Vertrouwen

De kleine jongen durfde niet verder naar boven, alleen de trap op, omdat het donker werd en de pannen rammelden op het dak. Hij durfde ook niet naar beneden, omdat hij zijn opdracht niet had vervuld. Moeder zei: nu hebben we dat mooie verhaal uit de bijbel gelezen, je hoeft niet bang te zijn, God is overal! De kleine jongen zei: dat weet ik ook wel, maar ik had toch liever, dat Hij mij een handje gaf!

Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar Woord.
Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord
Ik roem in God, door gene vrees gestoord

Aldus de oude Psalmberijming van Psalm 56 vers 5.
De nieuwe Psalmberijming zegt hetzelfde met andere woorden:

God is mijn deel, mijn vreugd, mijn levenslicht.
Ik prijs Zijn Woord, dat mij heeft opgericht.
Dit Woord houdt stand, dit is mijn toeverzicht.

Het woord “onfeilbaar” is wat negatief, omdat het zegt wat Gods Woord niet is: feilbaar. De nieuwe berijming zegt het positief: Gods Woord houdt stand. Het woord “onfeilbaar” spreekt bovendien meer tot het verstand dan tot het hart. Ik zou daarom ook liever zingen: “Ik roem in God, ik prijs het betrouwbaar Woord!”

Echt vertrouwen is Godsvertrouwen en dat Godsvertrouwen is een werkelijkheid in uw leven, als God Zijn betrouwbaar Woord tot u spreekt en u zich op dat Woord vol vertrouwen kunt verlaten. Dit Woord houdt u vast en u houdt het Woord vast!

Een eenvoudige vrouw op Texel, die jarenlang ziek was en het daarmee moeilijk had, waardoor zij nogal eens twijfelde, zei eens: “Als ik het geloof kwijt raak, lees ik Jesaja 41 vers 10 en 13: Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God, Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn heilrijke rechterhand, Ik de Heer grijp uw rechterhand vast, die tot u zegt: vrees niet, ik help u! Dan leg ik mijn vinger bij die woorden en zeg ik tegen de Heer: Gij hebt het Zelf beloofd en dus is het waar, ook voor mij, ik geloof Heer, kom mijn ongeloof te hulp!”

En er was eens een kleine jongen, die voor zijn moeder op zolder iets moest halen. Na het avondeten had vader uit de kinderbijbel voorgelezen en het slot was: God is overal en dus hoeven we nooit bang te zijn. De kleine jongen ging naar boven, maar kwam niet terug. Toen moeder ging kijken, zat hij halverwege de zoldertrap. Hij durfde niet verder naar boven, omdat het donker werd en het begon te stormen. De pannen rammelden op het dak. Hij durfde ook niet naar beneden, omdat hij zijn opdracht niet had vervuld. Moeder zei: nu hebben we dat mooie verhaal uit de bijbel gelezen, je hoeft niet bang te zijn, God is overal! De kleine jongen zei: dat weet ik ook wel, maar ik had toch liever, dat Hij mij een handje gaf!

Aan een God in bergen en in dalen. Een God van overal en nergens, hebt u niets. U kunt niet op Hem vertrouwen. U hebt een God nodig precies daar, waar u het moeilijk hebt, waar U Hem kunt gebruiken, halverwege op de zoldertrap, als u niet vóóruit en niet achteruit kunt. Als de mensen dan zeggen: je hoeft toch niet bang te zijn, God is overal, denkt u bij u zelf: het zal wel waar wezen, maar ik had toch liever dat Hij mij nu en hier Zijn hand gaf. Hier hebt u Zijn belofte: “Ik, de Heer, grijp uw rechterhand vast, zie niet angstig rond, Ik help u!”

Op deze belofte en op God, die in deze belofte u Zijn hulp toezegt en uw hand vastgrijpt, mag u vertrouwen. Geen vraagteken er achter, maar een uitroepteken:

Vertrouwen!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *