Zijt Gij het die komen zou?

Als ons Adventsgeloof niet stoelt op de Oudtestamentische belofte van de komst van de Vredevorst maar door andere meer eigentijdse en wereldse motieven wordt bepaald, dan zal ook onze teleurstelling niet uitblijven.

Mattheüs 11, 3
“Zijt Gij het die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?”

Wij leven in de tijd van verwachting, dan wel in de geest van het Oudtestamentische verwachten, zoals de profeten dat hebben verwoord: de Messias komt! De laatste van deze profeten is Johannes, bijgenaamd “de Doper”. Hij leefde in de verwachting, dat het Koninkrijk van God heel dicht bij gekomen was, omdat de Messias in aantocht was. Advent, verwacht de komst des Heren! Dat was zijn prediking. De mensen moesten gaan leven uit die hoop, die spoedig in vervulling zou gaan. “Bekeert u toch, want het Koninkrijk van God is op komst!” Johannes was de eerste, die in zijn neef Jezus de Christus, de Messias, erkende en Hem ook als zodanig beleed: “Zie, het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt”. Zó wees hij op Jezus helemaal aan het begin van het Johannes-Evangelie (1, 29).

Later, in Mattheüs 4 vers 12, horen we, hoe hij gevangen genomen was door koning Herodes Antipas. Dat is de situatie, waarin hij zich bevindt in onze tekst: gevangenschap. Maar deze opsluiting verhinderde hem blijkbaar niet contact te hebben met zijn discipelen. Hij hoorde zo ook van hen, wat Jezus deed en zei, maar het is duidelijk dat hij daar niet erg van onder de indruk was. Hij hoort wel van “de werken van de Christus”, maar hij twijfelt wel of Jezus echt de Christus is. Vandaar de vraag: “Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?” Zoals elke rechtgeaarde Jood geloofde hij in de “Komende”, in Hem Die komen zou, en iedereen wist dat daar de Messias mee bedoeld werd. Hoe komt het nu, dat Johannes, die eerst zo vol vertrouwen was in Jezus als de Messias, zo onzeker is geworden juist op dat punt? Is hij teleurgesteld? Is hij zijn geloof kwijt? Ja, ik denk ’t wel, omdat zijn verwachting niet is uitgekomen. Precies zoals wij dat ook wel eens hebben: je hoopt ergens op, je hebt er ook het volste vertrouwen in, maar dan loopt het zo heel anders dan je gedacht had, en je bent teleurgesteld. De Doper heeft Jezus als de Christus aangekondigd, als de Sterkere “Wiens schoenriem hij niet waardig was los te maken” en Wie hij getuigde: “Ik heb gezien en getuigd, dat Deze de Zoon van God is”. (Joh.1, 27 en 34). En het Mattheüs-Evangelie voegt er aan toe: “De wan was in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer geheel zuiveren en Zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur” (Matth.3, 4). Hij zou dus aanstonds als Rechter optreden, echt de Messias Die komen zou met recht en gerechtigheid, zoals de profeet Jesaja het had voorzegd. Maar wat was er gebeurd? Sinds het optreden van Jezus is er nog niets veranderd, alles is bij het oude gebleven, ja zelfs nog erger geworden: de voorloper van de Christus, Johannes zelf, zit nu in de gevangenis.

Heel begrijpelijk, dat Johannes in grote onzekerheid en verlegenheid gebracht is. Wat Jezus doet, raakt immers ook hem zelf en zijn boodschap van het Koninkrijk van God, zijn oproep tot boete en bekering en zijn woorden van troost voor de mensen. Als Jezus daaraan niet beantwoordde, dan was ’t met Johannes als profeet gedaan, en ook met de komst van de Messias! Dan was het leven in verwachting, het grote Advent, voor niets geweest!

“Zijt Gij het die komen zou of hebben wij een ander te verwachten?” De gevaarlijkste vraag uit heel het Evangelie! Zeker, ook Farizeeën en Sadduceeën hebben Jezus deze vraag wel eens gesteld en ze hebben herhaaldelijk gevraagd naar een teken, zodat Jezus zou bewijzen, dat Hij de Messias, de Zoon van God, was. Maar dat is niet te vergelijken met die vraag van Johannes. Zijn vraag komt van binnenuit, uit het hart van het Adventsgeloof, en hier wordt heel de zending van Jezus in de waagschaal gesteld en daarmee ook al de roepstemmen van de profeten monddood gemaakt. De vraag van Johannes de Doper komt er in het kort op neer, of Jezus de Christus is of niet. En ook of Jezus, op grond van datgene wat men van Hem hoort en ziet, in staat kan worden geacht om Israëls hoop te vervullen. Een echt moderne vraag ook. Want voor velen vandaag is het optreden van Jezus in al Zijn nederigheid en weerloosheid te weinig, te onbeduidend, om in Hem als de Messias te kunnen geloven. We moeten begrijpen, dat Johannes en zijn volgelingen echte geloofsactivisten waren, vrijheidsstrijders, opkomend voor het verdrukte land, vurig hopend dat het gehate juk van de Romeinse overheerser eindelijk eens afgeworpen kon worden. Daar zou de Messias toch zeker voor zorgen! Uit de vraag van Johannes klinkt de spannende verwachting van deze grootse dingen, het ongeduld ook, en dan nu de twijfel of ze zich in Jezus niet vergist hadden.

Hoe reageert Jezus hierop? Woedend? Onzeker, teleurgesteld, omdat hij in de rug aangevallen werd? Nee, helemaal niet. Hij laat Johannes heel eenvoudig boodschappen: “Wat gij hoort en ziet. Blinden worden ziende en lammen wandelen, en melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het Evangelie…”  Het zijn allemaal aanduidingen, dat in Jezus de heilstijd is aangebroken, precies zoals Jesaja het had voorzegd. Jij, Johannes, je kent je Bijbeltje toch wel, welnu dan, hoor en zie! Wat Jesaja voorzegd heeft, gaat nu in vervulling. Dat had Johannes kunnen helpen om zijn twijfel te boven te komen. Het is ook de enige mogelijkheid, die wij hebben als we onzeker zijn in het geloof. Terug naar de Schriften, hoor en zie! Maar heeft het Johannes ook geholpen? Waarschijnlijk niet. Immers even later zegt Jezus van hem, dat de kleinste in het Koninkrijk groter is dan hij. Dit zegt Jezus, nadat Hij eerst gezegd had dat onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, er niemand is opgestaan, groter dan Johannes de Doper. Waarom? Omdat de Doper, hij alleen, de voorloper was van de Messias om Zijn komst aan de mensen aan te kondigen. De grootste en toch de kleinste in Gods Koninkrijk. Omdat hij, die beter had moeten weten, toch in Jezus de Christus niet heeft erkend. De tekenen van de komst van Gods Koninkrijk, die Jezus zo overvloedig liet zien, heeft Johannes niet verstaan. “Zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt!” (Matth.11,6). Dat is de mens, die Jezus als Christus belijdt en aanvaardt. Voor Johannes is het heel tragisch uitgelopen op een aanstoot nemen aan de Christus. Hij had niet begrepen dat in Jezus het Koninkrijk van God op aarde was gekomen.

“Onder u is Hij, die gij niet kent”. Johannes was zo’n echt Adventsmens, vol verwachting van de grote dingen die God zou brengen. En toch zou hij op het einde de kleinste in het Koninkrijk genoemd worden! Omdat zijn verwachtingen te hoog gespannen waren? Nee, omdat zij verkeerd waren ingevuld. Misschien te veel op zich zelf of op de uiterlijke dingen van glorie, gerechtigheid te vuur en te zwaard! De koning der ere, aan het hoofd van een machtig leger, daar droomde hij van. Onjuiste verwachtingen, veelal niet ingegeven door de Schrift, maar op o zo menselijke wijze ingevuld. Hebben wij ook niet zo onze eigen verwachtingen voor Kerst? Is niet het woordje “gezelligheid’ daarvoor het belangrijkst en “lief zijn voor elkaar”? En vooral “veel eten en drinken”?

Van Johannes de Doper kunnen we dit leren als de Christusverwachting van ons, zeg maar: dat als ons Adventsgeloof, niet stoelt op de Oudtestamentische belofte van de komst van de Vredevorst, maar door andere meer eigentijdse en wereldse motieven wordt bepaald, dan zal ook onze teleurstelling niet uitblijven. Wij hebben niets en niemand anders te verwachten dan juist DIE JEZUS van Nazareth, die nederig Zijn weg gegaan is tot de dood toe en Die ons roept in Zijn spoor.

De vragen van de Doper zijn actuele vragen. In dat opzicht staan wij dicht bij elkaar, Johannes en wij mensen van de eenentwintigste eeuw. Wij zijn twijfelaars, mensen die het vaak mooier willen maken en beter willen weten dan God Zelf. Maar God zij dank: naast ons staat ook de Christus, Die Zijn heilswerk met ons op Zijn manier reeds is begonnen en het ook volbrengt. Wij zullen staande voor Kerst opnieuw moeten leren, dat de kracht van Christus zich eerst en ten volle in de zwakheid van Jezus openbaart. De weg tot de opstanding en de glorie gaat via de vernedering en het kruis. De vernedering en het kruis zijn met Kerst begonnen. Wat vieren wij dan met Advent? Een ontluisterde Koning, gedoemd om geschandaliseerd te worden en als een misdadiger te sterven. Die komt in de wereld om onze schuld op Zich te nemen, Die mogen wij verwachten! Die moeten wij begroeten met Kerst! Op kerstfeest moeten wij ons eerst maar eens heel diep schamen en ons verootmoedigen.

ZALIG IS, WIE AAN HEM GEEN AANSTOOT NEEMT!

Amen.

2 gedachten over “Zijt Gij het die komen zou?”

  1. Zijn er geen bronnen op internet te vinden met de verwachting
    van de messias? Voor godsdienst moet ik dat namelijk in een verslag
    verzamelen, maar ik zie niet echt een site.
    Kan iemand mij helpen misschien? 😮

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *