Zalig zijn de armen van geest

Om te weten, wie met de armen bedoeld zijn, moeten we teruggaan naar het Oude Testament. Waarom wordt hen het Koninkrijk der Hemelen beloofd?

Mattheüs 5, 3

‘Zalig zijn de armen van geest,
Want hunner is het Koninkrijk der Hemelen’

Op weg in de Adventstijd willen we er over na denken, hoe we het kunnen vieren. Ik bedoel: hoe we het in de juiste geest kunnen vieren. De eerste Zaligspreking wil ons daartoe opwekken: Zalig de armen!

Zalig betekent gelukkig, gelukzalig, iets wat te prijzen is, waarom je zelfs een ander kunt benijden! Welke ander? Wie de benijdenswaardige mensen? Wie zijn hier “gelukkig” te prijzen? Zijn het de rijken? De mensen met veel kennis en macht? De Farizeeën soms? Of zijn het misschien juist de armen? Ja, het zijn juist de armen! Wie hebben wij daaronder te verstaan?

Zijn het de mensen, die in materiële zin arm zijn? Zij, die behoren tot de minima en terecht komen bij één van de voedselbanken? Of moeten wij meer denken aan arme in geestelijke zin? Zijn het soms de eenvoudigen van geest, de “kinderkens” uit Mattheüs 11, 25 , aan wie God “deze dingen” heeft geopenbaard?

Of zijn het de gebrokenen van hart, de mensen, die lijden aan een groot verdriet, misschien wel onder hun eigen zonden?

Of zijn het die mensen, die zich onder inwerking van Heilige Geest zelf arm hebben gemaakt en hun bezit en de wereld verzaakt hebben?

Het zou allemaal best kunnen, maar toch zijn we er nog niet, bij onze armen, zoals Mattheüs die noemt in onze tekst. De Evangelist heeft het wel over “geest”, hij noemt de armen “armen van geest”. Bij Lukas vind je dat niet, luister maar: “Zalig, gij armen, want uwer is het Koninkrijk van God” (Lukas 6, 21).

Misschien heeft Mattheüs er “geest” aan toegevoegd, omdat de Griekse lezers, voor wie hij schreef zich zouden stoten aan een materialistische opvatting van de armen. De Grieken hadden immers een geestelijke instelling. Wij zouden tegenwoordig zeggen: zij waren spiritueel ingesteld, net zoals veel mensen vandaag.

Om te weten, wie met de armen bedoeld zijn, moeten we teruggaan naar het Oude Testament. Daar komen de “anawiem” in beeld. Daar worden in de eerste plaats de bezitlozen mee bedoeld, die daarmee ook rechteloos waren, achteruitgezet en onderdrukt. Maar God heeft juist oog voor hen! De zwakkere en niet-vermogende heeft bij God voorrang in Zijn Koninkrijk! De mus, die in het vogelrijk helemaal niet meetelt, krijgt bij God een bijzondere plaats. Ps.84: “Zelfs vindt de mus een huis, o Heer, en de zwaluw een nest…” De mus wordt een huis toebedacht, terwijl de zwaluw, die zo prachtig kan vliegen en daarmee een veel rijkere vogel is, slechts een nest krijgt. Zo gaat het in het Oude Testament bij de mensen ook. Wees en weduwe staan vooraan! En de rijken en machtigen, de onderdrukkers dus, worden de goddelozen genoemd (leest u Psalm 52 maar!). De armen, de “anawiem”, zijn daarentegen de “vromen, de rechtvaardigen”. Zij hebben een zwaar lot, maar daardoor komen zij wel open te staan voor God en gaan zij van Hem al hun heil verwachten. Zo worden zij Zijn lievelingetjes! Leest u maar eens in de profeten, bijvoorbeeld Jesaja 29, 19-20, en in de Psalmen: Ps.40, 18; 69, 33-34; 70, 6; 74, 21 en 86, 1-2.

Ook gehandicapte en zieke mensen behoren tot die armen. Zij mogen al hun heil van God verwachten! Dat is dan ook de geest, waarin wij Advent mogen vieren. Dat heeft Mattheüs – denk ik – bedoeld, toen hij het Woord van de Heiland opschreef: “Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen.”

Wanneer u en ik vanuit die geest gaan leven, wordt het beslist een goede Advent en een gezegend Kerstfeest!

3 gedachten over “Zalig zijn de armen van geest”

  1. Ik ga vanmorgen een gedicht van een onlangs opnieuw tot bekering gekomen maat voorlezen.Hij zal er zelf bij zijn en het begint met;HEER,ik ben arm van geest……..

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *