Thuis of in het ziekenhuis

We leven thuis, waarom zouden we ook niet thuis sterven? Veel mensen hebben daar moeite mee. Vroeger gebeurde dat wel. Het was een goed gebruik. De overledene werd thuis opgebaard en iedereen kwam afscheid nemen. En uit het huis werd men naar de laatste rustplaats gebracht. Nu hoor je mensen zeggen: “Ja maar, het is bij mij thuis veel te klein en in het ziekenhuis heb je de beste verzorging”.

We leven thuis, waarom zouden we ook niet thuis sterven? Veel mensen hebben daar moeite mee. Vroeger gebeurde dat wel. Het was een goed gebruik. De overledene werd thuis opgebaard en iedereen kwam afscheid nemen. En uit het huis werd men naar de laatste rustplaats gebracht. Nu hoor je mensen zeggen: “Ja maar, het is bij mij thuis veel te klein en in het ziekenhuis heb je de beste verzorging”.

Toch is dat jammer! Want een ziekenhuis blijft toch een vreemde omgeving. Je kunt niet zo dicht bij elkaar zijn als thuis. Ook kun je niet even naar de overledene toegaan en bij hem of haar zijn, als je daar behoefte aan hebt. Je kunt niet even gauw een kusje op het hoofd drukken of de hand strelen, als ’t je allemaal te veel wordt. Je kunt niet even met je kleinkinderen naar Oma of Opa gaan kijken. Natuurlijk, je kunt al die dingen ook in het ziekenhuis, maar alleen op gezette tijden, met anderen er bij. Daar is het geprogrammeerd, terwijl het thuis allemaal spontaan kan. Wanneer de geliefde thuis de laatste tijd van zijn leven mag doorbrengen, is dat voor iedereen een zegen. Omringd als ’t ware door een muur van liefde neem je afscheid van het leven. Dat is een mooi vooruitzicht.

Het maakt de dood minder angstaanjagend, denk ik. Zeker geldt dit voor de nabestaanden. Ze kunnen later denken en zeggen, dat ze tot het laatst toe nog alles voor de dierbare overledene hebben kunnen doen. Ook de familie en vrienden, kennissen en de buurtjes kunnen nog even persoonlijk langs komen. Je houdt als ’t ware “open huis”. Dat geeft wel veel drukte en kan een last betekenen voor de familie. Misschien wel, maar ook een bemoediging. Het is goed om elkaar tot steun te zijn, juist ook in die eerste dagen. Achteraf ben je dankbaar voor al die handdrukken, de geboden hulp, de troostrijke woorden, de opgehaalde herinneringen en de gekregen aandacht.

Thuis of in het ziekenhuis? Vroeger was dit geen vraag. Het was een goed gebruik om thuis te sterven temidden van de “nabuurschap”. In agrarische streken bestaat deze gewoonte nog. Het sterven van een dorpeling is niet alleen een aangelegenheid van de familie, maar van het hele dorp. De dood gaat boven de persoon uit: het is iets gemeenschappelijks, het raakt allen, net zoals het leven ook “van allen” is. In oude boeken lees je daar nog wel eens over. De hele buurtgemeenschap rondom het sterfbed. De buren verzorgen ook de begrafenis, dat is burenplicht. Daarna treedt de periode van rouw in, zo’n goed jaar. Dat was zichtbaar aan de kleding en aan wat je deed of juist niet deed. Dat alles hielp bij de rouwverwerking.

Psychologen weten het ons te zeggen, dat verwerking van verdriet noodzakelijk is. Anders kom je het verdriet niet te boven en kun je geen nieuw leven beginnen. Verwerk je ’t niet, dan blijft het rondspoken in je leven en wordt het een blokkade om verder te kunnen gaan, bijvoorbeeld om nieuwe relaties aan te knopen.

In theorie mag dat allemaal waar zijn en weten we ’t ook wel. Maar in de praktijk houden we daar toch niet altijd rekening mee. Iemand die ernstig ziek is moet naar het ziekenhuis, want daar ben je in goede handen. O ja, en thuis dan? De liefdevolle handen van vrouw, man en kinderen? Het zal de vraag zijn, waar je ’t beste af bent. Een vraag om over na te denken.

En als er geen herstel meer mogelijk is, dan zo lang mogelijk thuis blijven, als ’t kan, als de mensen om je heen het dragen en verdragen kunnen. Niet te gauw kiezen voor een ziekenhuis of verzorgingshuis. Waarom niet? De verzorging is daar toch goed? Omdat je daar in de vreemde bent, omdat daar geen rekening kan worden houden met wie jij bent en wat je nodig hebt. En zeker ook, omdat het aan nabestaanden kansen ontneemt om bezig te zijn met de verwerking van hun verdriet.

Gelukkig heb je tegenwoordig een tussenvorm: de stervenshuizen. Dat zijn kleinschalige woonhuizen voor zo’n 6 personen, die in de eindfase van hun leven verkeren en veel zorg nodig hebben. Hun kamer lijkt op “thuis” en de mensen van “thuis” komen ook de gehele dag over de vloer, zij kunnen daar zelfs blijven slapen. Het geeft aan de zieke een veilig en vertrouwd gevoel.

De mens is meer dan lichaam alleen. Voor het lichaam kan in het ziekenhuis prima gezorgd worden, daar kunnen we ’t volste vertrouwen in hebben. Maar de rest: de geest, de ziel, het hart, de scheiding van de vertrouwde omgeving en mensen, dat alles doet veel pijn. Soms heb ik het idee, dat we tegenwoordig ziekte en dood wegbannen uit het leven. Alhoewel… het vak van begrafenisondernemer schijnt weer “in” te zijn en veel begrafenissen worden “opgeleukt”. Sommige begrafenissen lijken meer op een feestelijke dan op een verdrietige aangelegenheid! Maar meestal stoppen we ziekte en dood weg. Toch horen zij ook bij het leven, bij de mens en de wereld. Je kunt ziekte en dood niet ongestraft negeren. Als je ze wegstopt, komen ze in een andere gedaante bij je terug. En dat is vaak heel erg: schuldgevoelens, angst, wroeging, eenzaamheid. Daarom: laten we het eerlijk onder ogen zien, als er ziekte of dood in ons leven komt. En het dan een plaats geven in ons leven. Praat er met elkaar over en neem tijdig je maatregelen. Later heb je daar profijt van.

Volgende keer: Begraven ‘in stilte’.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *