De God van Jacob

Wij geloven wel, dat God onze sterkte is, maar als ’t er op aankomt, dan is toch ons vertrouwen vaak zoek en onze aandacht op andere dingen gericht.

Psalm 146, 5
“Welzalig hij, die de God van Jacob tot zijn hulpe heeft”

Russisch orthodoxe icoon van Jacob, 18de eeuw (Iconostasis of Kizhi monastery, Russia).De God van Jacob, is dat niet een eigenaardige benaming? Had Jacob dan een God voor zich apart? We lezen toch ook niet van de God van Mozes en de God van David en de God van u alleen? Maar wel van de God van Jacob!

Dat komt, omdat Jacob een aparte betekenis heeft in het geloof van Israël. Het is immers niet alleen de naam van de persoon Jacob, de aartsvader, maar het is ook de naam geworden van het hele volk. Jacobs God is dan Israëls God!

Maar ik denk, dat het hier in de tekst vooral gaat om Jacobs God als de God, Die met Jacob meeging en voor Jacob als persoon zorg droeg. Daarom is de tekst ook zo actueel voor ons, aan het begin van het nieuwe jaar. Die Jacob zouden u en ik kunnen zijn. De God van Jacob wordt dan uw en mijn God. “Welzalig hij, die de God van Jacob tot zijn hulpe heeft, wiens verwachting is op de Here, zijn God!” Wie was die Jacob dan wel, dat hij hier met zo veel ere genoemd wordt?

U kent de geschiedenis. Het was eigenlijk niet zo’n beste brave broeder, die Jacob! Het begon al met de manier, waarop hij het eerstgeboorterecht aan zijn broer Ezau ontfutselde. De schotel linzen werd de koopprijs, zogenaamd tenminste, want het was bedrog dan eerlijke koop. Dan volgt de tweede stap, de blindheid van zijn vader maakte het mogelijk hem te bedriegen! Jacob geeft zich voor Ezau uit en de list lukt: naast het eerstgeboorterecht heeft hij nu ook, op nog gemener manier, de eerstgeboortezegen verkregen. Dan moet hij vluchten voor zijn broer. Die natuurlijk vreselijk boos is. En hij komt terecht bij oom Laban. Onderweg, te Bethel, heeft hij een visioen, waarin de Heer hem verschijnt en hem belooft: “Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult en Ik zal u weerbrengen in dit land, want Ik zal u niet verlaten”. Jacob is er onthutst van, hij had er niet meer op gerekend dat God hem gevolgd was op zijn vluchtweg, hem, de bedrieger! Onverdiende genade!

Maar al gauw neemt de oude koopmansgeest weer de overhand. Hij legt een gelofte af: Wanneer God met hem zou blijven en hem te eten zou geven en kleren en een vredige terugkeer in het huis van zijn vader, dan zou de Heer hem tot een God zijn! Dat is dus mooi egoïstisch! Hij stelt zijn voorwaarden aan God. God moet hem eerst van alles en nog wat geven, pas dan zal Jacob er over denken Hem als God te gaan dienen. Tjonge, dat staat er toch zo maar, in de Bijbel! Moeten we die Jacob nou tot voorbeeld nemen? En moet de God van uitgerekend zo’n man ons tot hulp zijn?

Ho eens even, de geschiedenis gaat wel verder. Jacob komt bij Laban en oom en neef blijken aan elkaar gewaagd. Ze bedriegen elkaar bij het leven! Ondertussen vaart Jacob er wel bij. De Heer zegent hem in alles wat hij onderneemt, mooi en lelijk. Hij wordt een welgesteld man, krijgt zelfs beide dochters van Laban tot vrouw. En dan, als hij er genoeg van heeft, trekt hij – weer stiekem – weg met alles wat hij bezit. Natuurlijk is Laban kwaad, maar God komt terzijde. Een tweede gevaar dreigt: Ezau! Die trekt hem met een legertje tegemoet. Maar weer komt God tussenbeide en Jacob kan behouden terugkeren naar het land der vaderen.

Zo liggen de feiten. Ze werpen een helderlicht op onze tekst, vindt u niet? Welzalig hij, die de God van Jacob tot zijn hulpe heeft. Want Jacobs God – dat is duidelijk gebleken – is een God van onverdiend zegeningen, de God Die door dik en dun naast je blijft gaan en je door alles heen helpt. Nou, logisch, dat je dan goed af bent , wanneer je deze God “ter hulpe” hebt. Toch is dit wat al te gemakkelijk geconcludeerd. Uit Jacobs geschiedenis is heel wat meer te leren dan dat alleen!

Kijken we nog eens wat dieper achter de feiten. Het eerste, wat opvalt, is, dat Jacobs God een “man van de praktijk” is. Laten we ’t zo maar wat oneerbiedig zeggen! Steeds was God voor Jacob een Helper in nood. Met al zijn bedriegerijen, zijn mooie plannetjes en bedrog zou Jacob het alleen nooit gered hebben. Het was altijd weer zijn God, Die hem op het kritieke moment te hulp kwam. Wij zingen daar ook van met de woorden van Psalm:

Hij kan en wil en zal in nood
Zelfs bij het naad’ren van de dood
Volkomen uitkomst geven.
Psalm 68 vers 10

Maar Jacob zong er niet van! Bij hem was dat, waarvan wij zingen, levenswerkelijkheid. En dat is toch geweldig, vindt u niet? Wij geloven ook wel, dat God onze sterkte is, maar als ’t er op aankomt, dan is toch ons vertrouwen vaak zoek en onze aandacht op andere dingen gericht. Dan zijn we precies als Jacob, we doen het op onze eigen manier: als ’t niet goedschiks gaat, dan maar kwaadschiks, met bedrog en gemenigheid. En als ’t ons dan ook nog lukken wil, dan danken wij God voor Zijn hulp! Toch is de bewegende kracht in ons leven meestal niet God, maar ’t zijn heel andere dingen, de dingen waaraan ook Jacob hechtte: aardse goederen en macht. Wij kunnen daaraan toevoegen: geld, gezondheid,veiligheid en rust. Kijk maar naar de hausse in de Oudejaarsloterijen! Wij kunnen ons het leven niet anders voorstellen dan met al die aardse zekerheden .Als we die niet hadden, zouden we geheel onthand staan. Maar als we God niet hadden, zouden we dan ook onthand zijn? Het zou misschien wel even vreemd zijn, maar onmogelijk? Nee, dat niet. We zouden ons er desnoods om redden, niet waar? Wie helpt ons het meest, als de nood aan de man komt? Een heel eerlijke vraag, op de man af. Ons geld en bezit, ons verstand en gezondheid, of God? Bemoeit God er Zich mee, als we verlegen staan en niet weten wat we moeten doen? Als de nood komt en we geen uitkomst zien? Zouden we echt verlegen staan en onthand zijn, als God er niet was? De landbouwer met al zijn technische middelen, de arts met zijn medische kennis, de winkelier met zijn duizenden artikelen, de banken met hun crisisproblemen, de politicus en bestuurder? Zouden ze verlegen staan zonder God? U en ik? Zege nou eens eerlijk! Ja, de dominee zou verlegen staan en onthand zijn, tenminste dat zou je mogen verwachten. Maar al die anderen?

Gelovigen sidderen voor de dood, net als de anderen, soms zelfs nog meer. Zieken zijn hulpeloos en radeloos. Jacobs God zou hen toch niet zo laten zitten. Hij zou minstens Zijn engelen gestuurd hebben om te helpen, dacht u niet? Dat is toch wel wat anders dan zingen van: Hij kan en wil en zal in nood volkomen uitkomst geven. Dit is toch het eerste, wat ons treft in onze tekst: dat God een man van de praktijk is, Die wij ook in de praktijk van ons leven best kunnen gebruiken. Het tweede, dat opvalt, is, dat God zo veel geduld met Jacob heeft. Vroeger spraken ze van “Gods lankmoedigheid”. Jacob kan blijkbaar doen wat hij wil, God blijft hem trouw, zonder één woord van berisping of verwijt. En wat Jacob deed, was toch heel erg! Het eerstgeboorterecht was voor hem bestemd. Op Gods tijd had hij het echt wel gekregen. Maar de mens kan niet wachten. Jacob moest God zo n nodig een handje helpen. Herkent u deze melodie? Jacob dorst het zelfs nog te zeggen ook: “Als God met mij zal gaan en mij zal zegenen, dan zal ik Hem eren (en anders niet)!”

Ik heb een tijd gehad, dat het verhaal van Jacob mij ergerde. Ik begreep Gods houding niet. Net als een te softe moeder, die altijd maar toegeeft aan haar kinderen, omdat ze te zwak is om te weigeren. Maar die kritiek op God heb ik nu niet meer. Ik weet maar al te goed, hoe ’t er met mij zelf voorstaat. Ik wou dat ik dat kind was van die zachte moeder, ik wou dat ik Jacob was met zo’n God! Ik heb begrepen, dat die lankmoedigheid van God, Zijn genade alleen, mijn enige kans tot redding en behoud is. Zoals de Paulus zegt: “Mijn genade is u genoeg” (2 Kor.12, 9). Dat heeft de apostel ook moeten inzien door scha en schande. MIJN GENADE IS U GENOEG! Zijn genade is de enige kans tot redding en behoud. Dat was het voor de aartsvader Jacob, dat is het ook voor mij. Daaraan heb ik het te danken, dat mijn leven niet is mislukt, dat ik nog kansen krijg ook in het nieuwe jaar 2011. Alleen maar, omdat God mij niet vergeldt naar mijn zonden. Wij moesten ons schamen, dat we nog kritiek op God hebben, omdat Hij soms niet is of doet, wat wij van Hem gedacht hadden! In plaats van kritiek te hebben moesten we ons dankbaar tonen: WELZALIG HIJ. DIE DE GOD VAN JACOB TOT ZIJN HULPE HEEFT!

Er is nog een derde punt in onze tekst, die ik u voor het nieuwe jaar wil doorgeven. Dat is de WIJSHEID van God, die het alles ten goede keert, die ons leidt in de rechte sporen om Zijns Naams wil, ook al gaat onze weg soms langs een heel krom spoor, zelfs door het dal van de schaduwe des doods. Kromme sporen had Jacob nogal eens getrokken, kromme sporen zijn er ook genoeg in ons eigen leven, daarvoor hoeven we niet naar andere mensen te kijken! Het lijkt wel of Jacob ongestraft zijn levensweg ging, alsof God zijn zonde niet zag en hem voorspoedig maakte in al zijn doen. Maar zó is het toch niet! Jacob heeft in zijn leven ook veel verdriet gehad. Daarmee heeft hij zijn trekken thuis gekregen, zou je kunnen zeggen. Denk maar aan Jozef en Benjamin. Bij de geboorte van de laatste stierf Jacobs geliefde vouw Rachel. En van Jozef werd door zijn broers verteld, dat hij door een wild dier was verscheurd. Ja, een mens kan soms veel verdriet hebben om zijn kinderen! Maar God heeft in zijn leven al die smarten bewaard tot de tijd, dat hij het dragen kon, zonder er door verpletterd te worden. Daar moesten wij ook maar eens meer aan denken! Soms zeggen we wel eens: waaraan heb ik dat toch verdiend? En we vergeten, dat het ons altijd goed gegaan is, onverdiend! En dat we nu sterk mogen zijn om de tegenspoed aan te kunnen. Dat God ons daartoe de kracht geeft. Jacob moest eerst “Israël” worden, strijder van God, voordat hij het leed in zijn leven kon dragen. Niet als straf, maar als verdieping en heiliging van het leven. Gods wegen zijn wonderlijk. Dat zien we ook hier bij Jacob: God strijdt eerst tegen Jacobs vijanden, en toen zij verslagen waren, keerde Hij Zich tegen Jacob zelf. En zo is Jacob Israël geworden. Ik bedoel: zo is uit die aartsbedrieger de gelovige aartsvader gegroeid. Zou dat bij ons ook niet kunnen? Gods zegeningen hebben Jacob innerlijk verrijkt, daardoor kon hij ook de ellende in zijn leven later verdragen.

Heeft Jezus zo ook niet Zijn discipelen onderwezen? Pas toen zij tot belijdenis van hun geloof gekomen waren en Christus als hun Heer en Koning aanvaard hadden, pas oen achtte Hij de tijd rijp om hen voor te bereiden op de erge dingen, die hen te wachten stonden. “Van toen aan”, zo staat in het Mattheüs-Evangelie, “Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te leren, dat Hij moest lijden en verworpen worden en gedood”. Zo heeft ook Jacobs God met Jacob gehandeld en hem behouden. Zou Hij dat met ons anders doen?

Dat alles zit in de uitdrukking “Jacobs God”. Is dat niet hetzelfde als wat Jezus van God heeft geopenbaard? Dat Hij is een God van genade, van onverdiende zegeningen. “Zou Hij, Die ons Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” (Rom.8, 31)

OOK IN HET NIEUWE JAAR 2011?

Eén gedachte over “De God van Jacob”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *