Israël-zondag

Te dien dage zal ik de vervallen hut van David weer oprichten.

“Te dien dage zal ik de vervallen hut van David weer oprichten.” (Amos 9,8)

Eind van deze week beginnen de Joden met de viering van het Loofhuttenfeest.

Het is te vergelijken met onze dankdag voor de oogst. De herinnering aan het verleden speelt hierbij een grote rol. De gedachten gaan uit naar de tijd, dat het volk Israël nog in tenten woonde en achter de Heer aan trok in de woestijn. Om dit zichtbaar te maken bouwt elk joodse gezin zijn loofhut, een soort tuinhuisje, maar soms is het ook een optrekje op een balkon, als men geen tuin heeft. Het is vanzelfsprekend, dat iedereen in het gezin meehelpt om van deze “soekkha” iets moois en gezelligs te maken. Dan gaat men er een week in “kamperen”.

De diepere betekenis hiervan is, dat men het zwerversbestaan van vroeger niet vergeet en bedenkt hoe broos eigenlijk “bezit” is. Want ook al heb je land verworven, het blijft een broos bezit. Israël moet dit nog dagelijks aan den lijven ondervinden. Eigenlijk wordt hen geen plaats gegund in de Arabische wereld. Daarbij gaat het nog niet eens zo zeer om het land, want land is maar betrekkelijk, het is meer een mogelijkheid om tot God te komen en Hem te kunnen dienen. Er moet een plek in de wereld zijn om dat te kunnen doen. En daarom wonen de Joden elk jaar opnieuw in primitieve hutten.

Wij kunnen daar nog iets van leren. Want de wereld is vol van “bezit”: macht, rijkdom, wapens. Deze wereld lacht om huttenbouwers! Wanneer zal deze wereld eindelijk eens begrijpen, dat het echte geluk niet schuilt in macht en overvloed, maar in het eenvoudige? In de tenten van God, daar wordt geluk geboren. God woont ook in een tent, zegt de Bijbel. Zo voelen ook de gelovige Joden het straks op Soekkhot. Na de trieste oorlog in Libanon zullen zij dit zeker als troost ervaren.

Gedurende het feest wordt zeker ook onze tekst uit Amos aangehaald: Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weer oprichten. We moeten hierbij denken aan het koningschap van David, dat in Amos’ tijd vervallen is, omdat Israël opgedeeld is in een twee- en tien-stammenrijk. Belangrijker is nog, dat in de tijd van de profeet recht en gerechtigheid zoek zijn. De armen worden uitgebuit en de misdaad viert hoogtij. Maar gelukkig, er is een heerlijke belofte: eens zal de ruïne weer opgericht worden, de scheuren zullen worden gedicht. Er zal een nieuwe heilzame orde komen onder de mensen, al de volken over wie de naam des Heren is uitgeroepen. Want de Heer is de Gebieder over alle volken. Op het Loofhuttenfeest denkt men aan deze belofte en het geeft de mensen moed.

Het omspant de hele wereld. Jood en heiden en Christen en Islamiet zouden eigenlijk dan ook gezamenlijk dit feest moeten vieren. Het is het feest van de komende Messias die gekomen is om de vervallen hut van David weer op te richten. De Christenen uit de eerste eeuw hebben dit begrepen. Het gezamenlijke feest is al aangebroken, maar het wordt nog niet als zodanig beleefd en gevierd. Ik bedoel dit: Joden, Christenen, heidenen en Islamieten hebben nog niet door dat het hun gezamenlijke feest is! En dat zij het daarom ook gezamenlijk horen te vieren.

Dit is ook de grote zorg van Paulus, als hij in Romeinen 9 verzucht: “Ik heb een grote smart en een voortdurend hartzeer.” Paulus zelf is er zeker van, dat de Messias is gekomen en de Messiaanse eindtijd is aangebroken. Daarom jubelt hij het uit: “Ik ben er zeker van dat niets ons kan scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onze Heer.” Tegelijk ook is hij er zich van bewust, dat er aan die jubel nog iets ontbreekt: Israël doet niet mee. Daar is hij verdrietig over. Het is een pijnlijke wonde, waaraan ook wij als Gemeente lijden. Het is een groot gemis, dat we niet sámen kunnen optrekken, Joden en Christenen in ieder geval. Paulus zelf is uit het Joodse volk. Maar vooral ook om Christus’ wil doet het hem pijn. Want ook Christus was uit dat volk. En daar getuigt hij van in zijn brief aan het heidense Rome. Hij heeft hartzeer om Israël. Natuurlijk als Jood, maar vooral ook als Christen. Hij ziet achter Israël Israëls God. Het dierbaarste wat hij bezit en wat ook de Gemeente in Rome bezit is toch het vertrouwen in God, en dat is Israëls God.

Het gaat niet alleen maar om de toekomst van Israël en het gezamenlijke vieren van het heerlijke feest van Gods liefde. God Zelf staat op het spel: Zijn betrouwbaarheid en daarmee de waarheid van het Evangelie. Alles toch, wat God gesproken en wat Jezus gedaan heeft komt in de lucht te hangen, als het niet aan Israël zichtbaar wordt. Israël is toch het uitverkoren volk van God, dat God liefheeft als Zijn liefste kind. Daar in Israël ligt daarom ook ons stamhuis. Wie dan ook Israël laat vallen is bezig de tak door te zagen waarop hij zelf zit.

Dat zou iedereen moeten bedenken, die vandaag zo hard en onbarmhartig zijn oordeel klaar heeft over Israël.

Is God werkelijk de God van Israël en daarin de levende God of niet? Is dat niet het geval, dan is alle dienst van het Evangelie ook humbug. Al die vragen gaan door Paulus heen en zij bewegen ons in deze tijd meer dan ooit. Daar had hij hartzeer van, dat moeten wij ook hebben. Het gaat daarbij niet zo zeer om de Israëlvraag (het recht van bestaan en zo), maar om de Godsvraag.

Als wij ons tegenwoordig veel bezig houden met het bestaan van God en het geloven in God en het ontstaan van de wereld, dan kan dat nooit buiten Israël omgaan. Daarom houdt Paulus zo van Israël, omdat het hem God heeft leren kennen en liefhebben. Hij zou er zijn leven voor over hebben om Israël voor Christus te winnen.

Gelukkig voelen velen vandaag nog zo. Vanuit die liefde hebben velen in de oorlog hun leven in de waagschaal gesteld om Joden te herbergen. Die liefde voor het volk van God maakt het ons ook zo moeilijk om het grote vraagstuk van Israël en de Palestijnen te doorgronden en daarin solidair te kunnen blijven met Israël. Wij hoeven daarin Israël niet te verheerlijken, want het is een zondig volk net als wij. Maar het is wel Israël! Het volk van Gods beloften! Het volk, dat niet uit zichzelf voortreffelijk is, maar dat de geschenken van God heeft ontvangen, als volk van God. Zo kan Paulus zeggen: “Hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.” Dat geldt nog steeds. Laten we dat toch beseffen!

Laat de Kerken daar eindelijk ook eens ernst mee gaan maken. Twee duizend jaar heeft de Christelijke Klerk Israël geen recht gedaan: pogroms, kwaadsprekerij, vervolging en Holocaust. Er is geen enkele reden om vanuit ons superioriteitsgevoel Israël uit de hoogte te behandelen, alsof wij Israël zijn, het nieuwe Israël (de vervangenstheorie) en zij maar Joden. Dit moet met nadruk gezegd worden, want telkens steekt het antisemitisme z’n kop op. Is het de ene keer een antisemitische preek van een dominee, wordt een andere keer Ajax voor “de Joden” uitgemaakt en krijgt weer een andere keer de Joodse wijk in Antwerpen het te verduren. Antisemitisme in velerlei vormen, het ligt op de loer. Israël is door de eeuwen heen veelal beschouwd als het volk, dat Christus aan het kruis heeft gebracht.

Maar Paulus spreekt heel anders over Israël. Hij lijdt pijn om zijn volk. Hebben wij dat ook, als Israël van alle kanten wordt bekritiseerd en aangevallen? Als we het op het politieke vlak niet eens kunnen zijn met het huidige Israël, laten we dan toch bedenken dat dit volk voor het eerst Gods heerlijke beloften heeft ontvangen en dat uit dit volk de Heiland is geboren. “Uit hen is de Christus, die is boven alles God te prijzen tot in eeuwigheid. Amen.” Wat een geweldig getuigenis geeft Paulus hier. Niet voor niets zegt hij er “Amen” op, wat betekent: het is zo, wis en zeker!

De verbondenheid van de Gemeente met Israël is zo zeker, dat er alleen maar “Amen” op gezegd kan worden. Daarom staat het ook prominent in de kerkorde van de PKN. Er zijn wel mensen, die dat er uit hadden willen hebben vanwege het agressieve gedrag van Israël in Libanon. Maar gelukkig is de Synode verstandig geweest en heeft het ingezien dat dit onwrikbaar is, de verbondenheid van de Kerk met Israël.

Laten we als Gemeente dagelijks voor Gods volk bidden. Israël mag een vervallen hut lijken, maar God zal hem weer opbouwen. Aldus de profeet Amos.

Amen.

3 gedachten over “Israël-zondag”

  1. Beste ds.Kroes wat heerlijk dat u ook van Israel houdt.Dat geeft mij
    zo veel blijdschap! Want onze heerlijk komt uit de joden daarkunnen
    we niet dankbaar genoeg om zijn.
    En net waar U mee eindigde kan ik ook niet anders en dat is AMEN
    vel groetjes Thea van Wijk .

  2. Beste Thea en Anne, bedankt voor jullie mail! Altijd fijn om iets terug te horen en zeker, als het bericht inhoudt dat de ander iets aan jouw stukje heeft gehad! En Anne, als ik je nog eens kan helpen met een opdracht voor de godsdienstles, dan stuur je maar gerust een mailtje hoor! Met hartelijke groet, Ds.Kroes.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *