Rentmeester

“Dient elkaar een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade van God”. Wat bedoelt de apostel met dit woord?

1 Petrus 4, 10

“Dient elkaar een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade van God”. Wat bedoelt de apostel met dit woord?

Een rentmeester is niet de eigenaar zelf, die heer en meester is over zijn goed. Hij is veeleer de vertrouwensman, aan wie het beheer van het goed is toevertrouwd. Een beheer, dat zich niet beperkt tot de zorgvuldige instandhouding van het goed, maar dat vooral ook bestaat in het gebruik er van en zelfs in het uitdelen of verkopen van delen daarvan, mits de dienst aan de eigenaar dit toelaat. Zo is de mens in algemene zin ‘rentmeester’. Vroeger (en wellicht nu nog) had je zulke rentmeesters, die het beheer voerden over landgoederen. Zo heb je bij ons in Barendrecht nog ‘het huis van de rentmeester’, een prachtige villa naast de kerk. Dat waren belangrijke mensen. Zij konden immers personeel aannemen en beslisten over alles wat er op het landgoed moest gebeuren. Hij was er wel niet de eigenaar van, maar toch… Soms leek het wel of alles hem toebehoorde.

Zó, zegt Petrus, is het ook met de mens gesteld. Hij is niet de volstrekte eigenaar van zijn leven, maar soms doet hij wel alsof! De mens kan eigenlijk niet spreken over zijn kracht en zijn tijd en zijn geld, want hij is er alleen maar rentmeester van. God is immers de Heer van dat alles en Hij heeft ons daarover als rentmeester aangesteld, niet méér maar ook niet minder. Wij mogen het leven en alles wat ons daarin toevalt gebruiken. We mogen er van genieten en het voor onszelf en voor anderen aanwenden, hopelijk ten goede. Maar we moeten daarbij nooit vergeten dat we bij het gebruik van dat alles rekenschap verschuldigd zijn aan onze Heer. Denk maar aan de gelijkenis van de talenten (Matteüs 25, 14-30). Eenmaal definitief aan het einde van ons leven, maar ook tussendoor als we er nog middenin staan, komt de vraag tot ons: “Wat heb je met je leven gedaan?” Met alles wat Ik je gegeven heb om te gebruiken? Met al je talenten? De velerlei genade van God? Heb je ze vruchtbaar gemaakt? Ter ere van God en dienstbaar aan je naaste?

Laten we toch steeds opnieuw bedenken, dat wij rentmeesters zijn over velerlei genade van God. En maakt er een goed gebruik van! Juist in onze tijd kunnen die gaven zo goed tot hun recht komen. Ik denk aan verdraagzaamheid, liefde en vrede, vergeving, barmhartigheid, geduld en gemeenschap. Laten we ze koesteren en gebruiken in dienst van de Heer!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *