De bekering van Saulus

De Gemeente gaat de weg, die Hij ging, de weg van lijden en kruis, maar ook van hoop en verwachting. Zijn wij zo’n Gemeente? En voelt u ook persoonlijk, dat de Heer u heeft uitgekozen en samengebracht om Zijn naam uit te dragen?

Handelingen 9, 4-6
“En ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?
En hij zeide: wie zijt Gij, Here? En hij zeide; ik ben Jezus, die gij vervolgt.
Maar sta op en ga de stad binnen en daar zal gezegd worden, wat gij doen moet.”

Raam in de St. Paulus kerk in Melton Mowbray, Engeland“De oogst is wel groot” zegt Jezus in Lucas 10 vers 2. Vaak hebben we daarbij gedacht aan de miljoenen mensen ver weg, We gingen er heen om zending te bedrijven en de helpende hand te bieden. Zo langzaamaan begint het echter ook door te dringen, dat het wel eens heel dicht bij kon zijn, voor de deur, Nederland als zendingsgebied! Er zijn ook veel kerken en Christelijke gemeenschappen, die zich daar terecht zorgen over maken. Toch is het de vraag, of Jezus dat bedoeld heeft. Dat de mensen zich los gaan maken van de wereld en tot het geloof in Jezus bekeerd worden. Ik denk, dat in Jezus’ woord eerder bedoeld is, dat het gaat om een geweldig groot werk, de oogst is wel groot, zó groot dat je er de moed bij verliezen zou. Mensenkrachten schieten hierbij te kort. God moet er bij komen. We moeten Hem om hulp gaan vragen: dat Hij inspringt in onze plaats, dat Hij het maken zal, dat Hij Zelf de oogst zal binnenhalen, dat Hij voor arbeiders in die oogst gaat zorgen! Natuurlijk worden we daarbij niet buiten spel gezet, we moeten meewerken. Bidden kan nooit betekenen, dat we de dingen op God gaan afschuiven. De mensen, die in Lukas 10 aangespoord worden om te bidden, worden daar tegelijk ook zelf aan het werk gezet. De Gemeente, die God bidt om arbeiders, kan niet anders doen dan ook zelf de schouders onder het werk te zetten. U weet wel: ora et labora!

In ons tekstgedeelte van Handelingen 9 word nu verteld, hoe de oogst tot stand wordt gebracht, in die merkwaardige bekering van Saulus. Deze geschiedenis staat ingeklemd tussen de verhalen over de kamerling uit het Morenland en de heidense hoofdman Cornelius. In beide verhalen wordt een begin gemaakt met de heidenzending. Daartussen in staat dus de bekering van de grote heidenzendeling Saulus, die later Paulus zou heten. Ja zeker, de oogst is wel groot, onmenselijk groot, maar de Heer van de oogst zorgt voor de arbeiders! He gaat evenwel niet vanzelf. Er is veel tegenwerking. Dat lezen we bijvoorbeeld in de voorgaande hoofdstukken van Handelingen, waar verteld wordt hoe Stefanus, een van de eerste ambtsdagers van de oer-Gemeente, wordt vermoord. Er is veel tegenkanting tegen het Christendom. Net zoals nu! Ik las deze week in de krant, dat de minachting van Joden en Moslims en ook Christenen weer is toegenomen, in Europa, in landen als Frankrijk en Duitsland en mogen we Nederland daar ook bijvoegen? En ook in Amerika. Na de moord op Stefanus neemt de vervolging van de eerste Christenen sterk toe. En een man als Paulus is de meest uitgesproken exponent van dit verzet. Hoe zou dat toch komen? Hebben de Joden er dan bezwaar tegen, dat de heidenen bekeerd worden? Nee toch, ik zou zeggen: integendeel. De heidenen moeten toestromen naar Jeruzalem om hun hel te zoeken in de tempel, bij Israëls God. De Psalmen en de Profeten hebben daar herhaaldelijk op gewezen. Dat zou in de eindtijd gebeuren. En ook een man als Saulus, een rechtgeaarde Farizeeër, opgevoed in de leer van de Psalmen en Profeten, zou er alles aan doen om de heidenen te bekeren. Maar, dan moesten die heidenen wel eerst Joden worden! Hij moest zich laten dopen en in de leer gaan bij de Schriftgeleerden en zo de Joodse identiteit aannemen. We kennen dit ook wel in onze kerken: wie er bij wil horen, moet net zo doen als wij! Hoeveel mensen hebben daar geen verdriet van gehad! Ook in de zogenaamde derde wereldlanden heeft de zending er alles aan gedaan om onze westerse cultuur over te brengen naar zo’n land, alsof Christelijk geloof en West-Europese cultuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dit ging ten koste van de eigenheid van de inheemse cultuur en was zeer tot schade van de mensen daar.

Wat hier staat, in Handelingen 9, laat iets heel anders zien. Daar brengt de Heiland een tegenovergestelde beweging op gang. De heidenen komen niet naar Jeruzalem, maar het heil gaat naar de heidenen, daar waar ze wonen en leven in hun eigen milieu. Alle tussenmuren worden gesloopt. En juist dat is het, wat bij de Joden, ook bij een man als Saulus, zo veel verzet oproept. Ze gaan de mensen “van die weg”, zo worden ze minachtend aangeduid, vervolgen. “Van die weg” betekent ook “van die leer”, “van dat geloof”. Het zijn de mensen, die zich naar Christus noemen.

Maar God laat dit niet zo maar gebeuren! Het moeizame werk van de grote oogst uit Lukas 10 komt op gang doordat de Heer van de oogst van de vijand Saulus een arbeider in de oogst maakt: Paulus! Onderweg naar Damascus, waar Saulus z’n grote slag wilde slaan, verschijnt hem plotseling een groot licht en hoort hij een stem: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? Het doet ons denken aan de verschijning van de Heer aan Jakob in Gen.46, toen God sprak: “Jakob, Jakob…  en hij zei: wat is er? En God zei: Ik ben de God van uw vaderen. Vrees niet om te gaan…”. Precies zó lezen we hier: “Saul, Saul… en hij zei: wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Maar sta op en ga…”.

In beide gesprekken wordt de mens twee maal bij zijn naam geroepen, daarna vraagt de mens waarom en stelt God Zich voor, waarna Hij Zijn opdracht geeft. Eenzelfde verschijningsvorm van God komen we ook nog in andere gedeelten van de Bijbel tegen. Steeds weer blijkt dat het gaat om een vaste vorm, waarin verteld wordt van een verschijning van God. Voor ons is dat belangrijk, want het laat ons zien, dat het God Zelf is, Die Saulus in zijn verzet tegen de heidenzending stuit en hem tenslotte daarbij inschakelt als de koploper.

“Ik ben Jezus, Die gij vervolgt”. Hij is de verhoogde Heer. Het is dus zo: waar de Gemeente wordt vervolgd, wordt de Heer Zelf vervolgd. De Gemeente is de Heer, de Gemeente is Zijn lichaam. “Wie u verwerpt, verwerpt Mij” heeft Jezus eens tegen Zijn discipelen gezegd. Dat wordt hier nu heel duidelijk! En Saulus? Hoe reageert hij? Hij ervaart het als een bevrijding. Hij komt los van zijn haat, nu hij eindelijk de waarheid begint te ontdekken. Als Paulus komt hij nu, aan de hand van Gemeenteleden, Damascus binnen. Paulus, dat betekent “kleintje”. De grote Saulus is een kleine man geworden, door blindheid geslagen. Dat had hij zich wel anders voorgesteld! Maar hij zal er steeds aan teruggedacht hebben, het heeft zijn verdere leven drastisch bepaald. Pas toen heeft hij begrepen, wat Jezus eens zei: “Zalig, gij armen, want Uwer is het Koninkrijk van God!” Pas toen zijn hem ook de ogen er voor open gegaan, hoe het niet moet. Dat de kerk de armen vóór houdt: Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Eeuwen lang zijn de armen hiermee gerustgesteld: dat er na dit leven een betere tijd komt ook voor hen! Wat een dooddoener! Nee, Jezus ontmoeten en erkennen is de armen ontmoeten en in hen Jezus herkennen. Maar dat vraagt een bekering zoals Saulus dat heeft meegemaakt. Je moet je door Hem op Zijn weg laten brengen, al kost het je alles. Paulus verloor er zijn status mee als beroemde Farizeeër. Hij verloor ook zijn gezichtsvermogen. Zal de Gemeente en ook wij persoonlijk in dienst komen van Gods Koninkrijk, en dat willen we toch, dan kan dat niet zonder bekering. Wat de Gemeente in die bekering verliest aan status, invloed en gezag, en ook bezit, zal niet gering zijn. De Gemeente zal zich daarmee ook onthand voelen en machteloos. Precies zoals Paulus dat gevoeld moet hebben. Van “iets” wordt je helemaal “niets”. Daar komen nog de schuldgevoelens bij: da je het helemaal verkeerd hebt gedaan, dat je andere mensen te kort hebt gedaan. Saulus moest terugdenken aan de slachtoffers die hij gemaakt heeft bij zijn vervolgingen. Hij zal ook met schaamte gedacht hebben aan de dood van Stefanus. Hij was in feite een gebroken en geslagen mens. Maar de macht van Christus is zo groot en zo vol vergeving, dat Hij deze armzalige mens gebruiken wil voor zijn grote oogstwerk. En dat geeft de burger moed. Ook u kan en wil Hij gebruiken!

Tenslotte: de Gemeente is er voor het Rijk van God. De Gemeente gaat de weg, die Hij ging, de weg van lijden en kruis, maar ook van hoop en verwachting. Zijn wij zo’n Gemeente? En voelt u ook persoonlijk, dat de Heer u heeft uitgekozen en samengebracht om Zijn naam uit te dragen? Beseffen we dat nog wel goed? De Gemeente van Christus is een gemeenschap van mensen, die niet elkaar hebben uitgekozen, maar die door de Heer zijn samengebracht. En zo is het ook met de weg, die de Gemeente gaan moet. Hij wordt niet door ons bepaald, al lijkt dat soms wel zo, maar het is weer de Heer die onze weg bepaalt. En dat alles ten dienste van het Rijk van God! Om tenslotte te oogsten…

Amen.

3 gedachten over “De bekering van Saulus”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *