Psalm 42

Maandagmorgen, psalmversje. Eén voor één kwamen we naar voren en zeiden gedwee de moeilijkste woorden, zonder enig begrijpen. Ruim dertig maal hoorde de meester dezelfde tekst, van luidkeels tot fluisteren, vergeten woorden vulde hijzelf in. De herinnering was teder.

Onverwachts kwam ik de grijsblauwe map tegen met vergeten correspondentie. Ik bladerde er losjes doorheen, las hier en daar iets en verbaasde me over het feit dat vriendschappen werkelijk kunnen ophouden. Ik haalde een vuilniszak en schoof de inhoud van de map in de zak. Het voelde goed. Op de grond dwarrelde een krantenknipsel van hooguit 6 bij 4 centimeter. ‘Klaas Würsten heeft zo psalm 42 in de streektaal bewerkt’, daaronder stond in vetgedrukte letters vers 1 van de genoemde psalm. Ik herkende direct de taal die in en rond Zwartsluis wordt gesproken, de taal die ikzelf nog moeiteloos kan spreken. Bij het lezen van de woorden merkte ik dat de psalm diep binnen kwam. Waardoor? Ik wist het niet. Zachtjes sprak ik de woorden uit:

Als een hind’ in dreuge streken,
slim begerig noar ’t genot
van wat water uut de beken,
zo verlangt mien ziel noar God.
‘k Wachte toadig op de Heer,
God, die leeft, zeg mi’j wanneer
za’k in ’t veurhof veur Oen ogen
weer Oen grote naam verhogen?

Het gevoel ging over in ontroering. Beelden kwamen boven van omboste boerderijen, weilanden, rietvelden, verre einders.

Mijn wortels roerden zich. Welk gevoel zou ik hebben bij het leven van psalm 42 in de oude berijming? Ik vond een oud psalmboek en las:

’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
schreeuwt niet sterker naar ’t genot
van de frisse waterstromen,
dan mijn ziel verlangt naar God,
Ja, mijn ziel dorst naar den Heer;
God des levens, ach, wanneer
zal ik naad’ren voor uw ogen,
in uw huis uw naam verhogen?

Maandagmorgen, psalmversje. Eén voor één kwamen we naar voren en zeiden gedwee de moeilijkste woorden, zonder enig begrijpen. Ruim dertig maal hoorde de meester dezelfde tekst, van luidkeels tot fluisteren, vergeten woorden vulde hijzelf in. De herinnering was teder.

En hoe was mijn gevoel bij de hedendaagse berijming van ‘het hijgend hert’? Ik las, het klonk haast gedragen:

Evenals een moede hinde
naar het klare water smacht,
schreeuwt mijn ziel om God te vinden,
die ik ademloos verwacht.
Ja, ik zoek zijn aangezicht,
God van leven, God van licht.
Wanneer zal ik Hem weer loven,
Juichend staan in zijn voorhoven?

Een gepassioneerd lied, een gedicht, waarin wanhoop en verlangen om voorrang lijken te strijden! Het vers kwam binnen als pure poëzie, ik werd er door aangeraakt. Psalm 42 voor mij, naast ‘wortels die roeren en herinneringen die teder stemmen, vooral woorden die aanraken…

Aly Brug.

(Eerder gepubliceerd in Centraal Weekblad.)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *