Mattheüs 13, 26
“Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn”
Jezus legt het uit (vs.38): het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Koninkrijk; het onkruid, dat zijn de kinderen van de boze… (vs.41) De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonder verleidt en hen, die ongerechtigheid bedrijven…
Is er onder ons ook zulk onkruid? Zoals Jezus het uitlegt: dat zijn zij, die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven. Is er ook onkruid in de Kerk, in de Gemeente, waarin toch het goede zaad gedropt is? En waarin de Heilige Geest is uitgestort?
Ja, ik denk van wel. Helaas! Onder het masker van Christelijk geloof zit wel het een en ander verborgen, dat “van de boze” is. Hier komt het er op aan de hand in eigen boezem te steken en je steeds weer af te vragen: Heer, ben ik ‘t? Zit er kwaad in mij? Zonde en ongerechtigheid? Nog groeien het goede zaad en het kwade zaad naast elkaar op, precies zoals in de gelijkenis, maar hoe lang zal dat nog duren?
“Toen kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij iet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt er dan onkruid in?”
Tsjonge, onkruid! Hoe is dat mogelijk? Elke agrariër schrikt daarvan. Wat moet er van mijn akker worden?
Dat is ook een actuele vraag, die we aan de Kerken mogen stellen, ook aan onze plaatselijke Gemeente en aan ons zelf als gelovige. Als ’t er zó met ons voorstaat, wat moet er dan van ons worden? Onkruid! Is dat nu het resultaat van het werk, dat de Zaaier onder ons gedaan heeft?
Wat doen de knechten nu? Als zij de schrik te boven zijn, verlaten zij dan de dienst? Uit teleurstelling of schaamte of omdat zij de meester niet meer onder ogen durven te zien? Zij hebben toch meegeholpen met het zaaiwerk en zijn dus ook schuldig aan het onkruid? Denken ze misschien: Het is toch onbegonnen werk! Hebben we daar zo ons best voor gedaan, zo hard gewerkt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat? Nee, zij lopen niet weg. Zij gaan naar hun heer. Zij hebben vertrouwen in hem! Dat het nog goed kan komen met het graan in de akker ondanks het onkruid. Zij vertellen hem alles en zij willen het opnieuw gaan proberen.
“Hij zei tot hen: dat heeft een vijandig mens gedaan! De slaven zeiden tot hem: wilt gij dan, dat wij het bijeen halen?”
Kort en bondig is het antwoord van de heer: dat heeft een vijandig mens gedaan! Er is ook een vijandige macht aan het werk! Vergis je niet! In de geschiedenis van de Kerk heeft die macht steeds weer zijn vernietigende spoor getrokken en dat doet hij nog! En niet alleen in de Kerk, ook in ons mensen persoonlijk. Reken maar, ook wij zijn in een hevige strijd betrokken. Er is een vijand die het op ons gemunt heeft, op ons geloof, op ons geluk, op ons leven. En die vijand is machtiger dan wij vaak zelf denken. Laten we daarom net als de slaven de Heer te hulp roepen en steeds weer aan Hem vragen wat we moeten doen.