Hoeveel te meer

God laat ons niet los, verbreekt de band met Zijn kinderen niet. Hij ziet naar ons uit en sluit ons in Zijn vaderlijke armen.

Lukas 11, 13
“Hoeveel te meer zal dan de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan wie tot Hem bidden”

Jezus leert Zijn discipelen: “Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie hem er om vragen.”

Wij kunnen hierbij denken aan drie vlakken. Het eerste vlak, het laagste, het donkerste, is: “Jullie, die slecht zijn”. Boven dat donkere vlak zie ik een ander vlak, wat lichter gekleurd: “Jullie schenken je kinderen goede gaven”. En daar weer bovenuit zien we het derde vlak, dat helemaal licht is: “hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de Heilige Geest geven aan wie Hem er om vragen”.

Laten we beginnen een kijkje te nemen op het laagste vlak. Wat klinkt dat somber! “Jullie, die slecht zijn”. Het ergste is, dat Jezus dit niet alleen tegen de omstanders zeggen moet, maar ook tegen u en mij, tweeduizend jaar later! Als een ander dat nou tot ons zegt, och, wat geef ik er om. Er wordt zo veel gezegd! De mensen zijn boos en slecht. Ik zou het nog kunnen beamen ook! Mensen en de wereld zijn inderdaad slecht en bedorven. Daarom is er ook zoveel verderf en narigheid en onrecht in de wereld. Natuurlijk, zou ik zeggen, je hebt gelijk! De mens is slecht. “Homo homini lupus!” Zo luidt een Romeins gezegde, d.w.z.: de ene mens is voor de ander een wolf. Egoïsten zijn we, anders niet. De psychologie van onze tijd doet daar nog een schepje bovenop. Ieder mens leeft op een beerput, dat is zijn onbewuste. Een soort van moeras, waaruit allerlei giftige dampen opstijgen. Een donker gebied, waaruit de meest smerige gedachten en verlangens omhoog komen. In oude sagen wordt verteld van klokken, die op de bodem van moerassen liggen en nooit meer naar boven kunnen worden gebracht. Maar vaak, als het ’s nachts stormt, beginnen die verzonken klokken te luiden. Zo zijn er verlangens en gedachten die we in ons bewustzijn diep hebben weggestopt, maar die toch soms ineens weer naar boven komen en zich dan behoorlijk laten gelden!

Zo kun je best de stelling verdedigen, dat de mens boos is. Maar het is een stelling, die ook weer bestreden kan worden. Ik denk aan de oude tegenstelling tussen de kerkvaders Pelagius en Augustinus. Dan heb ik het over de vierde eeuw na Christus, dus heel lang geleden. Pelagius beweerde dat de mens een vrije wil heeft en van nature goed is. Hij is immers geschapen naar het beeld van God! Maar Augustinus hield vol, dat de mens gebonden is aan het kwaad, dat al in het Paradijs bij de val van de mens in de wereld gekomen is. De mens is een zondig wezen van den beginne af aan! Het is zoals Paulus het zegt: “Als ik het goede wil doen, is het kwade mij nabij”.

Toch is de gedachte van Pelagius blijven voortleven onder de mensen. Ik denk aan de Franse wijsgeer Rousseau, die ons enkele eeuwen geleden weer voorhield: “Retour a la nature!”: Terug naar de natuur, waar het leven nog goed en ongeschonden is. Veel theologen, ook in onze moderne tijd, zijn hem nagevolgd. Zij vinden, dat de mens zo slecht nog niet is! Die mens wordt wel eens vergeleken met een stoffige munt: als je het stof er af veegt, komt de beeldenaar weer te voorschijn m. Menigeen zal vandaag zeggen: “De mens slecht? Ach kom, in elke mens zit toch ook iets goeds!” Op dat punt valt er dus nog heel wat te redeneren. Trouwens, ik heb ook mensen van goed orthodoxe huize de hele avond in zware bewoordingen over de absolute verdorvenheid van de mens horen praten en zuchten, terwijl toch niet merkbaar was dat hun kopje koffie en borreltje er iets minder om smaakten, Dat is dus allemaal maar de buitenkant. Het is hoe je ’t bekijkt! Je kunt er over praten, maar het raakt je niet echt. Maar nu komt Jezus tot ons en zegt recht voor de raap; “JE BENT SLECHT”. Daar schrik je toch wel even van, u niet? Want als Hij het zegt, dan moet het toch wel waar zijn. Als Hij het zegt, Hij, Die geen zonde heeft begaan, Die altijd bezig was met de dingen van Zijn Vader, Hij, Die gehoorzaam was tot in de dood en Zich opofferde voor de mensen. Als Hij dat tot mij zegt, dan voel ik me staan op een donker hellend vlak. Daar staan we dan met z’n allen!

Maar Jezus’ Woord brengt ons ook op het tweede vlak, een opgaand vlak, zeg maar: het tweede niveau. “Jullie, die slecht zijn, weten toch goede gaven te geven aan jullie kinderen”. Onder het puin van de menselijke slechtheid ontdekt Jezus toch nog iets goeds in de mens. Hoe slecht we ook zijn, er zijn toch dingen die wij mensen niet kunnen doen. Een vader kan onmogelijk, wanneer zijn hongerige kind hem om brood vraagt, hem een steen geven, en als hij om vis vraagt, hem een slang geven. Een vader zou nog liever het brood uit zijn eigen mond sparen dan zijn kind honger te zien lijden, is ’t niet? Het spreekt van zelf, dat ouders voor hun kinderen het goede zoeken, ja, met hen het allerbeste voor hebben. Heel veel ouders liggen krom voor hun kinderen.

De bekende Vlaamse schrijver Anton Coolen vertelt in een van zijn boeken over een krankzinnige vrouw, die met een groot broodmes de hele dag voor haar huis staat. Niemand waagt het om haar dat mes af te nemen. Dan komt men op het idee om haar jongste kind te halen, die bij de buurvrouw is ondergebracht. Het kind is wat schuw en angstig bij het zien van al die mensen. Het huilt. Langzaam duwen ze het kind naar voren. Vol spanning wachten allen af wat er gebeuren gaat. Even staat het kind stil, dan holt het op zijn klompjes naar de moeder toe. Dreigend staat daar de vrouw met het mes. Maar dan heeft ze alleen maar oog voor het “schreiende jongske”. Ze laat het mes vallen en ze hurkt neer, ze sluit het manneke in haar armen. “Mijn bloeike” zegt ze, “ze zullen oe niks doen”. In de donkere nacht van krankzinnigheid is er toch nog één lichtstraal!

En nu het derde vlak. Als ’t bij mensen al zo is, HOEVEEL TE MEER bij de Vader in de hemel. Als zelfs slechte mensen nog iets goeds kunnen doen, dan toch zeker God wel. Hij, Die zo goed is!

‘HOEVEEL TE MEER!’ Het klinkt als een juichtoon. Er zit hemelse muziek in! Hoeveel te meer, dat is: des te meer, ALLES meer. In het derde vlak is alles licht. Het licht, dat heen wijst naar de hemelse Vader. Wat klinkt dat intiem. Jezus was ook intiem met Zijn Vader. Hij zei “Abba” tegen Hem, en wij mogen dat ook doen, zegt Hij. Immers zoals Hij uit de Vader is, zo hebben ook wij het leven uit God. Wij zijn van Zijn geslacht. En dat is eenvoudig nooit uit te wissen. Daarom bidden wij ook “Onze Vader, Die in de hemel is…”. Er is misschien wel veel tussen ons en God gebeurd. Net zoals de verloren zoon uit de gelijkenis hebben ook wij misschien ook wel eens gezegd: “geef mij het erfdeel, dat mij toekomt”. Zo hebben wij ons losgemaakt van God en het leven in eigen hand genomen. Maar Hij laat ons niet los, verbreekt de band met Zijn kinderen niet. Hij ziet naar ons uit en sluit ons in Zijn vaderlijke armen. Hij is de altijd zoekende, en Hij blijft Zijn hemelse gaven aan ons geven, dat wat we nodig hebben, elke dag.

Wij mensen staan daar hongerend. We hongeren vooral naar de vervulling van ons leven. Dat het maar een beetje zin mag hebben! We hongeren vooral ook naar God, want we voelen best in ons zelf dat we God zijn kwijt geraakt en dat daarmee in ons leven alles op lossen schroeven is komen te staan. We horen Jezus’ stem: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van alle Woord, dat uit de mond van God uitgaat”. We geven de kinderen toch ook brood en geen steen, vis en geen slang. HOE VEEL TE MEER ZAL God ons geven wat wij nodig hebben. En dat is in de eerste plaats de Heilige Geest. De Heilige Geest, die Gods Woord tot leven brengt in ons leven. Hij Zelf is dat Woord. Hij staat daar voor ons als de goede gave van God, de beste gave die ons hart maar verlangen kan. Goede gaven kunnen alleen neerdalen in een hart, dat er open voor staat. En wat is bidden anders dan: je hart openstellen voor God? Bidden is niet een verlanglijstje uitspreken van dingen die we min of meer nodig hebben of menen te hebben in ons leven. Bidden is niet God onder druk zetten, soms zelfs chanteren. Wij hebben eenvoudig niets te commanderen tegenover God. Bidden is dat, waarvan de Psalmdichter (Ps.25, 7) spreekt:

D’ ogen houdt mijn stil gemoed
Opwaarts om op God te letten

Bidden is luisteren, eerbiedig luisteren, letten op God, op wat Hij ons wil zeggen. Niet schreeuwen, niet jammeren, niet klagen, maar gewoon luisteren! Het bidden van veel mensen gaat op in het roepen: “Hoor, Heer, Uw knecht, Uw dienstmaagd, spreekt.” Maar in het diepste bidden is het juist andersom: “Spreek, Heer, Uw knecht, Uw dienstmaagd, luistert!”

Laten we in de stille tijd, die voor ons ligt, de Lijdenstijd, ons hart openstellen voor Hem, Die Zijn leven voor ons gegeven heeft.  Dan zullen ook wij de goede gaven ontvangen van de hemelse Vader, ja, Zijn allerbeste gave aan ons: onze Heer Jezus Christus.

O, wij arme zondaars, bedelaars onrein,
Die in zond’ ontvangen en geboren zijn,-
Onze schulden brachten ons in zo grote nood,
Dat met lijf en ziel wij vervielen aan de dood.
Had de Here Jezus ons niet opgezocht,
Mens onder de mensen, en ons vrijgekocht,
Hij alleen tot sterven voor anderen bereid,-
Wij waren verloren in alle eeuwigheid.

AMEN

Eén gedachte over “Hoeveel te meer”

  1. Dag Flip.
    In jesaja 41 vers 10 staat:Vrees niet,want Ik ben met u; zie niet angstig rond,want Ik ben uw God,Ik sterk u,ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.
    Dit is rechtstreeks en geeft mij meer moed om verder te gaan,al loop ik in gedachten misschien vooruit op de lijdenstijd.
    Heel fijne zondag gewenst met je gezin
    warme gr. Coos

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *