Welzalig de mens

Er zijn zo veel vormen van onbegrijpelijk leed. Waarom moest ik mijn baan kwijt raken? Waarom heb ik het geluk in m’n leven nooit gevonden?

Job 5, 17-26
“Welzalig de mens, die God kastijdt.”

Wat een moeilijke tekst! Zoiets kunnen we toch niet zo maar van onszelf zeggen?

“Welzalig de mens, die God kastijdt!” Ik voel me helemaal niet gelukkig, als mij dat overkomt! En u? Hoe kan Elifaz, de vriend van Job, dat dan toch zeggen?

En Jezus ook? Want Hij doet hetzelfde, als Hij in de Bergrede (Matth.5, 4) zegt: “Zalig die treuren…”

Zoiets kan in de Bijbel gezegd worden, omdat er iets anders op volgt. In Job is dat: “Want Hij verwondt en verbindt, Hij slaat en Zijn handen helen” (vs.18). En Jezus laat volgen: “want zij zullen verroost worden”. Dat betekent dus, dat de gekastijde, de geslagene, de treurende geluk zullen vinden in het troostrijke handelen van God. Dat je weten mag, dat Gods hand, die slaat, ook de hand is die verbindt en geneest. Gelukkig, welzalig, ben je in je verdriet, wanneer je weten mag, dat je daarin maar één kant van God ervaart en dat er nog zoveel andere kanten van God zijn, die je daarmee ook ervaren mag: het verbinden van de wonden, de genezing daarvan en de troost die Hij je geeft.

Gods handelen is in ons leven vaak zo moeilijk na te trekken, omdat het deze verschillende kanten heeft: het lijden en de heerlijkheid! Wie kan dit beter laten zien dan juist onze Heer Jezus Christus: gekruisigd en opgewekt uit de dood. Luther heeft het eens zó gezegd: “Onder en achter het nee vinden we het diepe, heimelijke ja”. God verwerpt en neemt aan. Hij wijst de zondige mens af, dat is zijn “nee”, en neemt diezelfde mens in Zijn erbarmen en grote liefde weer aan, dat is Zijn “ja”. In vers 19 lezen we: “In zes noden redt Hij u, en in zeven treft het kwaad u niet.” Gods zegeningen zijn overvloedig! De getallen 6 en 7 staan voor overvloed en volheid. Juist de geslagen mens mag deze zegeningen in overvloed ontvangen! Het is goed om dat te weten! Ook vandaag nog. Maar dan moeten we wel beseffen, dat wat wij “vrede en geluk” noemen niet hetzelfde is als wat de Bijbel “Gods zegen” noemt. Bij ons hangen vrede en geluk samen met gezondheid en welstand, een goede relatie en misschien ook het hebben van kinderen en kleinkinderen. Op zich is dat ook niet slecht. Een mens kan daarvoor dankbaar zijn en er de zegen van God in zien. Maar in de Bijbel wordt Gods zegen vooral gezien in Zijn hulp aan geslagen en onderdrukte mensen. Zegen en vrede voor hen, die onder het kruis doorgaan! Zalig de mens, die God kastijdt, zalig de treurenden… want zij zullen vertroost worden! Het is hetzelfde als in Psalm 84, waar de arme mus meer aandacht van God krijgt als de sterke zwaluw!

Hoezeer God een helper is, wordt in onze tekst heel concreet gemaakt: “In hongersnood verlost Hij u van de dood, en in oorlog van de macht van het zwaard” (vs.20). Hongersnood en oorlog, dat waren in Jobs tijd de grote noden, waar mensen mee te maken hadden. Zij zijn het nu nog, maar dan op veel grotere schaal. Wij zien de honger in de ogen van vele miljoenen, vooral kinderen. Wij zien ook de oorlogsdreiging in de machten van het kwaad, die overal in de wereld dood en verderf zaaien. Twee ontzagwekkende noden, die de wereld in hun wurgende greep houden. We kunnen er nooit genoeg tegen doen. En hier moet ook de prioriteit liggen van elke regering, zeker ook van de nieuwe president van de Verenigde Staten. Toch mogen we ook op deze grote schaal het vertrouwen vast houden, dat het uiteindelijk God is, Die verlost van de dood en het zwaard, Hij doet het en Hij alleen kan dat!

“Voor de gesel der tong zijt gij geborgen en voor verwoesting hoeft gij niet te vrezen” (vs.21) Ook dit gevaar is ons bekend: de gesel van de tong. Zij is gevaarlijker dan ooit! Met de huidige invloed van massamedia kan zij veel kwaad berokkenen. Kwaadsprekerij op grote schaal via kranten, TV en weekbladen. Wij spreken wel eens smalend van de roddelpers. Wie zal zich daartegen kunnen verzetten? Onze tekst zegt, dat God je daarvoor zal behoeden!

Ook voor natuurmachten en wilde dieren hoeven we geen angst te hebben, want “met de stenen van het veld zult gij een verbond hebben en het gedierte van het veld zal in vrede met u leven” (vs.23). Hier zien we het beeld van de Bijbelse vrede: de sjaloom van God, dat mens en dier vredig samen leven. We kunnen ons afvragen, wat wij daarvan gemaakt hebben. Gelukkig hebben wij er weer meer oog voor gekregen en zijn er veel initiatieven om die Bijbelse vrede weer gestalte te geven. Ik denk aan de pogingen, die worden ondernomen om met uitsterving bedreigde dieren weer meer kansen te geven. Ik denk ook aan het promoten van biologische en “Fair Trade” producten en het tegengaan van het kappen van oerwouden. Maar er is al heel veel bedorven. De mens heeft eeuwen lang alleen maar verstoord. Een evenwicht tussen mens en dier is er al lang niet meer. Misschien dat het nog gevonden wordt in sommige paradijselijke eilanden van de Stille Zuidzee. De verenigingen tot natuurbehoud, het World Life Fund en Redt de Waddenzee en dergelijke hebben nog heel wat werk te verzetten! Toch geeft de Bijbel ons het visioen van de eenheid van Gods schepping!

Tenslotte zal ons leven “vol” zijn, want “in hoge ouderdom zult gij ten grave dalen” (vs.26). Dat is het zalige einde van de mens, die geslagen en getroost, verwond en verbonden wordt. Dat is het Bijbelse levensperspectief! Gods wegen zijn wonderbaar, wordt wel eens gezegd, wanneer men van het leven en ‘s-levens loop niets begrijpt. ’t Is waar, daar is soms geen peil op te trekken. De wegen, die God met een mens gaat, zijn “wonderbaar”, voor ons mensen niet na te gaan. Wat weten we eigenlijk van het leven? Van Gods bedoelingen met ons? Niets! Waarom moeten mensen, die een leven vol liefde en geluk met hun partner hebben, opeens ziek worden, ten dode toe? Waarom moeten jonge mensen door een ongeluk om het leven komen? In de Tv-uitzending op 2 november 2008, Allerzielen, hebben we gezien, op hoe verschillende wijze de dood mensen treft. Maar het hoeft niet alleen de dood te zijn, die vragen bij ons oproept. Er zijn zo veel vormen van onbegrijpelijk leed. Waarom moest ik mijn baan kwijt raken? Waarom heb ik het geluk in m’n leven nooit gevonden? Waarom moest ik in een verpleeghuis terecht komen? Waarom wordt er zo veel onrecht en honger geleden in een wereld, die toch door de machtige God geschapen is?

Ook een wijze man als Elifaz had daar geen antwoord op, Natuurlijk wel in theorie, want hij is een wijs man en kan goed beredeneren. Hij gaat uit van het levensideaal van de wijze, die op God vertrouwt, dat in tegenstelling tot de dwaas, die denkt God niet nodig te hebben in zijn leven. Zijn levensprincipe is: de vreze des Heren als het beginsel van alle wijsheid. Alleen, het is theorie, en in de praktijk gaat dat niet altijd op. Hij kan dus Job ook niet werkelijk helpen. Het gaat hem allemaal te gladjes af. U heeft dat misschien ook wel eens beleefd, toen iemand tegen u zei: “kom op, vertrouw op God, het komt allemaal wel goed!” U dacht toen -denk ik: ja ja, je moest het zelf maar eens beleven! Elifaz dacht wel, dat hij wist, waarom God Job zo veel deed lijden: het was Gods straf voor zijn heimelijke zonden! Natuurlijk, zo moest het wel geweest zijn, dat ligt toch voor de hand? Zo echt menselijk gedacht in het patroon van straf en beloning. Voor het grote geheim, dat God anders is, totaal anders dan wij mensen, had Elifaz nog geen oog. Dat God uitgaat van een ander patroon, namelijk dat van zonde en vergeving, daarvan had hij nog geen begrip. Het gevoel van Job, die worstelt met de zin van het leven en voor wie God zo duister en raadselachtig was geworden, dat kon de man niet meevoelen. En zo bleef Job in de kou staan en kwam Elifaz op het einde van het boek Job te staan onder het oordeel van God: “omdat gij niet recht van Mij gesproken hebt, zoals mijn knecht Job” (42,8).

Toch heeft, wat Elifaz in ons tekstwoord zegt, een diepe Evangelische waarde. Anders wellicht dan hij het bedoeld heeft. Hij bedoelde er immers mee de opstandige Job zijn lijden te doen aanvaarden. Versmaad de tucht van de Almachtige niet, dat was zijn levensmotief. Want aan die tucht van de Almachtige is zo veel zegen verbonden, zo legt hij het uit. Voor ons ligt het Evangelie ook in die zegen. Maar het probleem van het lijden blijft staan, het is duisternis en worsteling. Gelukkig laat Christus ons zien, dat er in die duisternis licht komt, en dat de worsteling tot overwinning voert. De lijdende knecht des Heren vervult de zegensprofetie van Elifaz: in de straf, die Hij voor ons droeg, is ons de redding tot het leven gegeven! In het lijden mogen we Gods troost en hulp ervaren. Hierin ligt, denk ik, het geheim, dat veel zieke en gehandicapte mensen geduldig hun lijden dragen en niet achter hun gezondheid aanlopen, van de ene genezer naar de andere. Dat is geen theorie, maar werkelijkheid. Dat heeft tenslotte ook Job mogen ervaren. Moge dat ook uw ervaring zijn of worden! Dan zullen wij ook eens in vrede onze ogen mogen sluiten!

Amen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *