Kerken kijken – Wemeldinge

Als sluitstuk van de restauratie van de Hervormde kerk in Wemeldinge (1987-1989) is een schitterend boekwerk verschenen van de hand van de heer G.J. Lepoeter, die reeds meerdere boeken en artikelen over kerken uit de regio en ook bijvoorbeeld over de Wilheminapolder op zijn naam heeft staan. De titel is “Kerk in perspectief, verleden en heden van de Sint Maartenskerk te Wemeldinge, Kapelle/Wemeldinge”.

Hervormde kerk in WemeldingeAls sluitstuk van de restauratie van de Hervormde kerk in Wemeldinge (1987-1989) is een schitterend boekwerk verschenen van de hand van de heer G.J. Lepoeter, die reeds meerdere boeken en artikelen over kerken uit de regio en ook bijvoorbeeld over de Wilheminapolder op zijn naam heeft staan. De titel is “Kerk in perspectief, verleden en heden van de Sint Maartenskerk te Wemeldinge, Kapelle/Wemeldinge”.

Enkele markante zaken over de prachtig gerestaureerde kerk wil ik u doorgeven. Velen van u kennen de kerk met zijn fiere spits, te midden van overvloedig groen omhoog rijzend. Komend van Kattendijke over de Scheldedijk of van Kapelle kun je in de verte het silhouet van de kerk al ontwaren. Merkwaardig, dat de kerk zo in de ruimte ligt, te midden der boomgaarden, apart van het dorp. Meestal staat immers bij onze dorpen de kerk in het midden! Blijkbaar heeft hier in Wemeldinge in het verre verleden een verschuiving zich voorgedaan: het dorp heeft zich verplaatst naar een nieuw opgeworpen dijk en later naar het kanaal door Zuid-Beveland, waar natuurlijk de meeste werkgelegenheid was.

De kerk ligt op een hoogte, een zogenaamde burchtheuvel of vliedberg. Er liggen nog twee vliedbergen dichtbij, wat wel vaker in Zeeland voorkomt. Waarschijnlijk hebben deze drie heuvels tezamen een verdedigingssysteem gevormd: burcht met twee voor-burchten, waardoor de burcht beter te verdedigen was, zo’n 100 à 150 meter van elkaar (precies de reikwijdte van pijl en boog!).

Er moet al heel vroeg een kerkje gelegen hebben, misschien al in de negende eeuw, want Wemeldinge is één van de vroegst bewoonde plaatsen van Zeeland. Later is dit kerkje, natuurlijk nog van hout, vergroot en nog veel later van steen herbouwd. Dat gebeurde niet in één keer (daar hadden ze ook het geld niet voor!), maar in gedeelten. Eerst kwam de toren klaar, ongeveer in 1350. Toen hebben ze het schip van de kerk gebouwd, tegen de toren aan, ca. 1400, en als laatste het koor daar weer tegen aan (ca. 1425-1450). Nog veel later is de kerk uitgebreid met een zuidbeuk (ca. 1525-1550).

Gerard LepoeterDe schrijver vermeldt allerlei wetenswaardigheden uit de notulen en jaarrekeningen van de kerk in het verleden. Zo lees ik: ”Men had er kennelijk ook veel moeite mee om de kerk goed afgesloten te houden. Het leek wel iets op: ”Zelfs vindt de mus een huis, o Heer, de zwaluw legt haar jongskens neer, in ’t kunstig nest bij Uw altaren.” Men verlustigde zich niet zo in het nestelen van vogels binnen de kerk als de oude psalmdichter deed en dat is begrijpelijk. Vooral de uilen zorgden voor veel overlast. De koster kreeg opdracht ze te vangen. Voor elke uil, in de kerk gevangen, werd 8 groten (20 cent) betaald!”.

Er hangen twee klokken in de toren, een grote en een kleine, die beide na de oorlog zijn vernieuwd. De oude klokken waren door de Duitsers geroofd en waarschijnlijk omgesmolten tot hulzen van granaten of iets dergelijks. Tot voor de Eerste wereldoorlog luidde men elke dag: ‘s-morgens om 8 uur, ‘s-middags om 12 uur en ‘s-zomers ook nog om 7 uur ‘s-avonds. De grote klok draagt het opschrift (net als de oude klok):

Ik roep ter Kerk
Regel het werk
Waarschuw in nood
Verkond den dood
Ik spreek ook mee
Bij feest en vree

Op de nieuwe klok zijn er nog vier regels aan toegevoegd:

Dit opschrift droeg
Die voor mij sloeg
’s Vijands geweld
Heeft haar geveld

Hervormde kerk in WemeldingeIn 1898 is de kerk al eens grondig onderhanden genomen, maar een eeuw later was het weer hard nodig. Gelukkig kwamen de benodigde subsidies van de Overheid los, zodat in 1987 – na lang wachten en hopen – met voortvarendheid de restauratie kon worden aangevat. Hele stukken muur en ook steunberen moesten worden vernieuwd. Dit geldt ook voor de kappen den daken, het loodwerk, de windvaan, het leiwerk en wat niet allemaal!

Het interieur heeft ook verandering ondergaan, na het herstel van muren en vloeren. De ingang is verlegd. De beroemde grafstenen zijn her-gerangschikt. Men heeft oude vloertegels onder de bestaande vloer ontdekt en opnieuw gebruikt, ook zijn er nieuwe stoelen gekomen: knopstoelen met rieten zitvlak. Het schilderwerk is goed ter hand genomen, zodat de authentieke kleuren weer zichtbaar zijn geworden. Al met al een feestelijk en rijk gezicht!

De volgende keer wil ik nog iets vanuit dit boeiende boek over de kerk van Wemeldinge vertellen. Ik denk aan de grafstenen, de geloofs-symbolen die overal in de kerk nog zichtbaar zijn, de geschiedenis van de Hervorming in onze omgeving en dus ook in Wemeldinge, de ambachtsheren en -vrouwen en natuurlijk de beroemde orgelkwestie!

Hervormde kerk in WemeldingeVroeger werd in de kerk begraven, tenminste als je dat betalen kon. In Wemeldinge was dat ook het geval. Daarvan getuigen nog 24 deels fraaie grafzerken, die men om ze tegen verdere slijtage te behouden aan de wanden van het koor heeft opgesteld.
We lezen, dat in 1773 door de ambachtsvrouwe Maria Coomans een resolutie werd uitgevaardigd, waarin het grafrecht voor de begraving van een persoon boven 12 jaar op 2 pond werd gebracht-oftewel 12 florijnen (oude guldens). Beneden de 12 jaar was het de helft. Dat lijken kleine bedragen, immers tegenwoordig kost een begrafenis/crematie duizenden guldens (zeg maar tussen de vier en tienduizend gulden!). Maar in die tijd was het weekloon van een arbeider misschien een paar kwartjes, als die al wat verdiende…

En dan kom je toch ook tot een bedrag van zo’n 12 à 15 duizend gulden en dat alleen nog maar voor het grafrecht in de kerk. Daar komen de kosten van de begrafenis zelf en de maaltijd daarna voor alle gasten nog bij. Een gewone man kon dat in zijn leven nooit bij elkaar sparen. Het waren dan ook de voornaamsten en welgestelden uit de dorpsgemeenschap, wier namen op de stenen staan gegrift, vooral ambachtsheren en -vrouwen. Oorspronkelijk was de ambachtsheer een edelman van de Graaf van Holland en Zeeland, die het ambacht in leen kreeg en er als leenheer de heerschappij uitoefende (belasting innen, de rechtspraak enz.).

Later hebben kinderen de ambachtsheerlijke rechten geërfd en onder elkaar verdeeld. En zo is er een groep mensen gekomen, die in het dorp wat te vertellen hadden. Nog later kon je zo’n oud recht kopen. Rijke kooplui (bijvoorbeeld uit Goes) werden zo ambachtsheer in Wemeldinge. Zo’n ambachtsheer of -vrouwe had ook het toezicht op de kerkelijke Gemeente en het kerkgebouw. Jaarlijks was de ambachtsheer of -vrouwe aanwezig bij het zogenaamde afhoren van de jaarrekeningen van de kerkvoogdij, de armen en de parochie. Je had toen nog kerkmeesters, armmeesters en parochiemeesters, die de stoffelijke zaken binnen het ambachtelijk gebied bestuurden. Die functies werden door de gegoede families uit de burgerij en de koopmansstand bekleed. Deze lieden zien we terug op de grafstenen: ambachtsheren en -vrouwen, rentmeesters, schout en schepenen, landmeters, pastoors enzovoort.

Na de Franse revolutie kwam er veel weerstand tegen het begraven in de kerk (het voorrecht van de rijken ! en ook uit hygiënische overwegingen !). Geen klassenstelsel meer! Trouwens voor de dood is iedereen gelijk… Koning Willem I – net teruggekeerd van zijn verbanning in Engeland (toen de Fransen bij ons de baas waren) – verbood in 1813 het begraven in de kerken. Er werd maar moeizaam gevolg aan gegeven. In 1869 kwam er een absoluut verbod. Geen uitzonderingen meer !

De laatste die in de kerk van Wemeldinge begraven werd was een dominee: Jan Kamerman, die 24 jaar de Gemeente aldaar geleid had (van 1828 tot 1852).

Zandloper aan preekstoel van de Hervormde kerk in WemeldingeDe oude christelijke kerken bevatten veel symbolische voorstellingen. Ook op de grafzerken kom je ze tegen. Zoals het Lam God ‘met de kruisvaen hoog in top’. Op de meeste zerken zijn aan de vier hoeken de symbolen van de 4 Evangelisten aangebracht: de arend voor Johannes, de gevleugelde mens voor Mattheüs, de gevleugelde leeuw voor Markus en de gevleugelde os voor Lukas. Er zijn verschillende verklaringen voor die symbolen. Zo laten zij gezamenlijk het hele gebeuren van Jezus als de Zoon van God zien: zijn geboorte en menswording (Mattheüs), zijn offerdood (de os van Lukas als offerdier), zijn opstanding (de overwinnende leeuw van Markus) en zijn hemelvaart (de adelaar van Johannes).

Een symbool wat we allemaal vaak gezien hebben is het haantje op de toren. Het is bij de laatste restauratie weer mooi verguld en stevig vastgezet. In een oudkerkelijk lied horen we de betekenis ervan:

De haan, de bode van de dag,
vertelt het naderende licht,
ons roept de Wekker van den geest,
de Heer, tot nieuwen levensweg.
”Staat op, staat op!” zo roept de Heer …
en waakt: dra zal Ik bij u zijn!”.

(een lied van Aurelius Prudentius Clemens uit de vierde eeuw, Gezang 275 van de Oude Bundel)

In het Liedboek der Kerken vinden we hetzelfde lied: Gezang 371

De haan kraait dat de dag begint,
het Licht het duister overwint.
Christus spreekt in het hart ons aan
om tot het leven op te staan.

Sta op uit slaap en nacht, roept Hij,
bedwelmend is hun heerschappij.
Treed kuis en zuiver aan het licht,
en waak: Ik nader ten gericht.

Hervormde kerk in WemeldingeMaar de haan herinnert ons ook aan de verloochening van Petrus!
Dus aan onze zonde. Hij zegt als het ware: ”pas op, kijk uit…”. We moeten dat haantje maar altijd in de gaten houden!

De pas gerestaureerde kerk heeft een rijk verleden. Zij is waarschijnlijk de moederkerk van oostelijk Zuid-Beveland, dus ouder en belangrijker dan de ‘veel hoger van de toren blazende’ zusterkerken in Kapelle en Kloetinge! We lezen in het boek op bladzijde 15:

In een vroeg stadium van parochiestichtingen in deze streken moet van de Westmonster in Middelburg een aantal dochterkerken zijn afgescheiden, vermoedelijk vier, namelijk een kerk in het oosten van Zuid-Beveland, bijna zeker die van Wemeldinge, de kerk van Monster op Borssele, de Noordmonster te Middelburg en de kerk van West-Souburg. Kerken van het kapittel van Oudmunster in Zeeland worden voor het eerst – als reeds bestaande parochies – in 1233 met name genoemd.

Was de kerk de eerste eeuwen van haar bestaan een belangrijke Rooms-Katholieke parochiekerk, na de Hervorming werd dit anders, zoals bijna overal in het Zeeuwse. De Hervorming kwam vrij laat op gang in onze regio. In Goes werd nog in 1563 een brandstapel opgericht en de doopsgezinde (dus ketterse!) Jan Janszoon Grendel daarop levend verbrand. Het waren me toen de tijden wel!

GHervormde kerk in Wemeldingeoes was een bolwerk van de (Rooms Katholieke) Spanjaarden en is als laatste van de Zeeuwse steden tot de (Protenstantse) Prins van Oranje overgegaan (bij de ‘satisfactie van Goes’ in 1577). Het jaar daarop kwam het volk, aangestoken door de ‘nieuwe leer’, in beweging en het plunderde de Maria Magdalenakerk. Op 8 oktober 1578 kon in die kerk de eerste protestantse preek worden gehouden. Het ging toen snel met de Hervorming op ons eiland. Al op 1 december van hetzelfde jaar deden in de omliggende dorpen zeven predikanten hun intrede, in Kapelle, Baarland, Heinkenszand, Nisse, Hoedekenskerke, Kruiningen en Wemeldinge.

Het is zeker niet van de ene dag op de andere gegaan, dat kan ook niet. Hervorming van het geloofsdenken is een proces, dat jaren, ja zelfs generaties duurt. Er waren nog maar weinig echte Calvinisten. Ook waren er niet zoveel echte Rooms-Katholieken meer. De meesten kerken de kat uit de boom, zoals dat gaat. Ook de ambachtsheren en de vooraanstaanden op het eiland waren niet zo direct voor verandering. Dat ligt ook niet in de Zeeuwse aard denk ik. Het werd meer van bovenaf opgelegd  door allerlei beperkende maatregelen tegen de rooms-katholieken en de belangrijke verplichting alle onderwijs te geven in overeenstemming met de ‘gereformeerde’ opvattingen (hervormd heette toen ‘gereformeerd’). In Wemeldinge schijnt echter al spoedig een behoorlijke Gemeente te zijn ontstaan. We lezen immers bij de tweede predikant van Wemeldinge, Pieter van Orliens (1580-1606), in de predikantenlijst: ”al waar hij zijnen dienst aanvaardde: onder denzelven had hij het bijzondere geluk zijne gemeente grootendeels den Hervormden dienst te zien aankleven en ook een aantal van Kattendijke daarmede te verenigen”.

En wie niet goed meedeed werd onder tucht gesteld! Vooral het kermisvermaak was de kerkelijke overheid nogal eens een doorn in het oog. Van oorsprong hadden ze iets met elkaar te maken, kerk en kermis. Kermis is immers afgeleid van kerkmis, en dat slaat op de kerkmis die jaarlijks ter gelegenheid van de kerkinwijding werd opgedragen. Daar kwam toen een jaarmarkt bij, een goede gelegenheid voor de kooplui, wat van heinde en ver ging men op die dag naar de kerk. Het ontaardde nogal eens in brasserijen en geweldpleging. Telkens lezen we in verslagen van de Kerkeraad uit de eerste tijd na de Hervorming de vermaning ”dat de gemeynte Jesu Christi in deze plaetse geen gemeynschap en souden hebben aende kermisse, dat afgodische werck der duysternisse …” (1648). Wie er toch aan meedoet wordt van het Heilig Avondmaal buitengesloten. Maar ook toen gold: de geest is wel gewillig, doch het vlees zwak!

Orgel van de Hervormde kerk in WemeldingeTenslotte moet ik nog de beroemde orgelkwestie ter sprake brengen. In 1787 komt in het testament van de Maria Coomans, de ambachtsvrouwe van Wemelding, die (net als haar voorgeslacht) heel veel voor Wemeldinge en de kerk heeft gedaan, de merkwaardige bepaling te staan ”dat … geen orgel ten dienste van het gesang in voornoemde kerk, voor rekening derselve kerk gemaakt, nog opgerigt worde”. Er werd de kerk een zeer groot legaat geschonken: 700 ponden grooten vlaams (oftewel 4200 gulden, dat zou in onze tijd zoiets als vijf miljoen zijn!). Werd er toch een orgel in de kerk geplaatst, dan kwam het legaat te vervallen. In het begin van deze eeuw werd er toch wel grote behoefte gevoeld aan een orgel. Iedere kerk had het…, alleen Wemeldinge niet! Er werd een orgelcomité opgericht. Maar de vraag was nog steeds: hoe komen we van die bepaling af? Een lastige kwestie! U begrijpt het: de gemoederen liepen soms hoog op, er waren voor- en tegenstanders. Ja, dat orgel wilde iedereen wel, maar om tegen het testament in te gaan, dat vond menigeen onbehoorlijk. Pas in de jaren vijftig komt er schot in deze precaire aangelegenheid. Ds. van Ieperen – de toenmalige predikant – riep de hulp in van de Synode en deze won bij de Overheid rechtskundig advies in. Er kwam het advies een aparte Stichting voor het orgel in het leven te roepen, die het orgel ook zou betalen. Dan zouden er verder geen juridische problemen meer zijn met het legaat en het orgelverbod. En zo is het orgel er na 200 jaar toch gekomen!

Het kwam van Kruiningen. Daar was het orgel in de Hervormde kerk door waterschade (watersnoodramp 1953) afgekeurd en het werd in 1957 verkocht voor een luttel bedrag. Wemeldinge zag daar wel wat in, want het was een Van Dam-orgel uit Leeuwarden, een destijds (vorige eeuw) zeer bekende orgelbouwer. Het orgel werd gerestaureerd en in 1958 geplaatst. Maar het kon nog beter. In 1983 lukte het ’t orgel op de lijst van monumentale orgels geplaatst te krijgen.

Dat betekende, dat er nu ook Rijkssubsidie verkregen kon worden voor een kundige en uitvoerige restauratie. Daar is men nu mee bezig. De befaamde orgelbouwers Flentrop uit Utrecht brengen het orgel weer in de oorspronkelijke staat (uit 1899) terug (kosten 4 ton). Misschien dat het werk volgend jaar klaar is. Dat zal een feest worden, wanneer het mooie orgel zijn eerste “authentieke” geluid zal laten  horen in Wemeldinge’s schone gerestaureerde kerk!

Kerken kijken – Wilhelminadorp

Op 13 november 1825 hield de predikant van Kattendijke een kerkdienst in het zojuist gereed gekomen schoollokaal van het Wilhelminadorp.”Dit is de eerste openlijke godsdienstoefening geweest, die sedert omtrent 300 jaar op dien grond heeft plaats gehad; want in november van het jaar 1530 is dat gedeelte van de polder, waarin het kerkdorp Hongersdijk gelegen was, vergaan en is overstroomd gebleven tot in onze dagen.”

Kerk WilhelminadorpIn Zeeland staat één van de oudste Waterstaatskerkjes van Nederland, midden in de Wilhelminapolder op Zuid-Beveland boven Goes. Dan zijn we dus beland in Wilhelminadorp, een klein dorp, waar ik van 1978 tot 1990 predikant geweest ben. Toen NCRV’s kerkepad in 1986 langs “ons” dorp kwam, heb ik een boekje gemaakt over onze kerk. De inhoud van dit boekje geef ik hieronder weer, zodat menige lezer van deze mooie kerk kennis kan nemen (dat hoop ik ten minste!)

De Wilhelminapolder

Kort geleden, in 1984, heeft de Wilhelminapolder op bescheiden wijze zijn 175-jarig bestaan gevierd. Honderdvijfenzeventig jaar is immers nog niet zo erg oud, zeker als je dit vergelijkt met de soms duizend jaar en meer van de omliggende plaatsen Goes, Kapelle, Kloetinge,’s-Heer Hendrikskinderen en ook nog Wolphaartsdijk. Op zo’n oude historie kan Wilhelminadorp niet bogen! Maar toch… honderdvijfenzeventig jaren, dat is ook niet niks! In zo’n tijd kan er heel wat gebeuren, en daar willen wij even bij stilstaan.

Veel van het oude Wilhelminadorp is er niet meer over. Ja, de kerk staat er nog wel, en wel naar goed Zeeuws gebruik: in het midden, zoals het behoort! En ook de soms nog in originele staat verkerende huisjes aan de Westhavendijk laten ons zien, hoe het er vroeger uitgezien moet hebben. Zo ook de schilderachtige groene ‘Zaanse huisjes’ in de bocht van het kanaal, of zoals wij in de Polder zeggen: in de ‘kouwe hoek’, die indertijd nog net van de slopershamer gered konden worden (tegen de somma van fl. 3000,- alle acht! Helaas de molen en de karakteristieke huisjes daarnaast zijn reeds lang geleden een droevig lot beschoren, zodat daar aan de Oosthavendijk tussen het graanpakhuis en de oude pastorie grote gaten zijn gevallen. Maar, laten we dankbaar zijn voor wat er nog wel staat! Ik noemde al de pastorie (uit 1840!) en niet vergeten:het kanaal. (in 1988 is de brug vernieuwd). Van jongere datum, maar toch ook reeds lang het beeld van Wilhelminadorp bepalend, is de directeurswoning annex kantoor van de Koninklijke Maatschap van Eigenaren der Wilhelmina en Oost-Beveland Polder, ter noorderzijde van de brug. Maar op de ‘Kerkstraat’, die na de annexatie van Goes ‘Brugstraat’ moest gaan heten (omdat er in Goes reeds een ‘Kerkstraat’ was!), zijn alle oude huisjes -met de boompjes- verdwenen. Oude ansichten laten ons nog zien, hoe rustiek het daar vroeger moet zijn geweest! Alleen het witte kerkje tussen de hoge ceders legt nog een verbinding met het verleden. Gelukkig maar, dat kerken, zeker in het Zeeuwse, nog niet zo snel worden afgebroken! Het kerkgebouw heeft juist de laatste jaren een flinke opknapbeurt gehad, helemaal verzorgd door Gemeenteleden in hun vrije tijd. Zij ligt er nu weer ‘keurig’ bij, en de blijde klank van de kerkklok doet evenmin vermoeden, dat het gebouw al de last van 145 jaar in zich meedraagt!

Voor het ontstaan van Wilhelminadorp midden in de polder moeten we teruggaan naar het jaar 1809, toen enkele Rotterdamse kooplieden een veilige belegging van hun letterlijk geblokkeerde (door de Engelse blokkade van de zeehavens lag de handel finaal stil!) kapitaal vonden in de aankoop van een schorrengebied ten noorden van de stad Goes, dat gemakkelijk in te dijken zou zijn en dan als landbouwgebied het veelvoud van de investering zou kunnen opbrengen. Althans zo vermeldt Dr. J.M.G. van der Poel het in het gedenkboek ‘De Wilhelminapolder 1809-19591’. G.J. Lepoeter waagt in zijn artikel ‘Bij het 175 jarig bestaan van de Wilhelminapolder’, verschenen in het Zeeuws Tijdschrift (nr.5~1984), de veronderstelling dat bij de koop door de Rotterdamse kooplieden ook wel eens belastingtechnische redenen een rol konden hebben gespeeld. Van hem horen we ook, dat het gezamenlijk opereren van deze Rotterdammers niet zo verwonderlijk was, omdat deze families reeds lang tevoren kontakten hadden in het gebied rond Goes waar zij op de schorren hun jachtgebied vonden (en daartoe wellicht het nog bestaande jachtgezelschap ‘het Klopje’ vormden!).

Meer afbeeldingen
Afbeeldingen uit het boekje…

Aan de koop was de voorwaarde verbonden, dat de gronden direct moesten worden ingedijkt, en dat er een nieuwe (aanloop)haven voor de verbinding van Goes met de Oosterschelde moest worden gegraven en tevens een deugdelijke sluis moest worden gebouwd. De Gemeente Goes zou aan die activiteiten honderdduizend gulden bijdragen, want het was de ‘middenstand’ van Goes wel wat waard, wanneer de bijna dichtgeslibde haven weer goed zou functioneren voor de onmisbare handel. Op de oude kaart kan men nog zien, hoe voor de kust van de stad Goes een wat verbrokkelde situatie was ontstaan: daar lagen de eilanden Wolphaartsdijk en Oost-Beveland (reeds ingedijkt), met er tussen in de schorren van Goenje, Hongersdijk en de Mosselbank, omsloten door de Zandkreek, de Oosterschelde, de Puie oftewel de Schenge en het Goesche Diep, met aan de andere kant het Wolphaartsdijkse Gat. Het gebied, dat voor inpoldering in aanmerking kwam, was totaal 3300 gemeten groot (een gemet telt 4258 m2). Men schatte de bedijkingkosten in eerste instantie op zo’n fl. 400.000,- De aankoopsom beliep zes ton, zodat in totaal ongeveer een miljoen gulden op tafel moest komen! Om die som bij elkaar te brengen werden ‘aandelen’ uitgegeven in porties van fl. 25.000,- Er bleek direct al veel belangstelling voor te zijn! Zo ontstond de Koninklijke Maatschap tussen eigenaren van gronden in de Lodewijk-(later: Wilhelmina)polder en de Oost-Beveland polder.

De dijken werden al zeer snel na de koop aanbesteed: op 1 mei 1809 in logement ‘De gouden Leeuw’ te Goes. Het leek er op, dat het werk nog voor het invallen van de winter gedaan zou zijn. Meer dan 1500 man, veelal mensen van buiten de provincie en zelfs buitenlandse gastarbeiders, vonden er werk. Soldaten moesten worden ingezet om die massa in toom te houden! Tegen het najaar echter kwam de tegenslag: hoge watervloeden, die de verse dijken en de aanleg van de sluis bedreigden. Daarenboven de invasie van de Engelsen op Walcheren, waardoor veel krijgsvolk en oorlogstuig over de pas aangelegde dijken ging, met als gevolg: grote schade aan de dijken en veel oponthoud om alles weer te herstellen. Vooral de sluis heeft veel narigheid en geld gekost. Voortdurend kwamen er verzakkingen voor en dijkvallen, zodat het nog jaren heeft geduurd, eer de eerste schepen daar doorheen naar Goes konden varen! Dat alles tot grote ergernis van de Goese magistraten uiteraard nog het meest van de handelaren en de aandeelhouders van de Polder, die met fl. 25.000,- per portie lang niet zijn toegekomen!

De nieuwe polder werd aanvankelijk vernoemd naar de Franse heerser in ons land: koning Lodewijk Napoleon. Men dacht daardoor bepaalde voorrechten te verkrijgen! Maar toen de Fransen waren verslagen en Willem I triomfantelijk zijn intocht hield, zaten de eigenaren met die naam natuurlijk niet meer goed. Ze hebben toen ras de bakens verzet en de polder aan het Oranjehuis verbonden: in maart 1815 werd bij koninklijk besluit de naam gewijzigd in “Wilhelminapolder” (genoemd naar koningin Wilhelmina Frederica Louise, de echtgenote van Willem I).

Was het eerst de bedoeling geweest de nieuwe grond na inpoldering met liefst veel winst te verkopen, toen het zover was bleken er geen kopers voor te vinden te zijn vanwege de verslechterde economische situatie. Bovendien begon de polder zijn eerste opbrengsten te geven en die vielen bepaald niet tegen! Men besloot toen maar zelf te polder te gaan exploiteren. Zo komt het, dat de ‘Maatschap’ nog steeds eigenares is van praktisch alle grond in en rondom Wilhelminadorp. Alleen de laatste jaren wordt er wat grond voor particuliere woningbouw vrijgegeven.

De polder wordt nu zeer modern bewerkt met grote maai- en dors- en andere landbouwmachines. Als het oogsttijd is, is het een lust voor het oog soms drie van die geweldenaars naast elkaar door de akker te zien trekken! Maar vroeger moest het ook een mooi gezicht zijn geweest, toen op elk van de zes boerderijen zo’n vijftig man werkten met 30 à 40 stoere Zeeuwse werkpaarden. Wat dat aangaat is er veel veranderd in de Wilhelminapolder! Schapencultuur, boomgaarden, weilanden met koeien, schuren met meekrap en nog zovele andere zaken, die vroeger belangrijk waren, zult u er vandaag vergeefs nog zoeken. Dat alles is niet meer. Wat nog wel bestaat, dat zijn de boerderijen met hun historische namen, die verspreid over het polder-gebied liggen als bakens in zee: Goenje, Hongersdijk, Waterloo, Mosselbank en Rotterdam. De zesde hoeve in de Oost-Beveland-polder is rond 1960 afgebroken.

Bij de watersnoodramp van 1953 bereikte de stormvloed op 1 februari ‘s-morgens om 5 uur de ongekende hoogte van 4.65 m + N.A.P. De dijken leden veel schade, maar gelukkig konden door noodvoorzieningen polder en dorp voor een ramp gespaard blijven.

De Wilhelminapolder is bijna 1700 ha groot. Hiervan is ca 1300 ha akkerland, dat wordt bebouwd met allerlei gewassen, vooral tarwe, aardappels en suikerbieten. De ‘Koninklijke’ is zeker het grootste particuliere landbouwbedrijf van Nederland. Een stuk van 20 ha, vlak bij het dorp liggend, is verpacht aan het Proefstation voor de Fruitteelt, dat reeds ruim 80 jaar in de polder is gevestigd en eigenlijk niet meer uit het beeld van Wilhelminadorp is weg te denken. Vanuit heel Nederland -soms ook van daarbuiten- komen hier de ideeën over kwaliteitsverbetering van ons fruit samen. Nieuwe appel soorten zoals Jonagold en Karmijn vonden hier hun wieg! Het is een prachtig bedrijf, vooral in het voorjaar met zijn rijke tooi van bloeiende boomgaarden.

Fruitbomen, de laatste die nog zijn overgebleven van de vele boomgaarden die de Polder vroeger zelf bezat, sieren ook de opgang naar het kerkhof. De begraafplaats ligt midden in het polderse land, als een symbool van afsterven en verrijzenis: van de graankorrel die in de vore van de akker neerdaalt om daar te sterven en met de Paaszon weer tot nieuw leven te komen. Vooral wanneer de prunushaag bloeit, de afscheiding van de dodenakker, vertoont de laatste stede van zo vele ‘poldersen’ een feestelijk gezicht: voorbode van het nieuwe leven in heel dat weidse polderland, dat nu snel van kleur gaat veranderen: van grauw naar groen, van bruin naar geel … en straks weer terug naar grauw en bruin. Winters en zomers, zij komen en gaan, zó kwam de Polder tot leven en bood zij nieuw leven aan velen in haar bestaan van één en driekwart eeuw!

De kerk in Wilhelminadorp

De kleine Hervormde Gemeente van Wilhelminadorp had niet direct een kerkgebouw, hoewel daar wel spoedig na het ontstaan van de nederzetting in de polder behoefte aan bestond. De eerste directeuren van de Koninklijke Maatschap, vader en zoon G.J. en I.G.J. van den Bosch, hebben zich ook zeer beijverd voor de stichting van school en kerk in het nieuwe dorp. Helemaal in het begin gingen de bewoners van Wilhelminadorp naar Kattendijke ter kerke. Tot een geregelde kerkgang kon het echter niet komen. Daarvoor was de afstand toch te groot en het pad door de open polder -dikwijls onder barre weersomstandigheden- te slecht.

Daarom heeft de predikant van Kattendijke het eens een keer in Wilhelminadorp zelf geprobeerd: Op 13 november 1825 hield hij een kerkdienst in het zojuist gereed gekomen schoollokaal van het dorp.”Dit is de eerste openlijke godsdienstoefening geweest, die sedert omtrent 300 jaar op dien grond heeft plaats gehad; want in november van het jaar 1530 is dat gedeelte van de polder, waarin het kerkdorp Hongersdijk gelegen was, vergaan en is overstroomd gebleven tot in onze dagen.” Zo lezen wij in de annalen (Gedenkboek WP 1809-1959, bladz.77). Er waren in die eerste kerkdienst van 1825 reeds meer dan 250 mensen aanwezig, meer dan vandaag (nu variërend van 50 tot 120!).

Helaas ontbrak toen het geld om een eigen kerk in het dorp te stichten. Dat gebeurde pas in 1841. De pastorie, het ‘hoge huis aan de haven’, was al iets eerder gebouwd. Het huis is nog in oude staat gebleven, doch functioneert niet meer als pastorie.

Kerk en pastorie zijn ontworpen door de Amsterdamse architect I. Warnsinck, indertijd een vooraanstaand bouwkundige, die onder meer een ontwerp voor de koopmansbeurs in Amsterdam bekroond zag! Een persoonlijke relatie met de directeur van de Wilhelminapolder, Iman van den Bosch, was waarschijnlijk de aanleiding tot het verzoek aan Warnsinck, gedaan in 1837, ‘tot vervaardiging van de nodige plannen en verdere stukken tot de opbouw van een nieuwe kerk, voor ongeveer 500 zielen, te Wilhelminadorp, nabij de stad Goes, op het eiland Zuid-Beveland …’ (zoals Warnsinck zelf schrijft in zijn publicatie “De nieuwe kerke te Wilhelminadorp”, verschenen in 1846). Het ontwerp was snel gereed. Toen moest het nog goed gekeurd worden door het Rijk. Tegelijk moest ook toestemming verkregen worden om in Wilhelminadorp een eigen Hervormde Gemeente te stichten. Onder leiding van Iman van den Bosch, die hiervoor persoonlijk naar de koning ging, werd een request van de ingezetenen van Wilhelminadorp ingediend, inhoudende het verzoek tot de stichting van de Gemeente en de bouw van kerk en pastorie, tegelijkertijd ook het verzoek daarvoor de benodigde gelden beschikbaar te stellen. Men bleef lang in spanning, want pas twee jaar later werd op dit request beschikt, en wel: negatief! Gelukkig had van den Bosch, die er al niet gerust op was geweest, toen al de nodige maatregelen getroffen om op een andere manier aan de gelden te komen. Zo lezen we in het kerkelijke Notulenboek van die dagen: “De bevolking van den in 1809 bedijkten Wilhelminapolder, die aanvankelijk slechts gering was, nam door den aanbouw van het Wilhelminadorp aanmerkelijk toe en bedroeg in 1837 ruim 400 zielen. De meeste dezer ingezetenen hadden zich vrijwillig bij de Gemeente Kattendijke gevoegd, doch de bezwaren, die het bezoeken der kerk aldaar opleverde, waren groot en bij de toeneming van het getal der ingezetenen wierd het drukkende daarvan meer en meer gevoeld. Daarenboven moest onverschilligheid en verwildering het gevolg worden van het gemis aan behoorlijke Godsdienstige opleiding … (dan vertelt hij over het verzoek aan het Rijk en de afwijzing daarop) … Door dit besluit schenen alle de vooruitzichten der ingezetenen eensklaps vernietigd, doch vermits de ondergeteekende door zijne menigvuldige demarches bij de Hoge en Provinciale autoriteiten sedert lang het vermoeden had opgevat, dat het toestaan van subsidie uit ’s Rijks kas tot oprichting der gebouwen zeer twijfelachtig was zoo waren door hem in Mei 1838 nadere pogingen aangewend bij de geïnteresseerden van den polder tot verkrijging van de gehele benodigde som. Het behaagde de Voorzienigheid deze pogingen te zegenen. De geïnteresseerden (de aandeelhouders) namen het edelmoedige besluit om desnoods alle kosten der stichting van kerk en pastorie te dragen.” Zo schrijft van den Bosch eigenhandig in de inleiding van het eerste Acta-boek van de nieuw gestichte Hervormde Gemeente op 6 maart 1841.

Voor beide gebouwen was een bedrag van ruim 18.000 gulden beschikbaar. Niet te veel, ook voor de geldstandaard van die dagen! Izaäc Warnsinck had er dan ook moeite mee om voor dat bedrag iets redelijk te ontwerpen. Maar het gelukte. En toen voor de tweede keer een verzoek tot het Rijk werd gericht -maar nu met de mededeling dat de financiën uit vrijwillige bijdragen van particulieren (de Koninklijke Maatschappij werd uit bescheidenheid niet genoemd!) reeds bijeen waren gebracht-, kwam ook snel de officiële goedkeuring. Het ontwerp moest nog worden voorgelegd aan het Departement van Waterstaat, omdat onder dat departement de uitvoering van kunstige bouwwerken ressorteerde. Maar ook die goedkeuring liet niet lang op zich wachten. Dit is niet verwonderlijk, omdat de architect blijkbaar al rekening had gehouden met de smaak en eisen van de ingenieurs van de Waterstaat in die tijd. Het ontwerp draagt dan ook vele kenmerken van de typische, zó genoemde, ‘Waterstaatskerken’. Er is in die tijd (ca 1820 – 1860) een hele reeks van zulke kerken gebouwd. Dat komt, omdat na de Franse bezetting de vrijheid van Godsdienst werd ingevoerd, waardoor met name in de Rooms-katholieke Kerk, maar ook in kleinere Protestantse Kerken, die tot nu toe in verdrukking waren geweest (schuilkerken!) grote behoefte bestond aan het stichten van nieuwe kerkgebouwen, met Rijkssubsidie. De aanvragen kwamen bij het Departement van Eredienst, maar de bouwkundige aspecten werden voorgelegd aan de ingenieursarchitecten van Waterstaat. Deze hanteerden een wat nuchter-zakelijke stijl en eenvoudige materialen, waardoor de bouw zo goedkoop mogelijk kon worden uitgevoerd (het Rijk moest immers betalen!). De vormgeving doet denken aan de Oud-Romeinse basilica (waarvan ook de vroegchristelijke basilieken zijn afgeleid), die dienden voor rechtspraak, maar ook tot onderkomen van voorname burgers. Een hoog middengedeelte (middenschip) met aan weerszijden afhangende lager gelegen zijbeuken, waarboven de lichtramen konden uitsteken. Aan het eind van de ruimte een afronding (apsis) en het voorfront van de kerk versierd met zuilen en een driehoekig fronton (zie de afbeelding van de St.Augustinuskerk in Utrecht,1839). De meeste Waterstaatskerken hebben aan de voorkant een classicistische toren. In het interieur is veel gebruik gemaakt van stucwerk en pleisterwerk en gewoon vuren- of grenenhout, dat zó geschilderd is dat het op marmer of eikenhout moest lijken. Ook in de kerk van Wilhelminadorp zijn deze kenmerken aanwezig, zij het ook dat de nog jonge architect er een eigen stijlvorm aan heeft willen geven. Wij vinden hier bv. geen zuilen aan de buitenkant, en de basiliekvorm is zo ver doorgevoerd, dat er zelfs op het eind van het schip een nis is gemaakt, net zoals in de oude kerken: de apsis (waar de stoel van de bisschop stond en later het hoogaltaar). In die nis heeft Warnsinck de preekstoel gesitueerd. Dat was gewaagd, want het kon op Roomse invloed lijken! De architect zelf schrijft hierover: “Zo men dus bij een katholieke kerk de oorspronkelijk heidense nis (de basilica was immers een oorspronkelijk heidens gebouw, en in de nis zat de rechter op zijn rechterstoel!) behoudt en aanwendt ter plaatsing van het altaar, kan men die bij een protestantse kerk evenzeer behouden en aanwenden tot het plaatsen van de kansel, terwijl het nog daarenboven overweging verdient, dat in de aloude kerken meergenoemde nis, later tot koor overgegaan, zowel het altaar als de zetel van het kerkelijk hoofd der gemeente bevatte.”

Tijdens de 145 jaar van zijn bestaan hebben een hele reeks predikanten de Gemeente mogen dienen. Hun portretten hangen in de consistorie naast het bord met de vermelding van hun namen en de data van komst en vertrek. De bekendste voorganger is wel de ‘oude Gunning’ geweest (van 1881-1884), de latere uitgever van het bekende opwekkingsblaadje ‘Pniël’, echt een man die tot de verbeelding der mensen sprak. De latere professor Dr. W. Dankbaar is ook als predikant in Wilhelminadorp begonnen. Als kleine Gemeente was het op den duur niet mogelijk nog een volledige predikantsplaats in stand te houden. Al voor de oorlog werd daardoor al met de Hervormde Gemeente te Goes gecombineerd, in de jaren zestig ontstond een combinatie met Kats, en sedert 1978 is de predikant van Wilhelminadorp tegelijk geestelijk verzorger van het verpleeghuis ‘ter Valcke’ te Goes.

In de kerk wordt zondags om 10 uur dienst gehouden (op de feestdagen om 9.30 uur). Ook gasten uit de omgeving voelen zich in die diensten thuis. Lieftallig verscholen tussen oude hoogoprijzende dennenbomen nodigt het kerkje ook uit om er eens binnen te gaan. U wordt dan begroet door koster J. van de Velde, die reeds 44 jaar, en diens echtgenote, die al 60(!) jaar bij ons het kosterschap behartigt. Onder de welluidende tonen van organist J. Willemstein, in onze kerk reeds 39 jaar de vaste organist, treedt u de kerk binnen. Waar zult u gaan zitten? In het middenschip of in de zijbanken, of boven op de gaanderij? De banken zijn overal even hard en smal maar het voorgeslacht placht er ruim anderhalf uur op te zitten, dus zal het u ook wel een uurtje lukken, niet waar?

In de afgelopen jaren hebben Gemeenteleden zich beijverd geheel pro Deo de kerk een restauratiebeurt te geven. Nu ligt het gebouw er weer prima bij, evenals de tuin, waar de koster zijn hart aan verpand heeft. Moge de kerk van Wilhelminadorp nog velen, die daar onder het Woord Gods komen, tot rijke zegen zijn!

Wilhelminadorp, 23 nov.1988
drs. Ph. Kroes, dienstdoend predikant

Meer afbeeldingen
Meer foto’s van Wilhelminadorp…

 

Kerken kijken – Metz

De St.Etienne wordt wel eens “la laterne de Dieu”  genoemd vanwege het immense gebrandschilderde glasoppervlak. Er zijn prachtige ramen uit de 12e en 13e eeuw, maar ook moderne vensters o.a. van Chagall. Deze beroemde schilder heeft na de oorlog een tiental jaren aan de kathedraal gewerkt om de ramen die door het oorlogsgeweld waren verwoest te herstellen.

Metz is één van de oudste steden van Frankrijk. Het was al vóór de Romeinen de hoofdstad van de “Mediomatricers“. De Romeinen noemden de stad daarom “Mediomatricum“. Het werd later de hoofdstad van Austrasië, een onderdeel van het Merovingische Rijk. Nog weer later werd het de bakermat van de Karolingische dynastie en werd het onderdeel van het Oostfrankische Duitse Rijk. Tenslotte werd Metz in de 13e eeuw een vrije rijksstad. Beurtelings was het Frans, beurtelings Duits.

Ook Metz werd natuurlijk geplaagd door de invallen van de Hunnen en de Noormannen. Maar krachtige bisschoppen wisten groot onheil te voorkomen. Al in de vierde eeuw was er een kerk, gewijd aan St.Etienne (Stephanus). In de 11e en 12e eeuw werd deze kerk vernieuwd. Vlak naast de St.Etienne stond nog een Romaanse kerk, de Notre-Dame-la-Ronde. Aan het begin van de 13e eeuw werd toen door de kaptittels van beide kerken besloten de gebouwen aan elkaar te verbinden. Het werd een langdurig proces, maar het grootste gedeelte van de zó ontstane kerk is toch tussen 1250 en 1280 gebouwd, dus in de bloeitijd van de gothiek.

De St.Etienne wordt wel eens “la laterne de Dieu”  genoemd vanwege het immense gebrandschilderde glasoppervlak. Er zijn prachtige ramen uit de 12e en 13e eeuw, maar ook moderne vensters o.a. van Chagall. Deze beroemde schilder heeft na de oorlog een tiental jaren aan de kathedraal gewerkt om de ramen die door het oorlogsgeweld waren verwoest te herstellen.

De kathedraal is van ver zichtbaar, omdat het “hoog” ligt. Men heeft hem wel eens vergeleken met een grote stoomboot of een Karolingisch reliekschrijn. Hij behoort tot de grootste kathedralen van de wereld. Het middenschip is 42 m. hoog! Aan de Noordkant staat de Tour de Mutte. Daarin hangt de Dame Mutte, een  zware klok, ook wel eens “die zware stem van de goede God” genoemd.

Voor meer foto’s van de St. Etienne in Metz, klik hier.

De kathedraal van Reims

De kathedraal van Reims is beroemd vanwege zijn drie schitterende portalen met beeldhouwwerk. In ’t bijzonder de “Galerij der Koningen” aan de Westgevel trekt de aandacht. Het middenportaal is gewijd aan Maria. In het midden zien we Maria met het Kind, daaromheen de aankondiging, de visitatie en de opdracht in de tempel. Het beeldhouwwerk van het linker portaal…

De kathedraal van Reims wordt wel eens de mooiste gotische kathedraal van Frankrijk genoemd. Hoewel hij in de eerste Wereldoorlog in de vuurlinie heeft gelegen en zwaar beschadigd werd, staat hij nu nog (weer) te stralen in al zijn monumentale pracht. De kerk dateert uit het begin van de 13e eeuw. Daar ging een hele geschiedenis aan vooraf. Reims was nl. al vanouds een Christelijke stad.

In de vierde eeuw werd in deze toenmalige Romeinse stad het Christendom gebracht en al de eerste kerk gebouwd. De aartsbisschoppen Remigius en Nicasius hebben daarbij een grote rol gespeeld. Nicasius werd in 406 door de Vandalen op de drempel van zijn kerk onthoofd. In de kerk, vlak bij de preekstoel zien we nog een tegel, die daaraan herinnert. Nadat de Vandalen flink huis gehouden hadden is men in 820 met steun van Karel de Kale een prachtige Romaanse basiliek gaan bouwen, die helaas in 1210 in vlammen opging. Het jaar daarop werd al de eerste steen gelegd voor de huidige “Notre Dame”. De bouw ging gestadig door tot in 1481 een brand het dak vernielde, maar niet alleen het dak, ook de 140 meter hoge toren boven de viering en de andere torens. Men kon toen praktisch weer helemaal opnieuw beginnen! Gelukkig kregen de bouwers veel steun van het Franse koningshuis, want in Reims werden de koningen gekroond. Toch was de herbouw pas in 1515 voltooid. Bij gebrek aan geld werd de hoge vieringtoren niet meer herbouwd.

De kathedraal van Reims is beroemd vanwege zijn drie schitterende portalen met beeldhouwwerk. In ’t bijzonder de “Galerij der Koningen” aan de Westgevel trekt de aandacht. Het middenportaal is gewijd aan Maria. In het midden zien we Maria met het Kind, daaromheen de aankondiging, de visitatie en de opdracht in de tempel. Het beeldhouwwerk van het linker portaal stelt heiligen en martelaren voor, o.a. de beroemde “engel met de glimlach”. In het rechter portaal gaat het om “de laatste dingen”. Christus wordt omringd door vier engelen, die de lijdenswerktuigen dragen. Boven het middenportaal is het roosvenster (uit de 13e eeuw) met middenin de dood van Maria en in de medaillons de apostelen en er omheen profeten en musicerende engelen. Boven het roosvenster zien we de strijd tussen David en Goliath, en helaal bovenaan de galerij van de koningen. Het zijn 56 beelden, 4,5 m. hoog en met een gewicht van bijna zeven ton. De beide torens hebben geen spits, ze zijn 81,5 omhoog.
De Noordelijke gevel heeft ook drie portalen. Het linker portaal is aan het Laatste Oordeel gewijd. Het rechter portaal is in Romaanse stijl uitgevoerd en behoort tot het oudste gedeelte van de kerk. De zuidgevel heeft geen ingang. De geblinddoekte figuren aan weerszijden van het roosvenster stellen de Kerk en de Synagoge voor.

Opvallend zijn de vele engelenfiguren. De kathedraal heeft daardoor de bijnaam gekregen van “kathedraal van de engelen”. In de kerk valt vooral de spitsboog op. Je ziet hem overal terug, in de arcaden en vooral ook in het kruisribgewelf. Het is een echt “koninklijke” kerk. Vanaf de 12e eeuw (tot 1825) zijn de Franse koningen ook in Reims gezalfd en gekroond.

Voor meer foto’s van de Notre Dame in Reims, klik hier.

Kerken kijken – Laon

De geschiedenis van de stad begint in de Romeinse tijd, haar naam was toen “Laudanum”. In de Karolingische tijd, vanaf 740 tot 988, was Laon de residentie van de Franse koningen. Maar ook daarna hield de stad koninklijke aandacht. Als hoofdplaats van de Champagnestreek ging het haar ook economisch goed. Dat zien we aan de bouw van de nieuwe kathedraal. 

In de koninklijke stad Laon past een koninklijke kerk! En dat is het geworden, de Notre Dame.

De geschiedenis van de stad begint in de Romeinse tijd, haar naam was toen “Laudanum”. In de Karolingische tijd, vanaf 740 tot 988, was Laon de residentie van de Franse koningen. Maar ook daarna hield de stad koninklijke aandacht. Als hoofdplaats van de Champagnestreek ging het haar ook economisch goed. Dat zien we aan de bouw van de nieuwe kathedraal. Daar had al een Romaanse kerk gestaan, maar die was door een grote brand verloren gegaan. Men begon met de nieuwe kerk in 1160. Eerst werd, zoals gebruikelijk, het koor gebouwd, daarna het schip en de westgevel (1180-1220), Tenslotte de torens. Alles achter elkaar, en dat mag een wonder heten! Tegen 1235 was de kerk gereed, in nauwelijks 80 jaar, een recordtijd! De kerk heeft model gestaan voor verschillende in die tijd gebouwde kathedralen in Frankrijk. Zeker ook voor de Notre Dame in Reims, het mooiste gotische bouwwerk van Frankrijk.

Tijdens de Franse evolutie zijn ook hier veel beelden aan de kerk beschadigd of zelfs verloren gegaan. Maar in 1853 is men met een restauratie begonnen, die tot de Eerste Wereldoorlog zou duren.
De kerk ligt op een heuvel, 100 meter boven de stad. Zij is dus van grote afstand al te zien. De kerk heeft vier majestueuze torens met indrukwekkende versieringen (ossenkoppen!). De Westelijke voorgevel heeft drie portalen met veel beeldhouwwerk. Tussen de portalen zijn torentjes aangebracht met een zeshoekige spits. Boven het middenportaal is een groot roosvenster. De twee torens meten 56 m. Aan de basis zijn zij vierkant, hogerop achthoekig. Volgens een overlevering zijn de ossenkoppen een eerbetoon aan de ossen die voor de bouw van de kathedraal de stenen gesjouwd hebben.

Het timpaan (het boogveld boven de ingang van een kathedraal) van het middenportaal laat een zittende, gekroonde, Maria zien temidden van engelen die een wierookvat en een kandelaar vasthouden. Rondom het timpaan, op de zgn.”archivolten”, zien we een boom van Jesse, de stamboom van Christus. De aartsvader Jesse ligt op de grond te slapen en uit zijn hoofd en buik komt een dikke stam, die zich vertakt. Op elke tak zit een voorvader van Christus. De hoogste tak eindigt in een ontloken bloem, waarop Maria zetelt met het Kindeke in haar armen.

Het rechterportaal is het oudst (midden 12e eeuw). Het is gewijd aan het Laatste Oordeel. Op het timpaan een zittende Christus met aan Zijn voeten de doden die opstaan. Daarom heen, op de archivolten de wijze en dwaze maagden. De apostelen en engelen, blazend op hun bazuinen. Op het linkerportaal zien we de geboorte van Christus, met Maria, Jozef, de os en de ezel. Op het timpaan staan de drie koningen, op de archivolten de strijd tussen de deugden en de ondeugden en ook een stoet profeten.

De kerk bezit vele prachtige ramen. Je wordt direct getroffen door het schitterende roosvenster aan de Westgevel, waarop het Laatste Oordeel is uitgebeeld. De kerk is 110,5 meter lang, 30,5 meter breed en 24 meter hoog.

De wandel zijn in vier geledingen opgebouwd. Eerst beneden arcades met daarachter de zijbeuken. Daarna “tribunes”, dat is een soort galerij boven de zijbeuk. Dan het “triforium”, dat is een in de muur van het schip uitgespaarde gang tussen de lichtbeuk er boven en de arcades beneden. Zo’n triforium kan rond de hele kerk lopen. Tenslotte helemaal boven de “lichtbeuk”, dat is een reeks van hoge vensters bovenin het middenschip, waardoor het licht naar binnen komt. Het koor is 45 meter lang en dus bijna even lang als het schip. Het is ook het oudste gedeelte van de kerk. Een 17e eeuws hek scheidt het koor van het schip. Het transept (de dwarsarm van de kruisvorm) is 54 meter.

Al met al een schitterende gotische kerk, echt de moeite waard om eens te bekijken!

Voor meer foto’s van de Notre Dame in Laon, klik hier.

Kathedraal Saint-Pierre-et-Saint-Paul in Troyes

Op weg naar Zuid-Frankrijk kwamen we langs het oude stadje Troyes. Ik had wel gelezen, dat zich daar een prachtige gotische kathedraal bevond. We maakten er dus tijd voor vrij om daar een bezoekje te brengen. Toen wij er kwamen, was het er niet zo druk, zodat we de auto met caravan nog vóór de kerk konden stallen op het plein.

Op weg naar Zuid-Frankrijk kwamen we langs het oude stadje Troyes. Ik had wel gelezen, dat zich daar een prachtige gotische kathedraal bevond. We maakten er dus tijd voor vrij om daar een bezoekje te brengen. Toen wij er kwamen, was het er niet zo druk, zodat we de auto met caravan nog vóór de kerk konden stallen op het plein.

Troyes heeft een rijke geschiedenis. Dat zie je ook aan de talrijke monumentale kerkgebouwen en huizen. De stad dateert uit de Romeinse tijd. Toen heette het Augustobona. Het werd de hoofdstad van het graafschap Champagne. Het kende in de vroege Middeleeuwen grote bloei. Maar toen Jeanne, de erfdochter van het graafschap, in 1304 trouwde met Filips de Schone en het graafschap daardoor werd opgenomen in het koninkrijk Frankrijk, kwam de stad tot verval.

Toch is men in die tijd begonnen met de bouw van de Saint Pierre-et-Saint Paul kathedraal. Er stond al een oude kerk, die in 890 door de Noormannen werd verwoest. Hij werd weer in ere hersteld. Maar door een grote brand in 1188 ging het hele bouwwerk verloren. In 1208 besloot bisschop Hervé een nieuwe kerk te bouwen. Bij zijn dood, in 1223, waren het koor, de kooromgang en stralenkapellen voltooid. Er wordt doorgebouwd, ondanks veel tegenslag en ca 1300 waren het koor en het transept klaar. Het transept is de haaks op het schip staande dwarsarm, waardoor een kerk de vorm van een kruis krijgt. Het ging daarna met de economie in het stadje ook vooruit, waardoor er met de bouw van de kerk stug doorgegaan kon worden. Zo ging dat immers in die tijd: als er weer geld was kon er gebouwd worden, en was er geen geld, dan lag de bouw stil (soms tientallen jaren!). Pas na 200 jaar, in 1497, was het schip overwelfd. Tien jaar later begon men aan de voorgevel. In 1546 was het grote roosvenster voltooid en pas in 1634 kwam de Noordertoren klaar. De Zuidertoren is nooit afgebouwd.

Hoewel de bouw 4 eeuwen heeft geduurd en gekenmerkt wordt door verschillende stijlen geeft het geheel toch een schitterend aanzicht. In de loop der eeuwen zijn er natuurlijk ook wijzigingen aangebracht en in de Franse revolutie zijn helaas veel beelden van het voorportaal verwoest. Het geheel vormt desondanks een wonder van schoonheid! De gevel is versierd met talrijke waterspuwers en fantastische dieren. In het midden zien wij het schitterende roosvenster met een middellijn van 10 meter.

Het meest beroemd is de kathedraal van Troyes om zijn gebrandschilderde ramen. De oudsten, die van het koor, zijn uit het midden van de 13e eeuw. De ramen van het schip dateren uit de 15e en 16e eeuw. Op de oudste ramen zien wij voorstellingen van Maria, het leven van Jezus, de legende van St.Helena van Constantinopel, Johannes de Evangelist, Petrus en Paulus en de legende van St.Nicolaas. De ramen van het middenschip hebben warmere kleuren. Daar zien we de Bijbelverhalen over Daniël en de kuise Susanna, Job, Jozef en de geschiedenis van de vrome Tobias, die in Babylon de lijken van de Joodse ballingen begroef. We zien er ook een boom van Jesse uit 1498, met de afstamming van Christus. Er is een raam met de onbevlekte ontvangenis van Maria: Maria in de gedaante van een zwangere vrouw, omgeven door zonnestralen, met een maansikkel onder haar voeten en 12 sterren als een kroon boven haar hoofd. Het jongste raam is dat van de mystieke wijnpers: Christus ligt onder een wijnpers, uit zijn borst komt een wijnstok die zich vertakt in 12 ranken met daarop de 12 apostelen, die druiventrossen vasthouden. Geheel in de traditie van de streek. Champagne is ten slotte toch de wijnstreek bij uitnemendheid!

Voor meer foto’s van de Saint Pierre-et-Saint Paul kathedraal in Troyes, klik hier.

Kerken kijken – Sens

De “St. Etienne” is misschien wel de oudste gotische kathedraal van Frankrijk. Het begin van de bouw dateert van 1140 n.C. Het is een voorbeeld geweest voor de bouw van de kathedraal te Canterbury. Vooral het koor, dat gebouwd is tussen 1175 en 1192, vertoont grote gelijkenis met Canterbury.

Helemaal in het Noord-Westen van Bourgogne ligt het oude stadje SENS. Op de route naar het Zuiden wil je er wel eens langs komen, van Sens ga je naar Auxerre en zo verder door naar het Zuiden. Het is een prachtig landschap met prachtige oude steden. We zeiden wel eens tegen elkaar, toen we met de caravan deze “binnen” wegen namen om ons naar Zuidelijker streken te spoeden: “Eigenlijk moesten we hier blijven, want er is zoveel moois te zien!”. Een keer hebben we ook een wat langer oponthoud gemaakt in Sens, aangetrokken als wij waren door de prachtige kathedraal.

De “St.Etienne” is misschien wel de oudste gotische kathedraal van Frankrijk. Het begin van de bouw dateert van 1140 n.C. Het is een voorbeeld geweest voor de bouw van de kathedraal te Canterbury. Vooral het koor, dat gebouwd is tussen 1175 en 1192, vertoont grote gelijkenis met Canterbury. De kerk heeft drie portalen met schitterend beeldhouwwerk, die van het midden en links worden tot het mooiste gerekend, wat de vroeggotische beeldhouwkunst heeft voortgebracht.

Beroemd zijn ook de kleurrijke vensters. De oudsten dateren uit de 13e eeuw ( links in de koor-omloop). Het zijn er vier, die verhalen van het martelaarschap van de aartsbisschop van Canterbury, St.Thomas Becket, het leven van St.Eustatius, patroonheilige van de jagers, en twee gelijkenissen van Lucas: de verloren zoon en de barmhartige Samaritaan. Een andere belangrijke groep ramen dateert uit de 16e eeuw. Ze zijn te zien in de twee armen van het transept. Hier zien we de boom van Jesse, het leven van St.Nicolaas en het immense 6-armige roosvenster met het Laatste Oordeel, met boven aan het martelaarschap van St.Etienne. Aan de Noordzijde zien we geschiedenis van de patriarchen en 16 heiligen van Sens. In ’t bijzonder luisterrijk is het 5-armige roosvenster met het hemelse concert, die ons engelen laat zien, die spelen op allerlei muziekinstrumenten uit de vroegrenaissance

Dan zijn er ook nog de bijzondere glas-in-lood ramen uit de jaren 1530, aan de zuidkant van het middenschip. Zij vertonen afbeeldingen van St.Eutrope, de eerste bisschop van Saintes, en in de kapel van het Heilig Hart een voorstelling van de Maagd met het Kind in de hemel. Ook is daar een venster uit de 17e eeuw met de 8 patroonheiligen, 4 mannen en 4 vrouwen, en een 18e eeuws venster met Christus aan het kruis.

Voor meer foto’s van de St.Etienne in Sens, klik hier.

Tenslotte: wie St.Etienne is geweest, weet ik niet precies. Hij zal wel te maken hebben met de stichting van de kerk in Sens. Misschien was hij wel een martelaar. Ik heb het niet kunnen vinden. Als iemand, die dit artikel leest, iets meer kan vertellen over St.Etienne, dan graag hoor!
P.S. Op Internet vond ik nog een goed verhaal over Sens in het overzicht regio Bourgondië, dat ik graag overneem:
         
Sens ligt in het departement Yonne, aan de Yonne.
Eerst hoofdstad van de machtige Senonische Galliërs, aan wie de naam van de stad ontleend is, vervolgens van een Gallo-Romeinse provincie. De stad werd ommuurd en werd een belangrijke aartsbisschopszetel: sinds de 9de eeuw in het bezit van de titel Primaat van Gallië en Germanië, waren de prelaten van Sens, wier invloed reikte tot Parijs, Chartres, Orléans en Meaux, tot 1622 zeer machtig. Lodewijk de Heilige trouwde in 1234 in deze stad, toen Saint-Loup er aartsbisschop was; hier werd ook Abélard veroordeeld. Begunstigd door zijn ligging (tussen het Île de France en Bourgondië), nam Sens ook economisch in betekenis toe.
De stad wordt beheerst door de toren van de kathedraal, een van de mooiste gotische gebouwen in Frankrijk. Zij beschikt over fraaie oude woonhuizen (Maison Abraham, 16de eeuw, Rue de la République) en over restanten van een Gallo-Romeinse omwalling.

De Kathedraal (afb. zuidertransept) is bijna even oud als Saint­Denis. Aartsbisschop Henri Sanglior, een vriend van de heilige Bernardus van Clairvaux, begon met de bouw van deze metropool (aartsbisschoppelijke kerk) rond 1140. Het koor van de kathedraal was bij de wijding in 1164 voltooid, het schip tussen 1175-1180. De bouwmeester Martin Chambiges kwam met het grote transept aan het einde van de 15de eeuw gereed; in de 16de en de 18de eeuw werden kapellen toegevoegd. De drie beuken van de kerk, die tot de vroegste gotische kathedralen behoort, kondigen zich aan in de indrukwekkende façade.
Het oudste portaal, links (eind l2de eeuw), laat scènes zien uit het leven van Johannes de Doper en toont het feestmaal van Herodes, waarbij het jonge lichaam van Salome gehuld is in een nauwsluitend gewaad. Op de deurstijl van het hoofdportaal een indrukwekkende, gebeeldhouwde heilige Stefanus, wiens leven is uitgebeeld in het timpaan (13de eeuw). Het rechterportaal, vermoedelijk ontstaan ca. 1300, is versierd met beelden van profeten. In het timpaan scènes uit het leven van Maria (dood, opstanding en hemelvaart). De noordelijke toren (Tour de plomb), uit de late l2de eeuw, was tot in de vorige eeuw als klokkentoren te zien. De zuidelijke toren (Tour de pierre ) stortte na voltooiing van de kathedraal in en werd pas in de l6de eeuw weer opgebouwd. De portalen en façades van de transeptarmen zijn in flamboyante stijl opgetrokken.
De kathedraal heeft een groot schip, en geen galerijen; onder de sterk gebombeerde gewelven is een alternerend stelsel van pijlers en gekoppelde zuilen te zien. Het voeggotische gebouw beschikt over een serie prachtige vensters uit de late l2de tot de l7de eeuw. De roosvensters van de transeptarmen behoren tot de belangrijkste in de wereld. Het koor is afgesloten met een zeer fraai hek in Lodewijk XV-stijl, gemaakt door de Parijse smid Guillaume Doré. Het hek is in 1762 geschonken door kardinaal De Luynes, wiens wapen het draagt. Het door een baldakijn overdekte hoofdaltaar werd in 1742 door Servandoni voltooid. De kooromgang heeft straalkapellen en talrijke kunstwerken. In de kapel van de heilige Columba (18de eeuw) staat het mausoleum van de Dauphin, de zoon van Lodewijk xv, oorspronkelijk door Guillaume Coustou opgesteld in het midden van het koor. De beide vensters aan de linkerzijde van de Columba-kapel zijn, met hun blauwe achtergrond, buitengewoon fraai. Zij dateren uit de l2de eeuw. De kapitelen van de oudste kapel, gewijd aan Johannes de Doper, laten nog romaanse invloeden zien.
Ondanks de plunderingen bevindt zich hier een van de belangrijkste kerkschatten van Frankrijk. Heel bijzonder zijn de oude zijden stoffen waarin relieken werden gewikkeld; enkele daarvan dateren uit de 6de eeuw. Voorts mooi ivoorsnijwerk, voorwerpen van email, verscheidene sacrale sieraden en fraaie wandtapij­ten uit de l5de en de l6de eeuw.

Kerken kijken – Beaune

We blijven nog even in Bourgondië.  Tussen Autun en Dijon ligt het oude stadje Beaune. Naast oude kerken bevindt zich daar ook een beroemd ziekenhuis: Hôtel- Dieu. Het is in 1473 gebouwd door Nicolas Rolin, kanselier van de graaf van Bourgondië, en zijn vrouw Guigone de Salins. Geheel in Vlaams-gothische stijl, met veel kleur.

We blijven nog even in Bourgondië.  Tussen Autun en Dijon ligt het oude stadje Beaune. Naast oude kerken bevindt zich daar ook een beroemd ziekenhuis: Hôtel- Dieu. Het is in 1473 gebouwd door Nicolas Rolin, kanselier van de graaf van Bourgondië, en zijn vrouw Guigone de Salins. Geheel in Vlaams-gothische stijl, met veel kleur. Tot 1971 heeft het nog als ziekenhuis gefunctioneerd. Door de honderdjarige oorlog waren er in die tijd veel zieken en gehandicapten, die verzorgd moesten worden. Nonnen namen die taken op zich. In het ziekenhuis werd mogelijk gemaakt, dat de zieken zowel lichamelijk als ook geestelijk verzorgd werden. Er werd nl. een ziekenzaal gebouwd van ruim 50 meter lang met op het einde het altaar. De bedden stonden zó opgesteld dat de nonnen gemakkelijk de zieken konden verzorgen en dat de zieken zicht hadden op het altaar. Het gewelf is prachtig beschilderd en het heeft de vorm van een scheepsromp. Achter in de zaal staat een groot houden beeld uit de 15e eeuw, dat “Christ-de-Pitié” wordt genoemd.

Ik lees op de website www.kunsttrip.nl het volgende:

“Het meest befaamde kunstwerk wat zich in het Hôtel-dieu bevindt is ‘Het laatste oordeel’ van Rogier van der Weyden. Het veelluik is in 1443 gemaakt in opdracht van Nicolas Rolin. De opdrachtgever en zijn vrouw zijn geportretteerd op twee panelen die zichtbaar zijn in gesloten toestand. In geopende toestand is in het centrale paneel Christus en Michael weergegeven. Michaël weegt de zielen. Hij is omringd door kleinere figuren, waaronder engelen en verdoemden. Op de zijpanelen staan apostelen en heiligen te smeken om vergiffenis voor de verdoemden. Maria en Johannes de Doper zijn weergegeven aan de uiteinden van de regenboog. Aan de onderkant van de panelen bevinden zich links van Christus de zaligen en rechts de verdoemden. Oorspronkelijk hing het veelluik boven het altaar, tegenwoordig bevindt het zich in de Salle du Polyptyque. In de negentiende eeuw is het veelluik in tweeën gezaagd zodat beiden kanten tegelijkertijd aan het publiek kunnen worden getoond”.

Voor meer foto’s van de Hôtel Dieu in Beaune, klik hier.

Kerken kijken – Fontenay

Het was in de eerste eeuwen van het Christendom gebruikelijk om ergens in de wildernis te gaan wonen als een soort kluizenaar om daar je leven aan God te wijden. Benedictus propageerde een soort huis te bouwen om daar de kluizenaars een onderkomen te bieden. Bedoeld werd een hemels Jeruzalem hier op aarde. Zo ontstonden de kloosters.

Veel Romaanse kunst vind je nog terug in oude kloosters, In Bourgogne heb je b.v. nog een oud Cisterciënser klooster in Fontenay.

De Cisterciënsers waren een reactie op de Benedictijnen, de kloosterorde die in de 5e eeuw gesticht was door Benedictus. Het was in de eerste eeuwen van het Christendom gebruikelijk om ergens in de wildernis te gaan wonen als een soort kluizenaar om daar je leven aan God te wijden. Benedictus propageerde een soort huis te bouwen om daar de kluizenaars een onderkomen te bieden. Bedoeld werd een hemels Jeruzalem hier op aarde.

Zo ontstonden de kloosters. Het woord “klooster” is afgeleid van het Latijnse “claustrum”, dat is “afgesloten ruimte”.  Benedictus stelde een dagelijkse cyclus in van gebeden en arbeid en rust volgens de zgn.Benedictijner regels. Sommige van deze kloosters werden steeds groter en rijker (door legaten) en dus machtiger. En dat riep weerstand op. Sommigen traden uit, omdat zij vonden dat het nooit zo bedoeld was. Zij zochten de eenvoud en de armoede. Enkelen van hen begonnen nieuwe kloosters, o.a. in Clervaux en Citeaux.

Bernard van Clervaux werd de meest aansprekende figuur van deze richting. En zij kregen de naam van Citeaux: Cisterciënsers. Enkele van hun kloosters (12e eeuw) zijn nog over gebleven. De meest bekende is die van Fontenay in Bourgondië (1139-1147). Zij worden gekenmerkt door soberheid en eenvoud, als protest tegen de verwereldlijking van de Kerk en met name de Benedictijner kloosters (met name dat van Cluny!).

Mevr.Aly Brug beschreef dit klooster in haar artikel in het Centraal Weekblad van 24 augustus j.l. aldus:
“De eerste aanblik van de kruiskerk geeft duidelijk de cisterciënzer gedachte weer: geen tierelantijnen, maar soberheid. De toren ontbreekt, boven het simpele portaal zijn zeven lancetvormige vensters aangebracht als vewijzing naar de zeven sacramenten. Kleine vensters in de langgerekte kerk laten het daglicht nauwelijks toe. De forse pijlers vertellen over strengheid en kracht, maar bij rondwandelen ervaar ik ook zuiverheid en een sacrale sfeer. In de noordelijke arm van de kruiskerk staat eenzaam op een sokkel Onze Lieve Vrouwe van Fontenay, ze stamt uit de 13e eeuw en is prachtig. Ik aai voorzichtig langs haar stenen kleed, ze reageert niet, heeft slechts aandacht voor haar Kindje.”

We gaan naar binnen en worden direct getroffen door het spitsboogvormige tongewelf met prachtige gordelbogen. Er is een diffuus licht: alleen uit de kleine vensters van de Oostelijke en Westelijke façade komt licht naar binnen. Midden in de kerk gaat een trap omhoog, naar de grote slaapzaal van de monniken.
Aly Brug gaat verder: “We beklimmen de nachttrap en staan in de slaapzaal Een vloer van keien, maar het daglicht mag hier binnenkomen. Fraai is het gewelfde plafond van kastanjehout. We dalen weer af, een kleine deur naast de nachttrap geeft toegang tot de kruisgangen en dan is het roerloos genieten van opperste schoonheid.”

Hier bevinden we ons in het klooster en in gedachten zien we de monniken rondlopen, met een brevier in hun handen. In het midden is een hof. En op het eind van één van deze gingen ligt de kapittelzaal, waar de maaltijden werden gehouden en elke dag een kapittel uit de orde-voorschriften werd gelezen. Je droomt hier weg in een ver verleden. Kijkt u maar naar de foto’s: zij spreken voor zich zelf!

Voor meer foto’s van de Abdij in Fontenay, klik hier.

Kerken kijken – Saulieu

Midden in de Bourgogne-streek even boven Autun vind je het oude stadje Saulieu. Daar staat een prachtig bewaard gebleven Romaanse basiliek: de St.Andoche (12e eeuw).

Midden in de Bourgogne-streek even boven Autun vind je het oude stadje Saulieu. Daar staat een prachtig bewaard gebleven Romaanse basiliek: de St.Andoche (12e eeuw).

Beroemd is deze kerk vanwege zijn kapitelen. Deze hebben dezelfde Bijbelse onderwerpen als die van Autun. Maar ze zijn nóg sprekender, omdat de afbeeldingen meer zijn uitgewerkt. Ze springen ook meer naar buiten, UIT de steen, terwijl die in Autun meer IN de steen verwerkt zijn.

Anderen zijn van mening, dat de kapitelen van Autun juist verfijnder zijn. Je vindt hier o.a. een uitbeelding van de vlucht naar Egypte, de verzoeking in de woestijn, de ophanging van Judas en de verschijning aan Maria Magdalena.

 

Voor meer foto’s van de St.Andoche in Saulieu, klik hier.

St.Andoche is afkomstig uit Smyrna in Klein-Azië. Zo lees ik in de kalender van de heiligen-dagen bij de vierdag van St.Andoche (26 september).

Volgens een legende waren Andoche en Thyrsus afkomstig uit Smyrna (het huidige Izmir). Hun geschiedenis is verbonden met die van Sint Benignus (ca 200 n.C.), die nog leerling was geweest van bisschop Polycarpus. Deze had nog de apostel Johannes gekend. Benignus werd samen met de priester Andoche en diaken Thyrsus naar Gallië gestuurd om daar het Evangelie te verkondigen. Via Marseille kwamen ze in Autun terecht. Na daar een Gemeente te hebben gesticht vertrok Benignus naar Dijon (waar de naam van de grote basiliek nog aan hem herinnert), terwijl Andoche en Thyrsus naar Saulieu gingen.

Alle drie werden ze tenslotte door de Romeinse overheid opgespoord en gemarteld. Toen ze hun Christelijke geloof niet verloochenden, werden ze gegeseld, aan een boom opgehangen en op de brandstapel geworpen. Maar het vuur doofde door een plotseling opgekomen onweer. Ze zijn toen met ijzeren staven doodgeslagen. Waarschijnlijk is dit in Autun gebeurd. Hun relieken zijn later naar Saulieu overgebracht.

Kerken kijken – Tournus

Een stuk beneden Dijon ligt Tournus, een stad met een Romeins verleden. Daar staat een prachtige Romaanse kerk: de St.Philibert.  De kerk is al gesticht rond 180 n.C., toen een evangelist, St.Valerianus, uit Klein-Azië naar Tournus was gekomen om het Evangelie te verkondigen.

Een stuk beneden Dijon ligt Tournus, een stad met een Romeins verleden. Daar staat een prachtige Romaanse kerk: de St.Philibert. De kerk is al gesticht rond 180 n.C., toen een evangelist, St.Valerianus, uit Klein-Azië naar Tournus was gekomen om het Evangelie te verkondigen. Hij is daar ook als martelaar gestorven en in het klooster bijgezet.

In 875 n.c. kwamen er veel kloosterlingen uit Noirmoutier, op de vlucht voor de Noormannen. Noirmoutier ligt op een eiland onder Nantes. Daar had St.Philibertus het Evangelie verkondigd en een kloosterorde gesticht. Hij was daar ook in 684n.c. als martelaar gestorven. Zijn gebeente hadden de kloosterlingen meegenomen naar Tournus, waar het in de crypte van de kerk werd bijgezet. Sindsdien kreeg de kerk de naam “St.Philibert”.

Omstreeks het midden van de 10e eeuw had Tournus te lijden onder de invallen van Hongaren, die de kerk verwoestten. In het begin van de elfde eeuw is men begonnen de kerk weer op te bouwen. Men begon met een langer en breder “langhuis” (het middenschip) dan voorheen, links en rechts zijbeuken. Het geheel werd gedragen door zware pijlers, die boven uitliepen in zgn. “gordelbogen”, waarop het “tongewelf” rustte. Tussen de gordelbogen waren kleine ramen geconstrueerd. Het opmerkelijke in Tournus is, dat het tongewelf niet uit één stuk is, van voren naar achteren lopend, maar gedeeld in aparte gewelfjes, die overdwars tussen de gordelbogen liggen, dus niet in de lengte maar overdwars.  Dit was eigenlijk een soort noodoplossing, maar is toch door de eeuwen heen zo gebleven. De zijbeuken overwelfde men met kruisrib-gewelven. Het geheel biedt een mooie ruimtelijke en lichte aanblik.

We beginnen met de markante torens. Als een donjon rijzen zij omhoog, in Lombardische stijl versierd. De grote toren ligt wat naar achteren op de “viering” (de kruising tussen middenschip en dwarsschepen). Tussen de beide torens vooraan ligt de indrukwekkende façade. Na de entree kom je eerst in de “narthex”, een voorportaal, opgebouwd uit twee étages.
Hier ziet u de buitenkant:

Dan gaan we naar binnen:

Nog niet zo lang geleden is de kerk gerestaureerd. Men zegt, dat hij aan luister heeft ingeboet! Ik laat u nog enkele foto’s zien van na de restauratie. Deze heb ik van Internet “afgeplukt”.

Het ziet er allemaal prachtig uit! Maar de oude “glans” mis je toch een beetje. Als u ’t helemaal zeker wilt weten, gaat u dan maar eens kijken!

Voor meer foto’s van de St.Philibert, klik hier.

Kerken kijken – Vezelay

Na het korte uitstapje naar Dijon gaan we weer terug naar de Romaanse kerkbouw in de 12e eeuw. In Autun was de kerk gewijd aan Lazarus, hier in Vézelay, direct in de omgeving had men gekozen voor Maria Magdalena.

Na het korte uitstapje naar Dijon gaan we weer terug naar de Romaanse kerkbouw in de 12e eeuw. In Autun was de kerk gewijd aan Lazarus, hier in Vézelay, direct in de omgeving had men gekozen voor Maria Magdalena. De kerk heet dus de Sainte-Madeleine. De kerk ligt op een heuvel. Na een geweldige brand in 1120 is men begonnen met een nieuwe kerk, die groter was dan de oude, om al de pelgrims te kunnen herbergen. De bouw werd in 1215 afgesloten. Hoor, hoe Aly Brug de aanblik van deze prachtige kerk beschrijft (in het Centraal Weekblad van 31 augustus jl.):
“Ze ligt op een driehonderd meter hoge heuveltop in het noorden van het Parc du Morvan en ziet uit over een schilderachtig dorpje. Iedere dag bekijkt ze het brede lint van mensen in de smalle straat naar de heuvel, mensen die haar om religieuze of toeristische redenen willen ontmoeten. Ze is indrukwekkend en sereen tegelijk, haar leven is veelbewogen, daarbij herbergt ze ook nog eens de relieken van Maria Magdalena.”

De buitengevel is in de loop der eeuwen verwoest en nu n iet meer origineel, toch heel mooi gerestaureerd in de 19e eeuw. Het inwendige van de kerk is heel bijzonder, echt een hoogtepunt van de Romaanse bouwstijl in Frankrijk.

Wanneer je de drempel van de kerk overgaat kom je in een donker voorportaal.
Aly Brug beschrijft het zó:
“Het voorportaal (nartex) van de kerk is in schemer gehuld, bezoekers schuiven in grote stilte om elkaar heen om toch vooral het grote en centrale timpaan boven de brede toegangsdeuren naar de kerk te kunnen zien. In het midden zit Christus in de mandorla (amandelvormig aureool), omringd door de apostelen die de Heilige Geest ontvangen. De figuren komen los van de achtergrond, de gewaden lijken te wervelen door windvlagen, op de gezichten is duidelijk expressie te zien, ook de gebaren zijn sprekend. Op de binnenste ring prijken allerlei volken gedeeltelijk verbeeld als vreemdsoortige dieren en op de band onder Christus trekken menselijke gedrochten met dierenkoppen, reuzen en pygmeeën in lange rij voorbij…”

Links van het timpaan zien we nog afbeeldingen uit de jeugd van Christus, zoals zijn geboorte.

Nog een doorkijkje van boven:

Dan zien we het middenschip: een weg van donker naar licht!

En als we naar boven kijken, zien we het prachtige plafond van geblokte ribben:

Het oog wordt getroffen door mooie ronde portalen en sierlijke bogen:

Tenslotte nog één van de 99 kapitelen, waarop de oude verhalen van de Bijbel staan uitgebeeld.

Voor meer foto’s van de Sainte-Madeleine in Vézelay, klik hier.

Kerken kijken – Dijon

Nu gaan we even van Autun een uitstapje maken naar Dijon, destijds de hoofdstad van het koninkrijk Bourgondië. Daar regeerden Philips de Goede en Philips de Stoute en Jan Zonder Vrees.

Nu gaan we even van Autun een uitstapje maken naar Dijon, destijds de hoofdstad van het koninkrijk Bourgondië. Daar regeerden Philips de Goede en Philips de Stoute en Jan Zonder Vrees, allemaal machtige koningen, die ook heersten over de Lage Landen, les Pays Bas zoals Nederland nog heet in het Frans, en over Vlaanderen.

Tot de meest indrukwekkende kunstwerken uit die tijd behoren de graftombes van Philips de Stoute en Jan Zonder Vrees met zijn vrouw. Vroeger waren zij opgebaard in een klooster, nu liggen zij in het museum Des Beaux Arts. De pracht en praal van het geheel in combinatie met het zwarte marmer, het witte albast, het goud en de andere kleuren op de figuren van de vorsten geven een indruk van de onmetelijke materiële en culturele rijkdom van het Huis van Bourgondië.

We rijden eerst over een oude Romeinse brug en komen dan in Dijon.

In het centrum zien we het Palais des Ducs, nu het stadhuis, met een mooie oude trap.

De eerste kerk is de Eglise Notre Dame.

In het centrum staan mooie oude huizen. U ziet een poortje met een huis “met de kat op het dak”.

De andere grote kerk is de Eglise St.Michel.

Tenslotte komen we in het Museum des Beaux Arts om de graftomben te bezoeken.

Eerst zien we de tombe vaan Philips de Goede. Deze is vervaardigd op het eind van de 14e eeuw door de beroemde beeldhouwer Claus Sluter. De dode wordt gedragen door 40 rouwfiguren.”Les Pleurants” genoemd, en 54 engelen.

De volgende is de graftombe van Philips de Stoute.

Dan liggen Jan Zonder Vrees en zijn echtgenote naast elkaar.

Zij worden gedragen door rouwende monniken.

Tenslotte nog enkele mooie altaarstukken in het museum: de aanbidding der wijzen, de kruisiging en graflegging.

Kerken Kijken-Autun III

Daniël zelf komt in een leeuwenkuil. Wij zien hem hier zitten met het hoofd in zijn handen. Links en rechts van hem zijn de loerende leeuwen en links naast hem  zien we Habakuk, de profeet, die door een engel naar de leeuwenkuil,is gebracht om Daniël te eten te geven.

We gaan verder met de kapitelen in Autun. We zien nu de moord op Kain, de ark van Noach en het offer van Izaäk.

Bij het offer van Izaäk heeft de beeldhouwer het verhaal van de Bijbel een beetje veranderd: Abraham zwaait met zijn zwaard, maar de engel houdt het aan één kant vast om e moord te verhinderen. De engel houdt een bokje bij de nek vast, het dier is al stijf van angst, en de kleine Izaäk zit op een soort troon, die het altaar moet voorstellen. Izaäk kijkt naar zijn vader met wijd geopende handen, bereid om het offer van zijn leven te brengen. Het is duidelijk dat Izaäk hier tot een voorbeeld van Christus wordt.

Dan zien we Mozes en het gouden kalf. Hier zien we Mozes, die het gouden kalf slaat. De duivel is daar kennelijk niet vrolijk om.

Vervolgens  komen de mannen in de oven, het verhaal uit Daniël. Het waren drie Joodse bestuurders in het Babylonische Rijk, die hun geloof trouw bleven en weigerden een afgodenbeeld te aanbidden. Zij werden in een vurige oven geworpen, maar een engel van de Heer doofde de vlammen.

Daniël zelf komt in een leeuwenkuil. Wij zien hem hier zitten met het hoofd in zijn handen. Links en rechts van hem zijn de loerende leeuwen en links naast hem  zien we Habakuk, de profeet, die door een engel naar de leeuwenkuil,is gebracht om Daniël te eten te geven.

In het volgende kapiteel zien we St.Anna en de engel. Anna is de moeder van Maria. Zij wordt alleen door Jacobus genoemd in zijn brief, samen met haar man Joachim. Er bestaat over hen de volgende legende: als eenzame Jood bezocht Joachim regelmatig de tempel, hij had geen kinderen. En dat werd als een schande aangemerkt. Op een dag werd dat Joachim voor de voeten geworpen, hij was daardoor diep beledigd, hij ging de bergen in en bleef daar 5 jaar als schapenhoeder, zonder dat zijn vrouw wist waar hij was. Na 5 jaar begon zij toch wel ongerust te worden en toen kwam er een engel om haar te vertellen dat zij naar de gouden poort in Jeruzalem moest gaan. Daar ontmoette zij haar man weer. Hij was ook door een engel daarheen gebracht. Daarna leefden zij nog gelukkig samen en na negen maanden werd Maria geboren. Op de afbeelding zien we, hoe de engel aan Ana de boodschap overbrengt (“Maria boodschap”). Anna, nog vol van zorgen, luistert met een voorover gebogen hoofd.

Op de volgende afbeelding zien we de verzoeking in de woestijn. Christus wordt hier begeleid door een engel om satan in de figuur van een afschuwwekkend monster terug te wijzen.

Dan een plaatje van Judas, die zich ophangt. De gezwollen bult aan het touw kan niet met zekerheid verklaard worden. Misschien wordt hier de geldbuidel mee bedoeld.

Hier zien we de duivel:

Na Pasen ontmoette Jezus Maria Magdalena, die dacht dat Hij de tuinman was. Andere vrouwen zijn op weg naar het graf (rechts). Maria bukt voorover om de voeten van de Heer aan te raken, maar de Heer wijkt terug. “Raak me niet aan” zegt Hij.

Hier zit Petrus in de gevangenis. Hij wordt er uit bevrijd door een engel. De kerker wordt uitgebeeld met een sierlijke boog. Duidelijk kunnen we nog de ketenen zien aan Petrus’ voeten. Petrus wacht rustig af, hij zit op een soort troon met gekruiste armen. De engel roept hem toe: sta gauw op.

Tenslotte zien we nog het prachtige “tongewelf”van de kerk:

En één van de gebrandschilderde ramen:

Kerken kijken – Autun II

Nu verlaten we de wereld van het licht en gaan we de wereld van de duisternis binnen. Op de latei zien we de inscriptie: “Moge hierdoor hij die een aardse dwaling begaat vrees worden aangejaagd, want wat hier staat afgebeeld is het afschuwelijke lot, dat hem te wachten staat.”

De vorige keer heb ik verteld, hoe de aartsengel Michaël de verdoemden van de uitverkorenen scheidt.

Kijken we eerst naar de uitverkorenen. Drie van hen hebben een mantel aan, de rest is naakt, behalve natuurlijk de twee bisschoppen (of zijn het een abt en een monnik?), die hun priestergewaden dragen. Dan volgen er twee pelgrims met de staf boven de schouder, herkenbaar aan hun knapzak. Op die knapzak laat een teken zien, dat zij onderweg zijn naar Santiago de Compostela: het Jeruzalemskruis en de St. Jakobsschelp van het graf van Jacobus. Twee groepen verdienen bijzondere aandacht. Het zijn drie kinderen, die een engel omringen. Zij hangen letterlijk aan hem en vragen om bescherming. Vervolgens zien we een gezinnetje, waarvan de moeder de man bij de hand neemt en met de andere hand naar hun kind wijst, dat nog niet helemaal uit het graf is opgestaan. De overige uitverkorenen bidden tot God en betuigen hun vreugde over hun opstanding.

  

 

Nu verlaten we de wereld van het licht en gaan we de wereld van de duisternis binnen. Rechts op de latei zien we de verdoemden met daarboven de inscriptie: “Moge hierdoor hij die een aardse dwaling begaat vrees worden aangejaagd, want wat hier staat afgebeeld is het afschuwelijke lot, dat hem te wachten staat.”

Alle verdoemden zijn naakt, sommigen slaag vol angst hun handen voor het gezicht. Een gierigaard met een zak vol goud om de nek schreeuwt het uit van angst, als hij merkt hoe een slang hem omstrengelt. Een zondares wordt door twee andere slangen in de borst gebeten.

Deze reeks van uitverkorenen en verdoemden wordt op het timpaan voortgezet.
We zien boven op de tweede foto, hoe Petrus (herkenbaar aan de enorme sleutels) de hemelpoort open houdt en de uitverkorenen binnen laat. Een van hen wordt door een engel naar boven de poort in geduwd. Een kinderzieltje heeft  de armen rond een engel geslagen. Petrus reikt een gelukzalige de hand. En een andere uitverkorene kijkt uit het raam om nieuwe mensen te verwelkomen. Alles gaat er liefelijk toe!

Op de andere helft van het timpaan zien we in de eerste plaats een heilige (links boven). Waarschijnlijk is dit Matteüs de Evangelist vanwege het boek dat hij in de handen heeft. Naast hem staat de aartsengel Michaël met twee verdoemden aan zijn voeten. Tegenover hem staat de duivel, heel afschuwwekkend. Hij heeft niet alleen een verwrongen en misvormd gezicht, maar ook vreselijke klauwen en een staart en een skeletachtig lichaam als van een reptiel. Terwijl de aartsengel zijn mantel slaat om enkele stakkerds, grist de duivel, met een kronkelende driekoppige slang aan zijn voeten, er eentje bij de haren naar zich toe. Op de wegschaal wordt elke ziel gewogen. Helemaal rechts zien we hellepoorten, die er uitzien als een grote kist. Boven de hellepoort hangt een ketel met lekkende vlammen, waar een duivel met één been in staat, bezig om twee veroordeelden in het vuur te stoppen.

 Het thema van het Laatste Oordeel herhaalt zich ook binnen in de kerk bij de afbeeldingen op de kapitelen. Links staan daar de afbeeldingen van het Nieuwe Testament en van de verlossing. Precies zoals op de linker kant van het timpaan. En rechts zijn in de kerk de kapitelen met voorstellingen uit het Oude Testament en de strijd van de mensen tegen de demonen. Terecht is Autun beroemd om deze kapitelen, die hun weerga niet vinden.

Laten we er eens enkele van dichtbij bekijken

De vlucht naar Egypte
Maria en het Kindeke Jozef
De ezel
De slapende wijzen (koningen?), die door een engel in een droom gewaarschuwd worden niet naar Jeruzalem terug te keren.

De vlucht naar Egypte

Maria en het Kindeke Jozef

 

De ezel

De slapende wijzen  (koningen?)

Volgende keer meer!

Kerken kijken – Autun

Wij begeven ons nu een heel stuk noordwaarts, tot we in het gebied rondom Dijon komen, vanouds een gebied met veel kerken en kloosters. Want daar lag het koninkrijk Bourgondië, in de Middeleeuwen zeer machtig en welvarend. Het lag ingeklemd tussen het naar macht strevende Frankrijk en het oppermachtige Duitse keizerrijk.

Wij begeven ons nu een heel stuk noordwaarts, tot we in het gebied rondom Dijon komen, vanouds een gebied met veel kerken en kloosters. Want daar lag het koninkrijk Bourgondië, in de Middeleeuwen zeer machtig en welvarend. Het lag ingeklemd tussen het naar macht strevende Frankrijk en het oppermachtige Duitse keizerrijk.

Ook Nederland heeft enkele eeuwen tot het Bourgondische koninkrijk behoord. We herinneren ons uit de vaderlandse geschiedenis de namen van Philips de Goede en Karel de Stoute. Ietwat ten zuiden van Dijon ligt het stadje Autun. Naast vele overblijfselen uit de Romeinse tijd trekt vooral de Romaanse kerk onze aandacht. De “St. Lazare” is door de eeuwen heen goed bewaard gebleven.

   

 Kijkt u maar eens naar de prachtige voorgevel met een ongeëvenaarde afbeelding van het laatste oordeel.

De kerk dateert net als de kerken van St. Gilles en Arles uit het midden van de 12e eeuw. Zij was de hoedster van de relikwieën van Lazarus. Volgens een legende zouden Lazarus en zijn zusters Marta en Maria van Palestina naar Zuid Frankrijk zijn gekomen. Lazarus zou de eerste bisschop van Marseille zijn geworden. Vanuit de Provence zou hij een begin hebben gemaakt met de kerstening van Frankrijk. Zo zijn zijn beenderen in Autun terecht gekomen. Vast staat, dat Lazarus al in de 10e eeuw in Autun werd vereerd, terwijl Maria Magdalena haar plek had gevonden in het naburige Vezelay, waar tegelijkertijd ook zo’n schitterende romaanse kerk is gebouwd.

Het is een geweldige aanblik, als je voor de kerk staat: eerst Maria en daarboven Christus in al Zijn majesteit op Zijn troon binnen het ovaal van de mandorla.  

Op de rand staat ingebeiteld:“Ik alleen orden het al, Ik alleen kroon de verdienste; die misdaden begaat, berecht en bestraf Ik”. Het eerste gedeelte wordt uitgebeeld in de scènes met de uitverkorenen in het timpaan links en op de latei daaronder.

Het tweede deel zien we uitgebeeld in de scènes met de verdoemden, rechts, dat is dus aan de linkerhand van Christus,

“Me judce” staat daar in het Latijn: “Mij komt het oordeel toe, Ik berecht en bestraf de zielen op de jongste dag”.

Vier engelen dragen de mandorla, het teken van Christus’ waardigheid, de twee onderste staande en de twee bovenste zwevend, met het hoofd naar beneden.

Boven het hoofd van Christus zijn twee medaillons aangebracht, die de zon en de maan symboliseren. Links van Christus zien we boven de tronende Maria en rechts van Hem twee figuren, waarschijnlijk Elias en Henoch, die levend ten hemel werden opgenomen. Misschien zijn het ook Johannes en Jakobus. En onder hen nog een apostel met een boek, dat zou Mattheüs kunnen zijn. Dan zijn de negen figuren aan de andere kant de overige negen apostelen. Helemaal links staat Petrus. Hij is groter dan de anderen en duidelijk herkenbaar aan de twee grote sleutels, die hij boven zijn schouder draagt. De een opent de toegang tot het hemelrijk, de ander tot het dodenrijk. Petrus staat met zijn rug naar de anderen toe, omdat hij de hemel bewaakt en de uitverkorenen de poort opent.

Op de rand tussen  het tympaan en de latei is te lezen:
“Die geen goddeloos leven leidt, zal verrijzen en voor hem zal het eeuwig daglicht schijnen”.

Dit wordt zichtbaar gemaakt in de reliëfs boven en onder deze in scriptie. Allereerst zien we links onder op de latei een reeks van graftomben uitgebeeld, waaruit de doden opstaan bij het klinken van de bazuin. Eens als de bazuinen klinken! Aan de linker kant staan beneden en boven twee engelen met een bazuin. Rechts is dat precies zo. Nu begint het laatste oordeel, de bazuinen gaan klinken.

In het midden, recht onder de voeten van Christus, scheidt de aartsengel Michaël met het zwaard de uitverkorenen en de verdoemden.

De volgende keer gaan we verder.

Kerken kijken – Arles

We gaan weer terug naar Zuid Frankrijk. Noordelijk van St.Gilles in de Provence ligt het stadje Arles, bekend van Vincent van Gogh. Hier geeft de schilder jaren lang gewoond en zijn prachtige zonnebloemen geschilderd. Middelpunt van de stad is de St. Trophime, die met de kerk van Gilles hét voorbeeld van Romaanse kunst in zuidelijk Frankrijk genoemd kan worden.

We gaan weer terug naar Zuid Frankrijk. Noordelijk van St.Gilles in de Provence ligt het stadje Arles, bekend van Vincent van Gogh. Hier geeft de schilder jaren lang gewoond en zijn prachtige zonnebloemen geschilderd. Middelpunt van de stad is de St. Trophime, die met de kerk van Gilles hét voorbeeld van Romaanse kunst in zuidelijk Frankrijk genoemd kan worden.

De streek had vanouds zeer sterke banden met de Romeinse cultuur, omdat het in het verre verleden deel had uitgemaakt van het Romeinse keizerrijk.

De voorgevel van St. Trophime heeft veel gelijkenis met de abdijkerk van de Heilige Egidius in St. Gilles. Beide kerken zijn ook in dezelfde tijd ontstaan, in het midden van de 12e eeuw. Op het plaatje ziet de kerk er een beetje donker uit. Het was ook wat donker, toen ik de foto nam. Maar duidelijk is ook, dat de kerk in de loop der eeuwen behoorlijk is verweerd, vandaar die zwarte aanslag. Als je hem nu zou zien, zag je beslist iets veel mooiers, want de kerk is in 1996 gerestaureerd en het beeldhouwwerk straalt je weer in alle glans tegen!

     

Laten we eens wat dichterbij gaan kijken. We zien Christus in heerlijkheid, in de mandorla, omringd door de symbolen van de 4 Evangelisten. De diersymboliek is tot stand gekomen naar aanleiding van de visioenen van Ezechiël. Het zijn de engel voor Mattheüs, de leeuw voor Marcus, de stier voor Lucas en de arend voor Johannes. Daaronder loopt een fries, dat is een soort gebeeldhouwde band, waarop links de uitverkorenen staan, in het midden de 12 apostelen en rechts de verdoemden.

Naast de deur verrijzen de beelden van Petrus en Johannes, links, en Paulus en Andreas rechts. Verder zien we nog aan de voorkant Jacobus de Oudere en Bartholomeüs en Jacobus de Jongere en Philippus.

      

Petrus en Johannes

     

Paulus en Andreas

Jacobus de Oudere en Bartholomeüs

 

Jacobus de Jongere en Philippus

 

De kerk is erg donker van binnen. Het heeft zoals u ziet een echt tongewelf, zo genoemd omdat het gewelf de ronding heeft van een ton. Het koor wordt summier verlicht door gebrandschilderde ramen. Dat geeft een diffuus licht en aan de kerkganger een mystiek gevoel.

     

Het meest bijzondere van de St. Trophime in Arles is de kloostergang, ook wel kruisgang genoemd. De zuilen zijn allemaal versierd met een kapiteel, dat is een kroon van  de zuil en tegelijk het draagstuk van het bovenliggende plafond. Deze kapitelen zijn allemaal versierd met Bijbelse voorstellingen.

     

          
     

De oudste galerijen zijn nog echt Romaans, daterend uit de 12e eeuw. De zuilen staan twee aan twee. Hier zien we achtereenvolgens

de aankondiging van de engel, dat Maria een kind zou krijgen

Bileam met zijn onwillige ezel

de intocht in Jeruzalem

Christus verschijnt aan Thomas en toont hem de wond in zijn hand

de vier mannen in de vurige oven

en nog anderen, waaronder deze die moeilijker thuis te brengen is.

In de kruisgang staan ook oude Romaanse sarcofagen opgesteld, rondom versierd met een heel stripverhaal:

                                               

Kerken kijken – St. Gilles

Een goede bezigheid is, als je met vakantie in Frankrijk bent, de mooie kerken aldaar te gaan bezichtigen. Nergens vind je zo veel prachtig bewaard gebleven oude romaanse en gotische kerkgebouwen als daar! We beginnen helemaal in het zuiden, in St. Gilles…

Een goede bezigheid is, als je met vakantie in Frankrijk bent, de mooie kerken aldaar te gaan bezichtigen. Nergens vind je zo veel prachtig bewaard gebleven oude romaanse en gotische kerkgebouwen als daar! We beginnen helemaal in het zuiden, in St. Gilles…

St.Gilles ligt onder Montpellier vlak bij de Middellandse Zee. Het was in de Middeleeuwen een belangrijk handelscentrum. Vele wegen kwamen daar samen. En zo werd het ook één van de vertrekpunten van de pelgrimsroute naar het graf van de heilige Jacobus te Santiago de Compostela  in Portugal. In de 11e en 12e eeuw had de stad zo’n 40.000 inwoners en er waren wel 9 kerken. Daaronder de abdijkerk van de Heilige Egidius, de grootste en de mooiste!

Dat kunnen we nog zien aan de majestueuze voorgevel met drie portalen. Hier en daar is het beeldhouwwerk geschonden door de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw. Ook daar, in Zuid Frankrijk, was een soort “beeldenstorm” geweest, heel jammer. Het heeft een haartje gescheeld, of de Protestanten hadden de hele kerk, inclusief die schitterende voorgevel, afgebroken! De kerk is gebouwd tussen 1116 en 1179, toen veel pelgrims het graf van de Heilige Egidius bezochten en het  klooster daarbij rijk bedachten.

U ziet, dat de voorgevel uit drie portalen bestaat met over de hele breedte een hoge trap. Beginnen we met het linker portaal, dan zien we boven in de halfronde nis, dat “timpaan” wordt genoemd, de aanbidding van de drie koningen en daaronder de intocht in Jeruzalem.

     

In het middelste portaal, ook wel het “koningsportaal” genoemd, zien we de zgn. “Majestas Domini”, de heerlijkheid van de Heer, zittend op Zijn troon in een ovale krans, dat “mandorla” heet. In de balk daaronder, dat noemen we een “latei”, zien we een afbeelding van het Heilig Avondmaal.

    

In het timpaan van het rechter portaal zien we de kruisiging afgebeeld en daaronder de graflegging.

Als u nog eens naar de grote foto boven kijkt, ziet u dat de lateien doorlopen over de hele breedte van het front. Daarop wordt de lijdensgeschiedenis uitgebeeld: de intocht in Jeruzalem, het verraad van Judas, de voetwassing.

Na de gevangenneming zien we, hoe Jezus gegeseld wordt:

Verder vallen ons nog de levensgrote beelden op:
Johannes en Petrus.
    

En Jacobus en Paulus, en ook zien we nog Mattheüs:

    

Het geheel wordt omlijst door symbolische voorstellingen. Zo zien we een centaur jagen op een hert, het symbool van de gedoopte, satyrs, die de macht van het kwade uitbeelden, een leeuw met een satyrkop edg.