Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed

Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed

2 Korintiërs 5

Je hebt optimisten en pessimisten in het leven. De één ziet altijd alles even rooskleurig,
de ander maakt van elke mug een olifant, ’t is altijd zuchten en klagen en doffe
ellende. De één jubelt en ziet altijd de zonzij… de ander klaagt en ziet zelfs bij het helderste
zonnetje nog donkere wolken.

In de Bijbel kom je dit verschil in levensinstelling ook tegen. De Prediker lijkt
op een pessimist, als hij zijn boek begint met: “IJdelheid der ijdelheden! Alles
is ijdelheid! Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen, waarmee hij zich
aftobt onder de zon?” En de dichter van Psalm 103 is een grote optimist, als hij ’t uitzingt: “Loof de
Here, mijn ziel, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, die uw ziel
verzadigt met het goede.” Zo lijkt Job op een pessimist, als hij de dag vervloekt, waarop hij geboren werd.
En de dichter van Psalm 8 is een echte optimist, als hij de mens bijna goddelijk
noemt.

In de werkelijkheid van het dagelijkse leven kennen we dat ook allemaal: soms zit
je in de put, soms lacht alles je toe. Net naar de omstandigheden. Wij worden wat
heen en weer geschommeld. Toch zou het niet goed zijn, als we ons door de omstandigheden
lieten leiden, tenminste dat vindt de apostel Paulus! Een vaste houding, daar komt
het op aan in het leven. De tekst uit 2 Kor.5 maant ons daartoe: “Daarom
zijn wij te allen tijde vol goede moed!”

Vol goede moed, wandelend door de bergenKan het zelfverzekerder?

Wij zijn vol goede moed, zegt de apostel. Wij durven het leven aan met al zijn schommelingen,
zijn beslommeringen en zorgen, zijn raadsels en moeiten. En wij laten het niet toe,
dat onze blijdschap en geluk ons ontnomen wordt door wie en wat dan ook. Wij durven
de strijd aan, tegen leed en onrecht, teleurstellingen en
tegenvallers. Wij durven het op te nemen tegen onszelf, ons twijfelende geloof
en ook slechte eigenschappen als egoïsme en
jaloezie. Ja, we hebben goede moed tegen alles, wat het ook mag wezen, dat ons verdrietig
of boos of ontevreden of ongelukkig zou kunnen maken.

En dan zegt Paulus het nog sterker: “ALTIJD”,
zegt ie. Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed! Daar moet het leven
toch ook naar zijn, zouden we zeggen. Het maakt nogal wat uit, of je ziek bent of
gezond, met z’n tweeën of alleen, of je tot de minima wordt gerekend of tot de welgestelden… En
dan hebben we ’t nog niet eens over al die slachtoffers van Katrina aan de kust
van Amerika, over de duizend doden en hun rouwende familie op en bij de brug in
Bagdad, de velen die deze week rouwend stilstonden bij de omgebrachte kinderen van
Beslan en de slachtoffers van zo veel andere rampen, door natuur of mensen veroorzaakt.
Het maakt zelfs veel uit, in ons eigen kleine menselijke leventje, of je goed geslapen
hebt of niet, of de zon schijnt of dat het regent. Dat alles maakt voor ons nog
veel uit, in wat voor een stemming je geraakt. Wij zijn nog lang niet zo ver, dat
we ’t Paulus kunnen nazeggen: “Daarom hebben
wij altijd goede moed!”

Maar de apostel heeft het – denk ik – ook moeten
leren, door scha en schande, in vallen en
opstaan. En wat heeft die man
een zwaar leven gehad, als apostel in dienst van de Heer. Het zou ons niet verbaasd
hebben als die man er gedrukt en terneergeslagen onder was geworden.

Om de hele toenmalige wereld door te moeten crossen, zonder iets anders bij je dan
het getuigenis van het Evangelie en enkele vrienden die ook zo dwaas waren! Van
hot naar her gestuurd te moeten worden, zonder vast onderkomen zonder vast inkomen
ook, geheel afhankelijk van de goedwillendheid van andere mensen en van ’t geluk
dat je af en toe een opdracht kreeg om een
tent te maken. Zelf vertelt hij over al die gevaren, waaraan hij onderworpen was,
in 2 Kor.11: gevaren te land en ter zee, in stokslagen, gevangenissen, doordsgevaar,
tot 3 maal toe gegeseld, 1 keer zelfs gestenigd, 3 maal schipbreuk geleden, een
hele dag en nacht eens in de diepte doorgebracht, honger, dorst, koude, naaktheid,
in de steek gelaten door valse broeders, ontrouw van mensen, helemaal aan zichzelf
overgelaten…… En dat alles met een
gezondheid, die veel te wensen overliet. Hij leed aan “een doorn in het vlees”,
die hem eigenlijk eerder tot rust dan tot noeste arbeid dwong. Tot drie keer toe
heeft hij de Heer gebeden, of hij er mee op mocht houden. Maar God zei: “Mijn genade
is u genoeg”. Daar moet je ’t dan mee doen! Nee, als je alles mee zit, kun je gemakkelijk
optimist zijn. Maar zo was ’t met Paulus zeker niet, in tegendeel! En toch horen
we hem zeggen: “Daarom zijn wij te allen tijd
vol goede moed!”

Waar haalt hij die kracht vandaan? In een leven dat zo zwaar was en waarin de moed
toch zó op de proef werd gesteld?

Een mens bezwijkt zo gemakkelijk onder
de druk der omstandigheden. Laten we nooit zeggen: “dat zal mij niet overkomen”.
Als b.v. de dood in je leven komt, heb je dan nog moed? Als de dokter tegen je zegt
als toen tegen Hizkia: “Bereid uw huis, want gij gaat sterven……”. Hoe machteloos
ben je dan? Waar haal je dan nog moed vandaan?

Of als een mens gebukt gaat onder grote schuld, gewetenswroeging, een stem die je
voortdurend aanklaagt: “Jij…..jij hebt het gedaan!” Kun je dan nog moedig zijn?

Of als er spanningen zijn met andere mensen. Je relatie gaat kapot. Een Gemeente
valt uiteen, soms uit geloofsovertuiging zoals bij de PKN-ers en de Hersteld Hervormden.
Soms ook, omdat in de Gemeente een aanvechtbaar beleid gevoerd wordt, waardoor mensen
van elkaar verwijderd geraken en zich tekort gedaan voelen. Blijf daar maar eens
moedig onder! Je zou ’t liefst de hele boel er bij neergooien!

Maar Paulus heeft dat alles toch ook gekend, spanningen in de Gemeente, de mensen
vonden Apollos veel beter dan hem. Daar heeft hij onder geleden, reken maar. Het
is niet leuk, wanneer je om een of andere reden afgeserveerd wordt, terwijl je toch
altijd zo je best hebt gedaan. Hij zal vaak vertwijfeld zijn geweest, verbitterd,
moedeloos. En toch zegt hij: Daarom zijn wij
te allen tijde vol goede moed!

Kansel Dorpskerk BarendrechtHoe zou dat toch komen? Waar haalt hij die moed vandaan? Dat zegt hij in wat aan
onze tekst voorafgaat: “Want wij weten, dat wij, indien de aardse tent waarin wij
wonen, wordt afgebroken, een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen
gemaakt, een eeuwig huis”. DAAROM kan hij moed hebben, tegenover de dood, tegenover
de mensen, in alle omstandigheden. “Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten
bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden”. Hij weet ’t van
het leven: het is soms een en al afzien, ontluistering. “Ontkleding” noemt hij het.
Het één na het ander valt je af…. En de mens zucht bezwaard. Dat is de harde werkelijkheid
van ons bestaan. Toch weet de apostel ook van een andere werkelijkheid, en daar
getuigt hij van: dat het sterfelijke door het echte leven wordt verslonden, en dat
God ons juist daartoe bereid heeft en ons de Geest tot onderpand gegeven heeft.
Begrijpt u? Juist DAAROM is de apostel vol goede moed. En zo is het ook de zonde,
die ons aanklaagt. Wat heeft Pauslus ook niet daaronder geleden! Dat hij de Gemeente
van Christus had vervolgd. Ieder mens is voor zijn daden verantwoordelijk. “Want
wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder
wegdrage wat hij in zijn leven verricht heeft, naardat hij gedaan
heeft, hetzij goed hetzij kwaad”. Wat kan een mens daar last van hebben?
Hoe kom ik van mijn zonde af, hoe krijg
ik een genadige God? Maarten Luther heeft met deze vraag geworsteld en velen met
hem. Totdat zijn ogen en hart opengingen en hij bevrijd werd in het vertrouwen,
dat Jezus Christus gestorven is voor onze zonden en dat wij mogen leven
dóór Hem en met Hem. Daardoor vatte Luther weer moed. En dat mogen wij ook
doen. Tegen alle machten in, tegen de dood in, tegen de zonde in, tegen het soms
harde leven in! Niets kan ons nu meer
klein krijgen. Om het met opnieuw met Paulus te zeggen, met het beroemde woord
uit Rom.8: “Daarom zijn wij in dit alles meer dan overwinnaars, door Hem die ons
heeft liefgehad. Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch
machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch
enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Chistus
Jezus, onze Heer”.

Het is de overwinning van Pasen. Die overwinning mag ook u ten deel vallen. Want
ook voor u is Christus gestorven en opgestaan .
Daarom zijn wij ten allen tijde vol goede moed. Wat hebben we die moed nodig,
in ons persoonlijke leven, in onze Gemeente en in die grote wereld van God. Hij
alleen is de moed waaruit wij leven mogen. Hij is onze kracht, Hij alleen, die bij
Zijn afscheid gezegd heeft: “In de wereld zult
gij verdrukking lijden, maar hebt goede moed: IK HEB DE WERELD OVERWONNEN”.

Amen.            

Preek gehouden in de dorpskerk in Barendrecht op 4 september 2005. Deze preek is ook te beluisteren via de website van http://www.audioserver.nl.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *