Zending

Wat jullie moeten doen? Werelddiaconaat, andere mensen helpen, de grote problemen in de wereld aanpakken, de armen en verdrukten recht geven en eten en een plek om te wonen!

Psalm 22, 28a en 30 
“Alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot de Here bekeren. Alle welgedanen der aarde eten en aanbidden; voor Hem knielen allen die in het stof neerdalen…”

Verwoest huisDe psalmdichter is vol van het heil des Heren. Hij begint met de tekst: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Het bekende “Eli, Eli, sabachtani” uit de lijdensgeschiedenis van de Here Jezus. En de psalm eindigt met het visioen van alle volken, die zullen eten en aanbidden en voor Hem zullen neerknielen. De psalmdichter ziet Gods heil niet alleen in zijn persoonlijk leven, maar hij ziet het uitgebreid over de gehele aarde. Hij blijft niet staan bij wat hem persoonlijk overkomt, Gods heil en genade na een zwaar en moeizaam leven, maar hij ziet dat heil van God al spoedig midden in de wereld. Of liever: hij ziet heel de wereld rondom Gods heil. Zo groot, zo overweldigend is het, dat niemand zich daaraan kan onttrekken.

Zo wordt deze psalm tot zendingspsalm bij uitstek. Alle einden der aarde zullen het gedenken. Wat gedenken? Wat God gedaan heeft: de verlossing die Hij gebracht heeft uit de ellende.

Zo groot is het heil van God, dat het eenvoudig niet kan uitblijven, of de gehele wereld komt er op toelopen. Ik denk, Gemeente, dat hier de oorsprong ligt van alles wat met onze zending te maken heeft. En dan zien wij naastenliefde, elkaar helpen, elkaar te eten geven en alle zorg die mensen nodig hebben, zeker ook medische zorg. Het heil des Heren is zo groot, zo overstelpend, dat het vanzelf tot alle mogelijke actie van wat wij “zending” noemen komt.
 
We denken dan ook aan de belofte van de Heiland: : Zie, Ik ben met u, al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Zonder Hem zouden we het ook niet klaren. Maar met Hem kunnen we alles aan tot aan de einden der wereld. We weten, dat veel jonge Kerken onze hulp nodig hebben. We lezen dagelijks in de krant, hoe ook Christenen het slachtoffer worden van haat en agressie, overal in de wereld. Zending is niet vrijblijvend, het is soms erg gevaarlijk. En toch hebben we de belofte: Zie, Ik ben met u… en alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot de Here bekeren.

Zending is niet in de eerste plaats bedoeld als propaganda voor het christendom, om anderen tot het christelijke geloof te brengen, om heidenen te bekeren. Dat nooit in de eerste plaats.

Want God zelf zal dat wel doen, het heil des Heren verspreidt zich zelf over de aarde. De psalmdichter heeft dat ook in eigen leven ervaren. De mens kan zijn heil, zijn geluk zeg maar, niet kopen of door wat voor goede werken ook bemachtigen. Hij krijgt het geschonken door God Zelf, door Zijn genade. In de grote wereld is dat ook zo. Gods heil is daar alom aanwezig, en het is machtig en overweldigend. Alle einden der aarde zullen het gedenken. Alle welgedanen der aarde zullen eten en aanbidden… en eens zullen allen welgedaan zijn, eens zullen allen eten en aanbidden. Voor Hem zullen knielen allen die in het stof neerdalen, alle geslagenen en betrapten, alle verdrukten en gediscrimineerden, zij zullen eten en welgedaan zijn en de Heer aanbidden. Alle einden der aarde zullen het heil des Heren beleven… wat een heerlijke belofte! En van deze belofte mogen wij in onze zendingsactiviteiten al iets laten zien. Wij worden daarbij ingeschakeld met ons gebed, met ons offer, met onze dienst en naastenliefde. Zo staat de Gemeente voor een taak van God Zelf gegeven, met de belofte dat het werkt, dat Gods zegen er op rust… en zo worden we geroepen elk jaar opnieuw in een uiterste inspanning onze gaven en krachten te vermeerderen,altijd met Gods belofte voor ogen: Alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot de Here bekeren. Alle welgedanen der aarde eten en aanbidden, voor Hem knielen allen die in het stof neerdalen.

Zending en werelddiaconaat

Lukas 10: 37
“Ga heen, doe gij evenzo!”

“Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?”
Zending en werelddiaconaat! “Ga heen, doe gij evenzo!”

Een wetgeleerde is in de leer gegaan bij een Samaritaan. Een trouw gereformeerd kerklid de weg gewezen door een buitenkerkelijke! Wat jullie moeten doen? Christenen over heel de wereld? Werelddiaconaat, andere mensen helpen, de grote problemen in de wereld aanpakken, de armen en verdrukten recht geven en eten en een plek om te wonen!

“Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn geweest van de man, die in handen der rovers is gevallen?” Logisch, die hem barmhartigheid betoond heeft natuurlijk! Ja, logisch. Waarom vraagt u dan, wetgeleerde, naar de bekende weg? Wie is mijn naaste? Of is het niet de bekende weg? Heeft de wetgeleerde DAT niet begrepen? ’t Zou best kunnen. Velen in onze kerken schijnen dat ook nog lang niet begrepen te hebben. Anders zou het er in de wereld om ons heen wel anders uitzien.

Farizeeërs en wetgeleerden zijn hoogstaande mensen. Maar het vervelende van zulke mensen is, dat zij altijd een beetje neerkijken op de anderen. Zij weten heel veel en doen ook heel veel aan de godsdienst, zij willen God in alle opzichten aangenaam zijn. Maar zij bemerken nu juist niet, dat zij in hun streven om alle geboden te onderhouden, helemaal geen oog hebben voor God, maar alleen voor zich zelf. Zij zijn overtuigd, dat zij in eigen kracht Gods geboden kunnen vervullen. Het gaat hun dan ook minder om de ontmoeting met God dan om zelf rechtvaardig te zijn en de wet te vervullen. Ook al willen zij alles voor God doen, toch hebben zij God niet echt nodig! Het voldoen aan de norm en het zelf gestelde ideaal geeft voor hen de doorslag. Kent u zulke mensen ook? Bent u er misschien ook zo een? Zij zijn zo gefixeerd op de geboden, ze maar de Schrift en de Belijdenis, dat zij vergeten wat God eigenlijk van de mens verlangt. Jezus zegt het hun in het Mattheüs Evangelie twee maal uitdrukkelijk: “Barmhartigheid wil ik, liever dan offers.”

De wetgeleerde begon met te vragen :”Wie is mijn naaste?” Hoort u het? De man redeneert vanuit zichzelf: “Wie is mijn naaste?” Maar Jezus vraagt hem tenslotte nadat hij de gelijkenis verteld heeft: “Wie is de naaste geweest van de man, die in handen van de rovers gevallen is?” Jezus redeneert vanuit het slachtoffer. Dat is de weg, die ons vanmorgen gewezen wordt naar de zending en het werelddiaconaat: niet uitgaan van je eigen ik, maar van de mensen, die in nood verkeren. De situatie wordt dan deze: stel je voor, dat je zelf zo’n stakker was, dat je niet hier in Nederland geboren was, maar bijvoorbeeld in Ghana. Stel je voor dat je daar lag, op de weg van Jeruzalem naar Jericho, waar het nu nog zeker zo gevaarlijk is als toen. Dan is toch het antwoord niet meer te ontwijken, dat moet je er toch wel iets aan doen of niet soms?

Kortom: het is een Christenplicht. De grondslag van alle zending en werelddiaconaat is de barmhartigheid. Een mens kan nog zo veel weten van de Bijbel en God, maar als hij een koud hart heeft, heeft hij de weg naar God niet gevonden. Het zal er steeds weer op aankomen te ontdekken, niet wie jouw naaste is, maar van wie jij de naaste bent, of moet ik zeggen: mag zijn? Wie op jouw hulp rekenen mag, wie de de gast aan jouw welvoorziene tafel is, wie jouw bijdrage aan de zendingscollecte niet ontberen kan, aan wie jij jouw barmhartigheid kwijt kunt, zoals Jezus dat hier in gelijkenis laat zien en later ook in zijn eigen leven, aan het kruis. Hier past maar één advies:

“Ga heen en doe gij evenzo!”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *