In Memoriam

Ter afsluiting van de serie over rouw en rouwverwerking wil ik nog een preek toevoegen, die ik 10 jaar geleden gehouden heb bij de begrafenis van mijn overbuurman Piet Brugmans in Wilhelminadorp.

Ter afsluiting van de serie over rouw en rouwverwerking wil ik nog een preek toevoegen, die ik 10 jaar geleden gehouden heb bij de begrafenis van mijn overbuurman Piet Brugmans in Wilhelminadorp.

Janet, Henny en Ben, familie en vrienden,

U heeft mij gevraagd om in dit uur van afscheid een enkel woord tot u te spreken, een woord van troost en bemoediging.

Eigenlijk zouden we moeten zwijgen in het aangezicht van de dood, want de dood is zo abrupt en definitief, zo’n verschrikkelijke en angstaanjagende werkelijkheid. En toch ook hebben we ’t gevoel, dat er iets gezegd moet, MAG worden, een woord van begrip en meeleven, een woord van God bovenal, een woord waarvan licht uitstraalt in de duisternis van onze gevoelens en gedachten, waarvan kracht uitgaat om leed en droefenis te kunnen dragen.

Woorden van mensen kunnen je op moeilijke ogenblikken goed doen, natuurlijk. Je merkt dan, dat je niet alleen staat. Maar ten diepste ben je toch alleen. Dat merk je in de eenzame ogenblikken, in de stille momenten, als je terugkijkt naar vroeger, als je nadenkt over je toekomst. Dan voel je heel de omvang van je alleen-zijn. Een ander kan dat nooit invoelen, dat wat u meemaakt aan gemis en verdriet. Gemeenschap van mensen is dan ook nooit blijvend, want mensen kunnen dat niet opbrengen, zij hebben er geen geduld voor. Het moet nu maar eens afgelopen zijn, zeggen ze dan. Maar voor u zal het nooit afgelopen zijn. Daarom hebben we vandaag God zo nodig, en dat zal elke dag zo wezen. Want blijvende gemeenschap en hulp en troost zijn alleen bij de Almachtige te zoeken en te vinden. Zijn vertroosting houdt niet op, nooit! Hij zal altijd bij u zijn, ook ’s nachts als de sombere gedachten komen.

Wat is het daarom goed, dat we ons vanmorgen onder echte troostrijke woorden uit de Schriften mogen stellen: “Wij toch zijn van gisteren en weten niets, want als een schaduw zijn onze dagen op aarde”, zegt Job in zijn verdriet, als hem alles ontnomen is. En de psalmdichter van Psalm 103 voegt daar met bitterheid aan toe: “gelijk het gras is ons kortstondig leven”. In het aangezicht van de dood, die onze lieve man en vader Piet Brugmans van ons heeft weggenomen, moeten wij dat ook bekennen: dat het met ons leven reddeloos verloren is, een schaduw, een schim, ’t is voorbij voordat je er erg in hebt. Wij mensen zijn van gisteren, gisteren is vergankelijkheid, wat gisteren was is vandaag niet meer, dat is voorbij, dood, afgelopen, uit. De Bijbel is daar heel duidelijk over. We hoeven ons niets wijs te maken. Wie de dood negeert, loopt met oogkleppen voor. U heeft het al maanden lang zien aankomen. De tekenen van de dood werpen hun schaduwen soms lang vooruit… tot het deze week werkelijkheid werd.

Gelukkig mogen we ons ook stellen onder een ander Schriftwoord, een woord dat tot troost van Piet werd gelezen en dat hij zo volmondig beaamde:

Wees mij genadig, o God,
wees mij genadig,
want bij U schuilt mijn ziel;
ja, in de schaduw van uw vleugelen
zal ik schuilen,
totdat het onheil voorbij is.
Ik roep tot God, de Allerhoogste,
tot God, die het voor mij voleindigt.
(Psalm 57, 2-3)

Treffend is ook hier het woord “schaduw”. Maar nu niet als de schaduw, die voorbij gaat, zoals het met ons leven gesteld is, maar als de schaduw die blijft: de schaduw van Gods vleugelen, waaronder een mens veilig kan schuilen en eindelijk tot rust kan komen. Wat kan een mens daarnaar verlangen! Wij bidden er ook om, dat Piet nu onder die vleugels mag vertoeven. Want ook voor hem was ’t leven als “van gisteren” en “als een schaduw hier op aarde”. Een heel verdrietige ervaring. Hij moest het een na het ander loslaten en werd tenslotte helemaal hulpbehoevend. De ziekte zat in zijn hoofd, al heel lang. Daardoor was hij soms niet gemakkelijk in de omgang, moeilijk ook voor zichzelf, verdrietig en opstandig, gedeprimeerd. Maar voor de buitenwacht hield hij zich goed, recht overeind met de pet op z’n hoofd, hondje aan de lijn, lange tijd een vertrouwd beeld op ons dorp.

Hij was aardig voor iedereen en bracht daarmee het woord van de apostel Paulus in de praktijk: wees vriendelijk voor alle mensen. Komend van buiten had hij zich al snel een eigen plaatsje in uw midden verworven. Hij was een trouw lid van de Bejaardensoos en hij toonde zijn warme hart aan een ieder, die bij hem kwam. Dan werd er gezellig gepraat en een glaasje gedronken. Zo was hij en zo hield hij zich staande, ondanks de last die de pijnen in zijn hoofd hem meer en meer gingen bezorgen.

Al vroeg zijn eerste vrouw verloren, daarna getroffen door een hersenbloeding, moest hij steeds meer inleveren. Toen kwam de achteruitgang in jouw gezondheid, Janet, operaties en steeds minder aan kunnen, ja ook jij moest inleveren. En jullie probeerden elkaar zo goed mogelijk tot steun te zijn, in al die ruim dertig jaren, dat jullie getrouwd zijn geweest. Als een schaduw is dat alles voorbij gegaan. Veel spanningen heeft dat ongetwijfeld te weeg gebracht. Steeds weer mocht u het samen dragen en mocht u in die nood van het leven ook elkaar verdragen. Laten we er de Heer voor danken!

Ja, daar is vandaag ook reden tot dankbaarheid. “Want bij u schuilt mijn ziel, ja, in de schaduw van uw vleugelen zal ik schuilen”. Dit laat een heel eigen licht schijnen op dat leven, dat als een schaduw voorbij is, maar ook op het leven dat nog wacht. “Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust, want in de schaduw van uw vleugelen zal ik schuilen.” Dat mogen wij weten en daar mogen wij op hopen, ook voor ons zelf. Wat was Piet dankbaar voor zijn mooie stekkie in Wilhelminadorp. Hij was nog steeds bezig het te verfraaien. Hij had daar echt zijn plek gevonden, zoiets als een schuilplaats in de schaduw van Gods vleugelen. Dat moge het ook blijven voor jou, Janet!

God blijft voor u zorgen, goed is de Heer
en met elke morgen keert zijn goedheid weer.
Schoon g’in ’t verdriet nergens uitkomst ziet,
groter dan de Helper is de nood toch niet.
Wat ons ontviele, Redder in nood,
red slechts onze zielen uit zond’ en dood!

Dit lied wijst heen naar de toekomst, ook die van jouw leven, Janet. Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand!

En daarvan getuigt ons derde Schriftwoord, een woord van de Heiland zelf” “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven!” (Mt.11,28).

Piet heeft de laatste dagen echt verlangd naar die rust, en daar is voor hem ook om gebeden keer op keer, wat hij heel fijn vond. En nu heeft hij die rust gevonden, vermoeid en belast als hij was. De Heiland heeft hem geroepen en thuisgehaald.

In dat perspectief mogen ook wij allen verder leven. Want eens komt ook voor ons de tijd, dat de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, zoals onze vierde tekst, uit 2 Kor.5, zo treffend zegt. Maar, voegt Paulus er aan toe, dat is niet erg, daar hoeven we niet bang voor te zijn, want weet u: daar zijn vleugels die ons opvangen en beschutting en rust gaan geven. “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd.” Dat is de troost aan alle mensen, die iets mankeren, hoe en wat ook. De uiterlijke mens vervalt, maar bij God komt het niet op het uiterlijk aan. Hij ziet het hart aan, daar binnen in ons. Dat wordt vernieuwd, naarmate de last van de verdrukking groter wordt. Die innerlijke mens hunkert naar God en mag eens verschijnen voor Zijn Aangezicht. Want, nogmaals Paulus, wij hebben een eeuwig huis!

Huub Oosterhuis heeft dit zo prachtig onder woorden gebracht in gezang 487:

De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.

Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit.
Heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.

Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.

Amen.

Barendrecht, donderdag 7 aug. 1997

2 gedachten over “In Memoriam”

  1. Met interesse uw brief gelezen en ik vraag mij af, of Janet brugmans niet een oude vriendin is. Haar naam is of was Jeanne Brugmans- de Bie, woonde vroeger in Vlaardingen. Heeft de verpleegstersopleiding, met mij, gedaan in Schiedam.
    Er was een duidelijke herkenning in het verhaal over Piet.
    Ik ben benieuwd naar uw bericht. Met vr.gr. Astrid Feenstra-Krikke.

  2. Beste Astrid,
    Het zal wel kloppen zoals u het zegt. Maar ik zou seggen: schrijf haar een briefje:
    S.Arnoldistraat 1, 4475 AH WILHELMINADORP. Wie weet? Waar een website al niet goed voor is?!Oude vriendinnnen vinden elkaar terug, heel leuk!Groetjes van ds.Kroes.

    Beste Astrid,
    Jouw vraag kan nik niet zo maar beantwoorden. Ik heb met Janet nooit zo over haar verleden gesproken.Ik zou zeggen, om ht zeker te weten, schrijf haar dan een briefje: S.Arnoldistraat 1, 4475 AH WILHELMINADORP. Wie weet! Waar een website al niet goed voor is! Heel leuk hoor. Succes!
    Groetjes, ds.Kroes.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *