Dementie III – Omgaan met demente ouderen

“Het gaat er toch om, dat vooral zij iets aan ons bezoek hebben, en niet dat wij aan onze trekken komen. En als die ander niet meer kan denken, praten of doen zoals ik zou willen, dan moet het maar anders. Op een andere manier, waarmee de ander wel bereikt kan worden, bijvoorbeeld door gebaren of liefdevolle aanraking, of gewoon door stil bij elkaar te zijn.”

Er valt geen algemeen recept te geven, dat zal duidelijk zijn. Elk mens is verschillend en bij zo veel verschillende uitingsvormen van dementie vraagt ieder mens in zulke omstandigheden een eigen benadering. Wel moeten we inzicht hebben (en krijgen) in wat de demente mens overkomt, als we hem of haar willen begrijpen en respecteren. Er zijn verschillende manieren om die kennis te verkrijgen en vanuit die kennis met demente mensen om te gaan. Een boek, wat daarbij zou kunnen helpen, is dat van Marion Boelhouwer & Peterjan van der Wal,  getiteld “‘k Zou zo graag een ketting rijgen” (uitgeverij Meinema). Het is bedoeld voor gesprekskringen met demente bejaarden, maar ook in de persoonlijke omgang met iemand, die dement is, kun je er veel aan hebben. Eind januari 2008 stond er een recensie van in het Centraal Weekblad.

In de omgang met iemand, die dement is geworden, heb je natuurlijk rekening te houden met zijn geheugenverlies. Wat u nu tegen hem zegt, is hij even later weer vergeten. Je moet daar niet geïrriteerd over raken. Hij begrijpt dat immers niet, hij weet niet dat u het al zo vaak heeft uitgelegd. U moet het daarom maar nemen zoals het is en het steeds weer opnieuw vertellen. Als u naar zijn vergeetachtigheid verwijst, misschien wel een beetje verwijtend, zal het hem pijn doen en nog onzekerder maken.

Concrete vragen stellen over recente gebeurtenissen heeft hetzelfde effect: het maakt de ander alleen maar verdrietig en onzeker. Ook moet je er rekening mee houden, dat die ander in de wereld van het verleden leeft. Dat mag natuurlijk geen reden zijn om hem als een klein kind te behandelen Trouwens, respect is wel het eerste, wat onze ouderen verdienen, of je nu dement bent of niet. Je mag hem of haar blijven zien zoals hij of zij vroeger geweest is. Dat betekent vanzelf, dat we ze in bescherming nemen. Als ze in een situatie verkeren, waarin ze zich belachelijk maken, maken we daar natuurlijk abrupt een einde aan. We laten het niet toe, dat ze worden vernederd of dat er om hen wordt gelachen. We betrekken ze in ons gesprek, hoe moeilijk dat ook is, en praten niet over hun hoofden heen. Het gaat er toch om, dat vooral zij iets aan ons bezoek hebben, en niet dat wij aan onze trekken komen. En als die ander niet meer kan denken, praten of doen zoals ik zou willen, dan moet het maar anders. Op een andere manier, waarmee de ander wel bereikt kan worden, bijvoorbeeld door gebaren of liefdevolle aanraking, of gewoon door stil bij elkaar te zijn. Dat dit niet eenvoudig is, weet iedereen, die een demente oudere heeft te bezoeken, vooral als het een vader of moeder, man of vrouw, betreft. Het is als een rouwproces. Het gesprek stokt elke keer, hoe je ’t ook wendt of keert. Die ander is er wel, maar ook weer niet. De persoon, met wie je zo veel hebt meegemaakt, met wie je zorgen en vreugde hebt gedeeld. Grote eenzaamheid kan je dan overvallen. Om niet meer herkend te worden door je eigen moeder of vader of levenspartner, het is onverdraaglijk.

Eén gedachte over “Dementie III – Omgaan met demente ouderen”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *