De Heilige Geest en de geestdrift

“En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God,
dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees;
en uw zonen en uw dochters zullen gezichten zien,
en uw ouderen zullen dromen dromen:
ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden
zal ik in die dagen van mijn Geest uitstorten
en zij zullen profeteren.”

Handelingen 2, 17-18

“En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God,
dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees;
en uw zonen en uw dochters zullen gezichten zien,
en uw ouderen zullen dromen dromen:
ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden
zal ik in die dagen van mijn Geest uitstorten
en zij zullen profeteren.”

Het Pinksterfeest heeft toch wel in de eerste plaats te maken met “bezieling”. Mensen worden bezield, zo lezen we in Handelingen 2. Petrus gaat daarbij uit van een tekst uit Joël: “Het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees.”

Eigenlijk wordt hier herinnerd aan de schepping. Eenmaal zweefde toen de Geest van God over de wateren en de wereld was toen nog woest en ledig. Die Geest bracht in de chaos licht, orde en leven. Datzelfde zal weer gebeuren in de laatste dagen, zegt God. Dan daalt de Geest van God in de harten van mensen en brengt daar opnieuw licht, orde en leven. Maar van een hogere soort, niet meer natuurlijk maar meer geestelijk, spiritueel zouden we tegenwoordig zeggen. Je zou dit  “bezieling” kunnen noemen.

We denken dan in de eerste plaats aan de eerste Christenen, de mensen die op de eerste Pinksterdag zelf bezield werden. Het zijn de mensen, die – zoals in Handelingen 1 staat- eendrachtig bijeen waren in de opperzaal van Jeruzalem, volhardende in het gebed en uitziende naar de komst van de Heilige Geest. Het zijn de discipelen en vrouwen, onder wie Maria, de moeder van Jezus, en ook Zijn broers. Allemaal eenvoudige mensen, zeker geen hoogstaande intellectuelen. Dat is kenmerkend voor het Pinksterfeest: het is een feest voor het gewone volk. De belofte luidt ook: Ik zal uitstorten van Mijn Geest op ALLE vlees. Iedereen hoort daar bij!

En het zal gebeuren in het laatste der dagen, zo staat er geschreven. Dat was een bekend begrip bij de mensen van toen. Zij wisten, dat daarmee werd bedoeld: de eindtijd, waarin God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zou geven. De eerste Christenen geloofden daar ook steevast in. En de bezieling op Pinksterdag vormde voor hen een bewijs, dat het zo ver was, dat het einde der tijden gekomen was! Voor ons ligt dat wel anders. Wij leven al weer zo’n twee duizend jaar verder in de geschiedenis. Van die eerste bezieling is niet veel meer over. Daarom ook hebben veel mensen moeite met het Pinkstergeloof. Wat moet je daar nog mee in deze tijd? Aan de andere kant zou het zo goed zijn, wanneer juist in onze tijd wat meer bezielde mensen gevonden zouden worden. De wereld van nu heeft ze broodnodig! Mensen, die gevormd zijn door Pinksteren, de Geest van God, het vuur van de liefde, de hoop op een nieuwe wereld. Pinksteren is toch ook het feest van de voltooiing, de vervolmaking, Het vooruitzicht dat alles eens goed komt met de mensen en de natuur en de hele wereld. Een bezield mens rekent daar mee en grijpt daar al op vooruit. Zo’n mens is eigenlijk al een nieuwe schepping! “Het oude is voorbij gegaan, zie, het is alles nieuw geworden!”

Die nieuwheid wordt uitgedrukt in de vuur-vlammen op de hoofden van de omstanders. Dat vuur maakt de nieuwheid en de liefde en de barmhartigheid zichtbaar. Het is ook een uiting van Gods gerechtigheid. God treedt vaak op in vuur. We denken aan Gods aanwezigheid in de vuurkolom bij Israëls uittocht uit Egypte. Bij Jezus zien we dat ook. Hij zegt: Ik ben het Licht des Levens. Tegelijkertijd kon Hij ook toornig zijn als een verterend vuur, zoals toen Hij de geldwisselaars uit de tempel verjoeg. Het is de bezieling van Gods Geest, die daarin tot uitdrukking komt. Zo zal het ook bij ons zijn, als de Pinksterzegen op ons daalt. En waarom zou dat vandaag niet kunnen gebeuren? “Ook op mijn dienstknechten en dienstmaagden zal Ik van Mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren”. Hoort u het? Dan zijn u en ik, heel gewone mensen. Niet dat ’t betekent, dat zulke gewone Gemeenteleden in een soort extase en opwinding zullen geraken, een soort geestesvervoering, waardoor mensen buiten zich zelf treden. Je hoort daar wel eens van, b.v. in de Pinkstergemeente en bij spiritisten. Nee, zo is het meestal bij ons niet, als wij Pinksteren vieren. Wij blijven gewone nuchtere mensen. Aan ons doen en laten is niets vreemds te onderscheiden. En toch is er iets met ons gebeurd. We hebben een bezieling ontvangen. Ons leven staat voortaan in een ander perspectief: dat van God en de eindtijd, en we gaan profeteren. Van buiten lijken we heel gewoon, maar van binnenuit broeit er iets nieuws. We raken los van onszelf en staan gericht op de toekomst, de toekomst van de Heer. De toekomst van de Heer is daar en wij, wij staan er al middenin!

Er zijn mensen, die letterlijk een heel nieuw leven moesten beginnen. Huis en haard moesten ze opgeven voor de Heer, die hen daartoe riep. Weer anderen heeft Hij ook geroepen, maar ze mochten in hun omgeving blijven. Levi, de tollenaar, b.v. werd één van de 12 discipelen, maar Zacheüs, ook een tollenaar, bleef waar hij was. Hij was wel een andere tollenaar geworden: hij gaf de helft van zijn bezit weg aan de armen. En zo was het ook met de drie Maria’s. Maria van Magdala volgde en diende Hem met haar bezit, maar Maria van Betanië bleef met haar zuster Marta en broer Lazarus in het stille dorp. En ook Maria, Jezus’ moeder, bleef gewoon thuis bij Jozef en de andere kinderen. Toch hebben zij alle drie de Heer gediend!

Laat ons dat tot troost zijn. Het zit niet in het spectaculaire, het zit in het gewoon menselijke, dat gewijd is door de Geest, waardoor toch je leven in een ander licht en perspectief is komen te staan. Geen hoogdravende toestanden alstublieft, geen geestelijke hoogstandjes! Dat wordt met Pinksteren en na Pinksteren niet van ons gevraagd, maar gewoon een warm kloppend hart en een vurige geest. Toen de mensen in Korinte door de Geest vervuld waren en dachten, dat het er verder in het leven niet meer zo op aan kwam, hoe ze leefden en wat ze deden, toen kregen ze Paulus tegen zich. Nee, zei Paulus, je kunt maar niet zo maar wat aan rommelen, denkend dat de zonde je niets meer kan doen, omdat je de Geest ontvangen hebt! Integendeel, je moet het laten zien dat je uit die Geest leeft door een ordentelijk en fatsoenlijk leven. “Zijt nuchter en waakt!’ roept hij hen toe. Een mens moet met beide benen op de grond staan en is ook verantwoordelijk voor de stoffelijke belangen. Je bent en blijft “rentmeester van de velerlei genade van God”.

Natuurlijk, het is heerlijk om van de aarde weg te dromen in hemelse zaligheid. Maar voor een Christen, die uit Pinksteren leeft, geldt toch “Wees nuchter en waakzaam”. Want we zijn nog niet in de hemel. Voorlopig zitten we nog op aarde en hebben hier onze taak te vervullen. God doet er wel een dosis bezieling bij, gelukkig maar, want daardoor kunnen we onze taken beter volbrengen. Met deze bezieling b.v. kunnen we stand houden tegen de druk in. Met deze bezieling kunnen we ons ook rijk voelen, hoewel we arm zijn, en sterk, ook als we zwak zijn, en gezond, al zijn we ziek of gehandicapt, en blij, al zijn we soms ook vreselijk bedroefd. De vruchten van de Geest, zegt Paulus, zijn liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Allemaal vuurtongen van dat grote Pinkstervuur!

Die bezieling brengt mensen ook dichter bij elkaar. Mensen kennen en herkennen elkaar aan dat vuur en zo ontstond de eerste Gemeente. Mensen warmen zich ook aan het Pinkstervuur en zo ontstond de Diaconie en het Werelddiaconaat, Kerk in Actie. Mensen worden ook geestdriftig door datzelfde vuur en zij gaan de Heer verkondigen, zij gaan profeteren in Woord en Daad, zó ontstond de zending. Met Pinksteren houden we nog steeds de wereldzendingscollecte. Discipelen werden apostelen, toen zij de Heilige Geest hadden ontvangen. En zo is het nog steeds! Als wij zelf warm zullen zijn, kunnen we ook anderen warm maken. Daar ligt ook onze Pinksteropdracht: mensen warm maken! Licht geeft licht!

Bezielde mensen als wij zijn, laten we steeds opnieuw bidden, wat Maarten Luther bad met de woorden van Gezang 239 vers 3:

Ontsteek een licht in ons verstand
En maak tot liefd’ ons hart bereid,
Geleid met milde vaste hand
Ons zwakke vlees in zekerheid.

Amen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *