Gebroken armen

Ik kijk vol eerbied naar een klein Christusbeeld en zie hoe de beide armen op schouderhoogte omwikkeld zijn met rode tape. Onder de tape zit lijm en de half geopende lade moet voor druk zorgen. Maar juist die afgebroken armen zetten me aan het denken ‘Waar zag ik dit eerder?’

Bij het zien van het kleine, geschonden beeld voel ik vaag herkenning. Dan verflauwt het. Op een later tijdstip zal ik er over nadenken, nu concentreer ik me op het buitengebeuren. We zijn in de kamer van broeder Mattheus en hij nodigt me uit plaats te nemen op een sierlijk stoeltje naast de half geopende lade van een kast. ‘Niet tegen de lade komen hoor, want daar ligt Jezus te drogen.’ Ik kijk vol eerbied naar een klein Christusbeeld en zie hoe de beide armen op schouderhoogte omwikkeld zijn met rode tape. Onder de tape zit lijm en de half geopende lade moet voor druk zorgen. Maar juist die afgebroken armen zetten me aan het denken ‘Waar zag ik dit eerder?’ Ik laat het gesprek kabbelen, richt mijn aandacht op een paar prachtige bij elkaar geschikte vazen. Werk van Mattheus’ handen, handen die ik meerdere malen bewonderd heb tijdens het draaien van kunstzinnig aardewerk in zijn vertrouwde pottenbakkerij in de tuin van de Sint Paulusabdij.

Ondertussen houden me de gebroken armen bezig, spelen krijgertje door mijn hoofd, dan opeens begint het te dagen. Een vakantie in België, een bezoek aan het kerkje van Waha. Juist ja, ik ben er en slaak een denkbeeldige kreet. Daar hing een indringend Christusbeeld zonder armen. Er onder stond: Je n’ai plus d’autres mains que les tiennes. (Ik heb geen andere handen dan de uwe) Het raakte me diep vanwege de eenvoud waarin een levensopdracht zat verpakt, een opdracht die allesbehalve eenvoudig was.

Eigenlijk moeten die armen er helemaal niet meer aangelijmd worden. Het beeld wordt veel sprekender zonder armen, misschien wil het zelfs wel graag de armen kwijt. Ik word onrustig. ‘Stoot tegen de lade, zodat de armen ontwricht raken’, fluistert mijn ene helft. ‘Stiekemerd’, roept de andere helft, ‘leg broeder Mattheus liever uit dat de armen er af moeten.’

En of het circus in mijn hoofd al niet groot genoeg is komen ook nog de eerste versregels van een bekend lied naar boven. Zachtjes zoemt door mijn hoofd: Neem mijn handen, maak ze sterk, trouw en vaardig tot uw werk.

De Engelse dichteres Frances Ridley Havergal bedacht deze woorden, zij had het begrepen.

Broeder Mattheus en de anderen keuvelen geanimeerd verder, ze hebben geen idee waar ik mee worstel. Soms moet een mens alleen strijden…

Aly Brug.

(eerder gepubliceerd in het Centraal Weekblad)

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *