Goedheid en liefde

Een mens heeft dikwijls veel te klagen, ja, ook een gelovig mens! Hierin zijn alle mensen gelijk. Heel begrijpelijk ook, zo’n klacht als hier in onze Psalm. De Psalmdichter weet toch te leven in een vijandige wereld. Tweemaal heeft hij het over zijn vijanden en eenmaal over zijn tegenstanders.

Psalm 13

  1. Een lied van David. Voor de leider van het koor.
  2. Hoelang vergeet U mij nog, Heer,
    en blijft U Zich voor mij verbergen?
  3. Hoelang zal ik nog in moeilijkheden zitten en zal ik me elke dag zorgen maken?
    Hoelang nog zal mijn vijand machtiger zijn dan ik?
  4. Heer mijn God, zie toch wat er gebeurt! Antwoord mij! Geef me alstublieft weer nieuwe hoop! Laat me nog niet sterven!
  5. Zorg ervoor dat mijn vijanden niet zeggen: “We hebben hem!” Laat hen niet juichen omdat ik val.
  6. Ik vertrouw op uw goedheid en uw liefde. Mijn hart juicht omdat ik zeker weet dat U me zal redden.
    Ik zing voor de Heer omdat Hij goed voor me is geweest.

Een mens heeft dikwijls veel te klagen, ja, ook een gelovig mens! Hierin zijn alle mensen gelijk. Heel begrijpelijk ook, zo’n klacht als hier in onze Psalm. De Psalmdichter weet toch te leven in een vijandige wereld. Tweemaal heeft hij het over zijn vijanden en eenmaal over zijn tegenstanders. Wie dat zijn wordt niet direct duidelijk. U mag zelf invullen, wat u in uw leven als vijandige macht ervaart. Tegenstanders, dat kunnen allereerst mensen zijn. Zij kunnen ons treiteren, dwarsbomen, kleineren en zelfs vernietigen, ons geestelijk kapot maken. Tegenstanders kunnen ook de omstandigheden zijn, die onze idealen doen vervliegen en onze toekomst verduisteren, waartegen je hebt te strijden, tot je er moedeloos onder wordt. Er is ziekte gekomen in je leven, ouderdom met gebreken, een of andere lichamelijke handicap of geestelijke achteruitgang. Je krijgt reuma, wordt immobiel, moet je voortbewegen in een rolstoel en scootmobiel, je nieren gaan er aan door de agressieve reumamedicijnen, je raakt aan de dialyse… Dat zijn de omstandigheden, waartegen een mens zoals ik zelf heeft te strijden. Ieder mens heeft zo zijn eigen ”omstandigheden”, die o zo “vijandig” kunnen zijn. Ze zitten ook in ons zelf: onze gebreken en tekortkomingen, zeg maar gerust “onze zonden”. Ook die mogen onze tegenstanders genoemd worden! Het zijn allemaal symptomen van de macht van de grote tegenstander, de diabolos (duivel), de door-elkaar-gooier, de dwarsbomer bij uitstek. En de laatste vijand, satans grootste wapen, is de dood, die aan alle levenskansen radicaal een einde maakt.

Dat alles kan in onze Psalm ingevuld worden bij het woord “vijand”. Daarom zijn de Psalmen ook tijdloos, zij zijn actueel voor alle tijden, ook voor de onze, en voor alle mensen, ook voor u en mij! Het leed, waaraan de dichter denkt, bestaat al lang. Roept hij niet uit “Hoe lang nog?” het duurt al zo lang, dat hij denkt, dat God hem vergeten is. En dat is het ergste voor hem!

“Hoelang vergeet U mij nog, Heer,
en blijft U Zich voor mij verbergen?”

De oude vertaling spreekt hier over Gods Aangezicht: “Hoe lang zult Gij Uw Aangezicht voor mij verbergen?” En we weten: Gods Aangezicht is God Zelf ( lees maar eens Exodus 33!). De mens hier heeft het gevoel, dat ie God kwijt is. Kent u dat gevoel ook? Ik weet, dat er mensen zijn, die daaronder vreselijk lijden. Dat is inderdaad het ergste, wat een mens overkomen kan. Het is dan van binnen net een dor en dood huis. Het licht is uitgedoofd, je gevoel is verlamd. Dat zijn verschrikkelijke tijden voor een gelovig mens, die anders zo innig met zijn God kon leven. Ik denk, dat alleen de kinderen Gods dat gevoel ook echt kennen. “Hoe lang nog??” De ellende in het leven is soms ondragelijk. En God? Die is zo ver weg, je krijgt van Hem geen hoogte en geen antwoord.

Toch blijft onze dichter roepen: “Heer mijn God, zie toch wat er gebeurt! Antwoord mij! Geef me alstublieft weer nieuwe hoop! Laat me nog niet sterven!” Hij haalt God heel dicht naar zich toe, hij roept “MIJN GOD”. Als Hij maar even naar mij omziet, dan zal ‘t weer goed worden. Wat een geloofsvertrouwen spreekt uit deze woorden! Later in de Psalm spreekt hij dit vertrouwen opnieuw uit:

“Ik vertrouw op uw goedheid en uw liefde.
Mijn hart juicht omdat ik zeker weet dat U me zal redden.
Ik zing voor de Heer omdat Hij goed voor me is geweest.”

Laat ons daarin zijn voorbeeld navolgen! Al schijnt alles ons tegen te zitten, al wankelt onze ziel, al hebben we in ons leven nog zo veel te lijden, al zijn we levensmoe en moedeloos, laat ons nooit dat vertrouwen in God loslaten! Het geloof, de zekerheid, dat wij een God in de hemel hebben, Die op ons neerziet, Die we altijd aan mogen roepen, tot Wie we ook mogen klagen… Die ons heil is en daarom ook ons heil bewerken zal. Hoe kan de dichter zo’n vertrouwen hebben te midden van al zijn tegenstanders en vijanden? Je zou zeggen: het leven moet er toch ook een beetje naar zijn? Hij kan het, omdat hij vasthoudt aan Gods “goedgunstigheid”. Hier, in de Jongerenvertaling, is het vertaald met “goedheid en liefde”. Het Hebreeuwse woord, dat daarachter zit, wil uitdrukken, dat God trouw blijft aan Zijn beloften, die Hij in Zijn Verbond gegeven heeft en Die Hij stellig vervullen zal! Op die Verbondtrouw van zijn God waagt de dichter het met heel zijn kracht! Op grond daarvan is hij overtuigd, dat het heil ook eenmaal voor hem dagen zal, ook wij mogen daarvan overtuigd zijn. Ook voor ons geldt de trouw van Gods beloften. Daarom zal het heil eens ten volle ons deel worden, als wij het met Hem gewaagd hebben!

Gods goedgunstigheid is ons betoond in Jezus Christus. Het is Zijn genade, “waarin wij staan en roemen in de hoop op de heerlijkheid van God” (Rom 5, 20). Wij mogen klagen tot God, maar laten we ook niet vergeten te roemen tot God. Laten we de lof zingen van Hem, Die zoveel uitreddingen gedaan heeft, ook in ons leven! Laat ons toch wat meer de lof des Heren zingen! Al kunnen we het misschien niet meer zo met onze lippen, als we ‘t dan maar met ons hart doen! Zingen, tegen de druk in, is het beste van God gegeven genade-middel om het vertrouwen weer te voeden.

Een mens lijdt dikwijls het meest
door het lijden, dat hij vreest,
doch dat nooit op komt dagen.
Zo heeft hij meer te dragen
dan God te dragen geeft.
Het leed, dat is, drukt niet zo zwaar
als vrees voor allerlei gevaar,
en komt het eenmaal toch in huis,
dan helpt God altijd mee
en geeft Hij kracht naar kruis.

Amen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *