De derde lijdensaankondiging

Jezus gaat Zijn weg naar Jeruzalem, omdat alle nood van heel de wereld op weg naar Jeruzalem gedragen moet worden. Bartimeüs zat aan de weg, waar Jezus voorbij kwam. Zitten wij ook aan die weg?

Lukas 18, 31-43

Vandaag is het de eerste lijdenszondag. In de traditie wordt deze zondag genoemd: Estomihi, dat is: wees met mij, of: wees mij tot een…, en dan werden vanouds her de woorden van Psalm 31 ingevuld: “wees mij tot een beschuttende rots, een sterke vesting om mij te redden”. Vaak zijn de zondagen in het kerkelijk jaar genoemd naar de beginwoorden van een Psalmvers. Zo ook hier. Daarom hebben we ook Psalm 31 net gezongen in de dienst.

Lukas beschrijft ons in zijn tekst, hoe de Heer voor de derde keer wijst naar Zijn lijden en sterven. “Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is zal aan de Zoon des mensen volbracht worden.” Het moet zo gebeuren, zegt Jezus. Het staat in de Schriften en de profeten. De verwijzing naar het Oude Testament is in de leer van Jezus en daarna in de oude kerk heel belangrijk geweest. Dat is ook te begrijpen, want er was in die tijd niets anders. De boeken van het Nieuwe Testament waren nog niet geschreven en alles om Jezus heen was heel nieuw en onsamenhangend. Logisch dus dat men er enige lijn in trachtte te brengen en wilde laten zien, dat het geen ketterij was, wat Jezus deed en zei en wat er met Hem ging gebeuren. Nee, het was authentiek, want kijk maar: de profeten hebben het voorzegd; wat zij gezegd en beloofd hebben, dat gaat nu gebeuren. Hun woorden worden nu vervuld! “Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden, zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan.”

Lukas herinnert hier aan wat de profeet Jesaja gezegd had over de lijdende knecht des Heren (Jes.53). Deze verwijzing vinden we alleen bij Lukas. Ook in het gesprek van Jezus met de Emmaüsgangers komen we deze verwijzing naar de profeet Jesaja tegen. Luister maar (Luk.24, 25-27): “En Jezus zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.” Natuurlijk wist Lukas al, toen hij dit opschreef, dat het allemaal zo gebeurd was. Wel een beetje gemakkelijk, zeggen we dan, om iets als profetie op te schrijven, als je weet dat het al gebeurd is. Maar dat gebeurt wel meer in de Bijbel. Wij vinden dat niet helemaal eerlijk, maar voor de profeten en apostelen gold dit wel als goddelijke waarheid, omdat daarmee de belofte van God werd vervuld. Zie je wel, zeiden ze dan, zo moest het gebeuren! Paulus doet dat ook vaak in zijn brieven. Dan haalt hij teksten uit het Oude Testament aan, waarvan wij zouden zeggen: “Moet dat nou? Is dat niet een beetje uit z’n verband gerukt? Zó kun je toch niet met Bijbelteksten omgaan?!” Ja, dat kon toen wel en dat mocht ook, vond men, dat gold als een waarheidsgetrouwe methode bij de Schriftgeleerden en de rabbi’s. Je zet een aantal Bijbelteksten naast elkaar, die allemaal een kernwoord gemeen hebben, en je krijgt een duidelijke bewijsvoering! Gewoon Schrift met Schrift bewijzen!

Wat wel opvalt in het rijtje dat Lukas noemt – overgeleverd, bespot, gesmaad, bespuwd, gegeseld en gedood en ten derden dage opgestaan – dat hier niet de kruisiging genoemd wordt. De nadruk ligt helemaal op het overgeleverd worden aan de heidenen en op de schande, die ze Hem aandoen, en tenslotte op het doden. De betekenis van het kruis is pas later, vooral door de theologie van Paulus, in de kerk op de voorgrond gekomen. Typisch voor Lukas is ook, dat hij de overlevering aan de heidenen benadrukt, terwijl Matteüs en Marcus in hetzelfde stukje spreken van overgeleverd worden aan de overpriesters en Schriftgeleerden. U ziet hieruit, dat de Evangelisten bij het schrijven van hun Evangelie rekening houden met het publiek, waarvoor zij schrijven. Matteüs schrijft voor de Joden en laat hun schuld zien aan de kruisiging van Jezus. Lukas schrijft voor de heidenen en laat hier horen, hoe zij schuldig zijn aan de dood van Jezus. Wij kunnen hieruit gerust opmaken, dat vanouds gevonden werd, dat zowel Joden als heidenen schuldig zijn. Inclusief wij zelf, die 2000 jaar later leven. Het is o zo gemakkelijk de schuld op de Joden te schuiven, wat de kerk maar al te graag door de eeuwen heen gedaan heeft en wat nog gebeurt. Het antisemitisme schijnt weer overal toe te nemen.

“En de discipelen begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd.” Wat zou Lukas hiermee bedoeld hebben? Het staat er nogal sterk, tot drie keer toe: zij begrepen het niet, het was hun duister, zij wisten niet. Wil Lukas aantonen, hoe alléén Jezus stond, toen Hij de weg naar Jeruzalem moest gaan? Wil Lukas ons het ongeloof van de discipelen laten zien? Juist misschien omdat zij zoveel van Jezus hielden en die ellende gewoon niet wilden en konden begrijpen? Het was toch ook voor de discipelen niet te begrijpen? Voor ons, die na Pasen en na Pinksteren leven, is het duidelijk dat het zó moest gebeuren, maar voor de discipelen?

Jezus gaat op naar Jeruzalem, letterlijk en figuurlijk. Letterlijk, omdat de weg omhoog gaat tot aan de heuvel Golgota, waar Jezus opgetild wordt aan het kruis. Johannes zal later ook zeggen, dat Jezus verhoogd werd. “Nu wordt de Zoon des mensen verhoogd en alles wat over Hem geschreven is zal worden vervuld.” Jezus’ lijden en sterven is “verhoogd worden”. Het is een Koninklijke weg, want aan het einde ervan is er niet alleen de vernedering en de schande en de dood, maar ook de opstanding en verheerlijking! Maar aan de discipelen was dit nog niet geopenbaard. Wij gaan in de komende weken met Jezus op naar Jeruzalem. Laten we in de komende lijdensweken met Hem meegaan!

Aansluitend op de woorden van Jezus vertelt Lukas ons de geschiedenis van Bartimeüs. Waarom hij dat zo gedaan heeft, weten wij niet zeker. Misschien, omdat de Koninklijke manier, waarop Jezus de blinde Bartimeüs tegemoet treedt en geneest iets wil laten zien van de Koninklijke weg, die Hij Zelf moest gaan naar lijden en sterven in Jeruzalem. Misschien ook omdat hier een link ligt naar de blindheid van de discipelen? Of laat Lukas ons zien, dat Jezus’ lijden en sterven voor alle Bartimeüssen, alle verdrukte en verslagen mensen in de wereld, heil en genezing betekent? We weten het niet. Zeker is in ieder geval, dat in de oude traditie beide stukken bij elkaar horen en ook op deze eerste lijdenszondag werden gelezen. In de Evangeliën van Matteüs en Marcus worden beide verhalen aan elkaar gekoppeld door de geschiedenis van de moeder van de zonen van Zebedeüs, die voor de jongens de beste plek in Gods Koninkrijk  beoogde: één aan de rechterkant en één aan de linkerkant van Jezus. U weet, dat de Heiland naar aanleiding daarvan gesproken heeft over heersen en dienen. “Wie de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn… gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen.” (Matt.20, 27v). In de lijn van het dienen ligt ook de genezing van Bartimeüs. Het is het Koninklijke dienen. De Koning, die zich vooroverbuigt naar die arme Bartimeüs, dat wil zeggen: naar iedereen, die in grote nood verkeert. Dat is de manier van het Koning zijn zoals Jezus het ons voordoet. Hij is Koning door ieders dienstknecht te zijn. Daarom geldt het: “Komt tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven!” Hij is de Koning, maar Hij is ook de knecht, de lijdende knecht des Heren, van wie Jesaja al gesproken had.

“Zie, wij gaan op naar Jeruzalem!” Eigenlijk bedoelde Jezus te zeggen: “Ik ga naar Jeruzalem, Ik alleen!” Want als het zo ver is, als de nood aan de man komt, is iedereen verdwenen. Alleen Hij hangt daar aan het kruis, met naast Hem een moordenaar, ook al weer zo’n eenzaam mens, tot wie Jezus Zich vooroverbuigt om zijn nood mee te dragen. “De Koning wordt een knecht, wat win ik veel daarbij!” Of zoals het prachtige Kerstlied Gez.147 zegt: “Hij wordt een knecht en ik een heer”. Jezus gaat Zijn weg naar Jeruzalem, omdat de nood van Bartimeüs, ja alle nood van heel de wereld op weg naar Jeruzalem gedragen moet worden. Daarom heeft Lukas de geschiedenis van Bartimeüs met de derde lijdensaankondiging verbonden. Om dat ook vandaag aan ons te zeggen, hoe Zijn overlevering aan lijden en dood moest gebeuren om aan Bartimeüssen zoals u en ik het leven terug te geven. De blinde Bartimeüs hoort zo helemaal bij de gang van Jezus op naar Jeruzalem, hij hoort er helemaal bij. Trouwens, genezing van blinden is één van de kenmerken van de Messias en van het aanbreken van het Messiaanse Koninkrijk. En dat is het nog! Daarom halen wij de drempels weg en brengen we blindengeleidelijnen aan en leiden we blindengeleidehonden op. De profeten hebben daarop gewezen: dat de blinden ziende zouden worden!

Bartimeüs zat aan de weg, waar Jezus voorbij kwam. Zitten wij ook aan die weg? Bartimeüs moest daar wel zitten, aan de weg, omdat hij dan alleen de kans liep om gehoord te worden en ook om zelf te horen! Laten we niet vergeten: wie niet zien kan is helemaal op het horen alleen aangewezen. Bartimeüs hoorde Jezus aankomen. Horen wij Hem ook, zittend aan onze weg? En wordt onze weg dan ook een stukje van Jezus’ weg, op naar Jeruzalem? Voor Maarten Luther ligt hier de kern van Bartimeüs’ geschiedenis: dat hij Jezus hoorde en blijkbaar ook naar Hem hoorde, in Hem geloofde. Hij bleef Jezus aanroepen, hij liet Hem niet los. “Zoon van David, heb medelijden met mij!” “Wat wilt gij dat Ik u doen zal?” “Here, dat ik ziende worde!” En Jezus zei tot hem: : “Word ziende; uw geloof heeft u behouden!”  Bartimeüs kon voortaan in dubbele zin zien: de dingen om hem heen en Jezus, hij zag met z’n ogen en met z’n hart!

Bartimeüs zat aan de weg, maar nu komt hij op de weg; op weg naar Jeruzalem! Hij volgde Jezus, God lovende. U ook?

Amen.

Eén gedachte over “De derde lijdensaankondiging”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *