de gebedstijden van de nabij gelegen Willibrordsabdij staan harmonieus op één bladzijde. Dan is er nog een handige tafellamp, zodat ogen niet hebben te lijden. Het glossyblad voor winkelend Gelderland leg ik na een vluchtige blik haastig terzijde. De spaarzaam geklede dames met groen omrande ogen zijn met fonkelende bijouterieën behangen en lijken van een andere planeet.
	
	
Ze schoof naar binnen met in de ene hand een bos rozen en in de andere een stapel boeken. Het waren de gebundelde columns van wijlen A.J. Klei. In kostelijke stukjes liet hij destijds zijn blik onbekommerd ronddwalen, deed de lezers van ‘Trouw’ verslag van de gewone dingen verpakt in milde humor. Jarenlang; over trouw gesproken…
	
We zaten in de tuin van kasteel ‘Slangenburg’, Caroline en ik. Het was ongewoon warm voor de tijd van het jaar, maar in de schaduw van de dikke boom was het goed toeven. De andere gasten waren verdwenen, op de tafel stond een blad met gebruikte theespullen.