Nog een korte tijd

“Nog een korte tijd en gij zult Mij niet meer zien.”

Johannes 16, 17

Als de Trooster komt, de “Parakleet”, dan zullen de discipelen weer blij worden. Zo heeft Jezus beloofd in Johannes 16. “Uw droefheid zal tot blijdschap worden”. Nou, dat is mooi! Dat hebben ze ook wel nodig, die discipelen, want ondertussen zitten ze daar een beetje verweesd bij elkaar op die zondag na Hemelvaart. Niet voor niets wordt deze zondag ook wel “wezenzondag” genoemd. Die Trooster zal komen, als de Heer van hen is heengegaan. Daar wachten ze dus op. Jezus had gezegd: “Nog een korte tijd en gij ziet Mij niet meer, en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien.” Ze zullen zich dus niet lang “verweesd” te hoeven voelen, want binnenkort zal Jezus weer bij hen zijn. Maar het duurt nu toch al een paar dagen en de discipelen wisten niet goed wat zij daar van denken moesten. Dus herhalen zij dit laatste woord van Jezus keer op keer als om zichzelf moed in te spreken. Trouwens, dat was heel gewoon voor de leerlingen van een Joodse rabbi, zo heb ik gelezen. Zij herhalen iets, als zij iets niet begrepen, totdat zij het begrepen!

Zij hadden het toen ook al niet begrepen, toen Jezus dit woord tot hen gesproken had.

“Wat betekent dit, dat Hij tot ons zegt: Nog een korte tijd en gij ziet Mij niet, en nog een korte tijd en gij zult Mij zien?” Zij begrijpen het niet, omdat de Heer vroeger had gezegd, dat Hij naar de Vader zou gaan en daar zou blijven, zo dachten ze. Dan hoefde Hij toch niet weer terug te komen? Dan was Hij toch weer “thuis” gekomen? En dan zou Hij later de discipelen ook bij Zich kunnen nemen in het “Huis met de vele woningen”, waar Hij hen plaats zou bereiden. Is het dat dan niet, wat Jezus bedoelt? “Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Nog een korte tijd; wij weten niet wat Hij bedoelt.” Jezus merkte op, dat zij Hem iets wilden vragen. En Hij herhaalt nu voor de derde keer dit voor de discipelen zo onbegrijpelijke woord: “Nog een korte tijd en gij ziet Mij niet, en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien.” En dan legt Hij het uit: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zult schreien en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; gij zult u bedroeven, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.” Hiermee wordt het raadsel van de “korte tijd” niet opgelost, maar de Heer vult wel in wat er in de toekomst gaat gebeuren: er zal een tijd van grote droefenis komen voor de discipelen, maar een tijd van vreugde zal daarop volgen! Eerst droefenis, maar de wereld zal zich dan verblijden. Wie zijn dat, de wereld? Jezus heeft daar ongetwijfeld de wereld van Israël mee bedoeld, de wereld van priesters en Farizeeën. Daar zal vreugde zijn over de zo goed gelukte liquidatie van die lastige rabbi uit Nazareth. Maar voor de discipelen komen er dagen van teleurstelling en verdriet, wan t de ondergang van de Meester is toch ook hun ondergang.

“Nog een korte tijd en gij zult Mij niet meer zien.” Dat slaat op die tijd van droefenis. Zij zullen treuren en weeklagen. Maar dat zal slechts een korte tijd duren, zo verzekert de Heer hen. Een geweldige troost: “Nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien. Uw droefheid zal tot vreugde worden!”

Hoe is het mogelijk, dat echt verdriet zo gauw in echte blijdschap kan omslaan? Kan dat wel? Ja, zegt Jezus, denk aan de vrouw, die een kind gekregen heeft. Zij lijdt grote angst en doodspijn, maar dat alles is vergeten, zodra het kind geboren is, en daarvoor in de plaats is gekomen onbeschrijfelijke vreugde. “Zo is het ook met jullie. Jullie hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u wederzien en uw hart zal zich verblijden en niemand ontneemt u uw blijdschap.”

Wat is Jezus begaan met de discipelen! Hij denkt aan hun verdriet, daarom wil Hij hen troosten. Zoals Hij eerst van de Trooster had gesproken, spreekt Hij nu van het elkaar weerzien. Is daar hetzelfde mee bedoeld? Ja, ik denk het wel. Het is één gebeuren, éénzelfde Heilsgeschiedenis  En dan denk ik aan Pasen: na de verschrikking van Goede Vrijdag zien ze elkaar weer terug! Wat zullen ze toen blij geweest zijn! Dat vertelt Johannes ook in Johannes 20 vers 20: “De discipelen dan waren verblijd, toen zij de Here zagen!” Pasen is nóg voor de Gemeente elk jaar weer het feest van de vreugde. Ondanks alle nood en strijd en zorgen, die er alom in de wereld ook zijn, toch het feest van de vreugde! Niemand kan ons die vreugde afnemen. De vreugde van de priesters en Schriftgeleerden over de neergang van Jezus aan het kruis was slechts van korte duur. Maar de vreugde van de discipelen zal nooit ophouden! Het is de vreugde van mensen, die de Heer gezien hebben, de lévende Heer. Het is de vreugde van allen, die mogen staan in de overwinning van de dood. De haat van de wereld is er nog wel, droefheid ook om al het lijden in de wereld, dat maar niet ophoudt, maar dat alles kan ons de vreugde niet ontnemen. Die vreugde is onverwoestbaar en eeuwig. Met Pasen is de eeuwigheid begonnen.

“Nog een korte tijd en gij zult Mij zien.” Pasen ligt achter ons en Hemelvaart ook, en wij leven toe naar Pinksteren. Dan denken we bij dit woord van Jezus aan de uitstorting van de Heilige Geest. De Geest maakt ons Jezus zichtbaar en alles wat Hij voor ons gedaan heeft. Hij maakt ons de woorden van de Heiland indachtig en geeft ons geloof en visie voor Gods toekomst. De Geest is de Heer, zegt Paulus. Straks met Pinksteren zullen we Hem opnieuw ontmoeten! Dan is voor de discipelen hun droefheid voorbij en voor ons ook, want de Heer is weer bij ons! Wij mogen Hem aanroepen in de Heilige Geest.

Tenslotte denken we bij dit woord van Jezus over de “korte tijd” ook aan Jezus’ wederkomst. Eens zal Jezus’ woord ook voor ons helemaal werkelijkheid worden, als we Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Eerst gaan we nog met Hem op weg in de kracht van de Heilige Geest, maar EENS zullen we Hem in levende lijve ontmoeten. De “andere” Johannes, de ziener van Patmos beschrijft in zijn Openbaring, hoe hij de Heer heeft gezien:

“En ik zag in het midden van de troon en van de vier dieren en temidden der oudsten een lam staan, als geslacht, met zeven horens en zeven ogen…”

De verheerlijkte Heer is het Lam en het Lam is de Heer. Jezus Christus en dien gekruisigd, zó noemt Paulus Hem. “Wij zijn dan met Christus gestorven en opgewekt”. De weg van het Lam is ook onze weg. Maar droefheid wordt tot blijdschap! Zij, die het Lam gekend hebben, het Lam dat op Goede Vrijdag werd geslacht, zij zullen ook de blijdschap van Pasen en Pinksteren en van de wederkomst van de Heer kennen. Maar deze blijdschap gaat wel door droefheid heen. Zonder kruis geen opstanding. Zonder nederlaag geen overwinning. Zonder verdriet geen vreugde. De geboorte van het jonge leven gaat door doodsangst en pijn en strijd heen. Zal het niet zo ook met ons zijn? Wij moeten met Christus sterven om met Hem te leven! Maar we mogen ons optrekken aan een “korte tijd” en “niemand ontneemt u uw vreugde”. Dat geeft ons houvast om moedig verder te gaan. Dat is ons perspectief. Met behulp van de Heilige Geest redden we ’t dan wel, ook op ons eigen eilandje Patmos. Zou het niet?

Amen.

2 gedachten over “Nog een korte tijd”

  1. Legt u mij nu eens uit wat er bedoeld wordt in Joh 21: 19 wanneer de kruisdood van Petrus wordt voorgesteld als verheerlijking van God. Is martelaarschap iets waarmee God wordt verkeerlijkt ? Uw dankbare leerling Leonardo.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *