In principe geldt voor crematie hetzelfde als wat gezegd is over de rouwdienst en de begrafenis. Alleen, bij een crematie gebeuren beide, rouwdienst en begrafenis, ineen. In één ruimte en in één samenkomst, ook de condoleance kun je daarbij betrekken, want die gebeurt direct daarna in hetzelfde gebouw. Het is als ’t ware één vloeiend gebeuren. En daar zit zeker ook iets moois in, het is in ieder geval erg praktisch.
Geen wonder, dat het in deze tijd velen aantrekt! Het is ook een voordeel, dat alles “binnen” gebeurt. Het weer kan er dus geen invloed op hebben en iedereen kan er bij zijn (ook bijvoorbeeld rolstoelgebruikers).
Vroeger was er maar één crematorium: in Driehuis-Westerveld bij Velsen. Daar liep zelfs een spoorlijntje naar toe. En er was een aparte vereniging van mensen, die gecremeerd wilden worden. Want het was zeker niet vanzelfsprekend. Er werd sterk tegen geageerd. Het heeft lang geduurd, eer de crematie dezelfde wettelijke rechten kreeg als de begrafenis. Dit gebeurde pas door de nieuwe Wet op de Lijkbezorging in 1968. Daarna zijn er overal crematoria gekomen. Ik sprak al over een vereniging ter bevordering van crematie, Voor de oorlog had je zelfs twee Verenigingen “voor Facultatieve Lijkverbranding”. Daar kon je lid van worden en dan was crematie mogelijk. Het eerste crematorium in Driehuis-Westerveld en ook latere crematoria werden door die Verenigingen geëxploiteerd. In 1958 zijn beide Verenigingen samengevoegd. Voortaan had je alleen nog de Crematoriumvereniging Nederland. Die heeft er voor gezorgd, dat er ook crematoria kwamen in Dieren, Groningen, Den Haag (“Ockenburg”), Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en zo langzamerhand in alle grote steden. Zelfs in het zo behoudende Zuid-Limburg ontstonden crematoria, in Heerlen en Geleen.
Tegenwoordig spreken we niet meer over lijkverbranding, maar over verassing, omdat het lichaam bij zeer hoge temperatuur (800 tot 1000 graden) in as wordt omgezet. Het lichaam wordt dus niet door de vlammen zelf aangeraakt, maar alleen door de gloeiende lucht. Daartoe wordt het lichaam in de kist in de oven geschoven. Op de kist wordt een genummerd vuurvast identiteitsplaatje of -steentje bevestigd om verwisseling van asresten te voorkomen. De verassing duurt ongeveer 1 -1,5 uur. De opgevangen as, gemiddeld 3 kg, wordt vaak verstrooid op een daartoe aangelegd “strooiveld” bij het crematorium. Het kan niet zo maar overal gestrooid worden. De as kan ook in een asbus worden gebracht, die dicht gesoldeerd wordt. Zo’n bus kan geplaatst worden in een sierurn en bijgezet in een “columbarium”, een soort urnentuin. Je ziet ze ook wel staan in daartoe speciaal gemetselde muren bij een crematorium. Een urn wordt ook wel bijgezet in een bestaand graf. Sommige mensen hebben er een sierurn van gemaakt om hem bijvoorbeeld op de schoorsteen te zetten.
Velen van u zullen wel eens zo’n crematie hebben meegemaakt. Aan de ene kant erg praktisch, aan de andere kant ook een beetje kil en zakelijk. Het is vaak “lopende band” werk en weinig persoonlijk. Alles “op de klok”, met muziek uit luidsprekers. De aula’s zijn meestal erg chique, veel marmer en glitter.
Een volgende keer meer hierover.