De enveloppe is onopvallend, de inhoud laat me weten dat ik bij de rouwenden hoor.
De werkgroep Verliezen Verwerken Salland/Noordwest Overwijssel heeft, evenals voorgaande jaren, een thema- en ontmoetingsdag georganiseerd in Ommen met als titel “Glansloos zijn de dagen”. Deze keer zal Manu Keirse een inleiding houden. Ik zoek op internet en ontdek dat hij hoogleraar is aan de Faculteit Geneeskunde van de K.U. te Leuven. Van zijn hand verschenen meerdere boeken over rouwverwerking.
Een paar weken later. Onzeker open ik de deur van het Kerkelijk Centrum ‘De Kern’ aan de Bouwstraat en word opgevangen door Ted. Ik herken hem van vorig jaar. Hij weet alles over symbolisch bloemschikken en zal vanmiddag de workshop leiden. Ook andere mensen van de werkgroep herken ik en zij herkennen mij. En als ik dan ook nog een vriendin en twee andere deelnemers van vorig jaar ontdek, is het haast gezellig.
De ruimte is aangenaam, zo’n vijftig rouwenden, vrouwen in de meerderheid, er zijn verrassend veel jongeren. Janneke Dijkhof opent met een gedicht van Doris Dorné:
Met open ogen
staar ik
in de spiegel van het verleden
naar het troosteloze heden.
Glansloos
zijn de dagen nu jij er niet meer bent,
alles heeft zijn kleur verloren,
eenzaamheid trekt diepe sporen
in de kamers van mijn hart.
Daarna loopt Ted naar de uitgeholde schijf van een dikke boom. Er zitten rare punten glas in. ‘Een stuk geslagen spiegel, zo zien we onszelf, niet meer compleet’, legt hij uit. Het zware ‘pak van rouw’ ligt op tafel, het touw er omheen is losgemaakt. Manu Keirse zal het papier verwijderen. Hij oogt vriendelijk en ontspannen, zijn stem is heerlijk. Keirse geeft handvatten. ‘Verdriet is als een vingerafdruk: voor iedereen herkenbaar en toch zijn er geen twee vingerafdrukken gelijk. De lijnen lopen telkens weer anders en vormen een uniek patroon. Zo loopt ook het verwerkingsproces anders. Steeds opnieuw het verhaal vertellen, de puzzel wordt compleet. Leeftijd is geen excuses voor verdriet en verdriet wegstoppen heeft geen zin. Men moet dwars door de pijn heen, tranen en verdriet toelaten, steeds maar weer, tot de stroom geleidelijk minder wordt. Schuldgevoelens ontstaan door ons streven naar perfectie, ze vertellen ook over liefde. De opvang door anderen is heel belangrijk.’ Hij kijkt scherp de zaal rond. ‘Ik zal u een verhaal vertellen. Een werknemer ging veertien dagen na het overlijden van zijn vrouw weer naar zijn werk. De directeur riep hem in zijn kamer en zei: ‘Vertel me eens hoe is alles gegaan?’ De man vertelde, het gaf lucht. De directeur luisterde vol aandacht. ‘Wij hebben voor jou tijdens de lunch een kleine ruimte gereserveerd. Daar kun je lunchen met een paar anderen, die jezelf mag kiezen.’ De werknemer werd met zorg opgevangen en kon langzaam in het werkproces terugkeren. Een ander verhaal. Roos, een moeder van vier jonge kinderen verliest haar man en niet veel later ook een kind. Haar moeder is de steunpilaar, zodat Roos overeind blijft. Dan verongelukt de twaalfjarige dochter. En weer is de moeder daar, maar Roos vloekt haar weg en zegt dat de moeder beter had kunnen verongelukken, zij heeft het leven al grotendeels geleefd. De moeder gaat en komt later door de achterdeur binnen met de woorden: ‘Je hebt gelijk ik ben oud, ik had beter kunnen sterven.’ In tranen vinden ze elkaar.’
Het is stil in de zaal. ‘En dan die drie dochters, die hun moeder in alle liefde bijstonden in de ziekte en op de avond van de dag van overlijden naar een dansgelegenheid gingen. Het hele dorp sprak schande. Maar voor hen was bewegen dè manier het verdriet er uit te schudden.’
Een paar deelnemers krijgen een glas water aangereikt; water geeft lucht. Keirse bouwt af. ‘De politie raadt mensen af te gaan kijken naar dierbaren die ernstig verwond zijn na een dodelijk ongeval. Ik raad aan als men het enigszins kan opbrengen de confrontatie aan te gaan. Ooit werd ik gebeld om raad. Een jongen was onder de trein gekomen, her en der lagen delen van zijn lichaam. Ik adviseerde alle delen naast elkaar te leggen, ze onderling te verbinden met zwachtels en ze af te dekken in de vorm van een lichaam. Alleen de delen die wel gezien mochten worden onbedekt te laten. Een paar weken later werd ik gebeld door de ouders. ‘Wij zijn u ontzettend dankbaar. Door uw bemoeienis hebben wij de linker voet van onze zoon nog kunnen kussen.’
Er worden vragen gesteld. Een deelneemster heeft na tien jaar verpleeghuis haar man een jaar geleden verloren. Ze heeft nog niet kunnen huilen en verlangt naar tranen. Een meneer meldt dat mensen vragen ‘Hoe gaat het?’, maar niet wezenlijk luisteren. Keirse draagt aan. ‘Altijd een zin afmaken. ‘Hoe gaat het sinds ik u de laatste keer sprak?’ Iemand heeft pijn omdat de naam van haar dierbare nooit genoemd wordt. ‘Laten we zelf het initiatief nemen en de naam van onze geliefde noemen’, vindt een deelneemster. Zelf noemt zij regelmatig zijn naam, voor mensen die hem nooit ontmoet hebben, heeft hij een gezicht gekregen. ‘Mensen die open staan voor de naam, zij zijn als graspollen waaraan we ons optrekken om de berg te kunnen beklimmen. Anderen doen niet meer terzake.’ Instemming alom.
Harpspel zorgt voor de overgang naar de zeer verzorgde lunch. Bij de boekentafel praat ik na met Manu Keirse. Hij schrijft in het zojuist gekochte ‘Vingerafdruk van verdriet’, in kleine letters: ‘Lezen over verdriet, is lezen over liefde.’
Na de workshop ‘bloemen vertellen over rouw’ en de in kleine groepen gehouden gesprekken, volgt de sluiting. Bij de deur reikt Ted ons een stukje tak aan voorzien van een kussentje mos. Aan de voorzijde zitten kraaltjes. ‘Is er een geluksmoment, leg dan een kraaltje op het mos.’
’s Avonds peuter ik de rode kraal los en vlij haar op het mos…
Aly Brug.
Overgenomen uit het Centraal Weekblad nr.50 met toestemming van de auteur, waarvoor hartelijk dank! Illustratie van Nele Reyniers in ‘Vingerafdruk van verdriet’.