Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend

De apostel Paulus begint zijn “leefregel” met blijdschap: “Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: verblijdt u!”. En dan voegt hij er aan toe: bescheidenheid, vriendelijkheid, welwillendheid, zachtheid. Zó moesten we zijn, zegt Paulus.

Filippensen 4: 5-6
Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend
De Heer is nabij.
Weest in geen ding bezorgd,
Maar laten bij alles uwwensen
Door gebed en smeking met dankzegging
Bekend worden bij God.

De apostel Paulus begint zijn “leefregel” met blijdschap: “Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: verblijdt u!” (vers 4).

En dan voegt hij er aan toe: bescheidenheid, vriendelijkheid, welwillendheid, zachtheid. Wat er mee bedoeld wordt, begrijpen we, als we kijken naar het tegenovergestelde: pretenties hebben. Wie geen pretenties heeft, niet hoogmoedig is, niet buiten z’n schoenen loopt, geen verbeelding heeft, zich niet breed maakt ten koste van een ander, niet aanmatigend optreedt, zo’n mens kun je bescheiden, vriendelijk, welwillend en zachtmoedig noemen. Zó moesten we zijn, zegt Paulus. Uw bescheidenheid, uw vriendelijkheid, zij alle mensen bekend!

Is dat nou niet een beetje vreemd? Een bescheidenheid, een vriendelijkheid, aan te prijzen, die alle mensen bekend moet zijn? Iemand, die zó is ingesteld, timmert toch juist niet aan de weg? Nee, dat is zo. En toch kan er over iemand gesproken worden, die bescheiden en welwillend en vriendelijk is, juist omdat het zo weinig voorkomt. Ik denk aan een man als Paulus zelf. In het voorgelezen gedeelte uit Filippensen 3 hebben we gehoord, hoe Paulus op zich zelf wees: “Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt.” (vers 17).  Nou nou, zult u zeggen, dat klinkt toch allesbehalve bescheiden! Als we ’t de apostel zelf gevraagd zouden hebben, hadden we beslist ten antwoord gekregen, dat bescheidenheid en zo niet betekent dat je je dan klein moet maken en je talenten niet mag “uitstallen”. Ook niet, dat je dan achteraan moet gaan staan, terwijl God je roept juist vóóraan te gaan staan. Dat zou “valse bescheidenheid” zijn! Nee, je moet de plaats innemen, waar God je toe geroepen heeft. De taak vervullen, die God op je schouders heeft gelegd, ook als je daarmee in het brandpunt van de aandacht komt te staan, zoals dat bij Paulus het geval was. In zijn moeilijke positie als geroepene van God heeft hij veel ellende moeten doorstaan. Zó is hij ons voorbeeld geworden!

De verzen, die onmiddellijk op onze tekst volgen, spreken wat dat betreft boekdelen. Paulus verklaart daar, dat het hem veel genoegen heeft gedaan, dat men aan hem gedacht heeft. Hij zat namelijk ter wille van zijn geloof in de gevangenis en de Gemeente van Philippi had hem -denk ik – een voedselpakket gestuurd. Toch zegt hij geen gebrek te hebben. Want “ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. Ik vermag alle dingen in Hem, Die mij kracht geeft. Toch hebt gij er goed aan gedaan te delen in mijn verdrukking.” Paulus is hier heel eerlijk. Hij zegt precies waar het op staat. Hij verbloemt zijn ellende niet. Geen valse bescheidenheid van “ach, het valt wel mee”, maar rechtuit spreken, hoe de zaak er voor staat, en tegelijk ook getuigen over de kracht van God, waardoor hij zich staande kan houden: dat je met Zijn hulp alle dingen aankunt! Wie zó leeft, is een getuige van hoe ’t zou moeten zijn in ieders leven. De apostel mag zichzelf zeker tot voorbeeld stellen!

Hier ligt vanzelfsprekend een verband met de blijdschap, waartoe de apostel ons eerder opriep. Een blij mens is immers ook een tevreden mens, bescheiden en vriendelijk, welwillend en zachtaardig. Het één vloeit uit het ander voort. Een blij mens vraagt niet altijd naar méér, maar gunt vooral ook anderen méér. En daarom”weest blij en laat dat ook zien in uw gedrag door bescheiden en vriendelijk te zijn te allen tijde. Als je echt leeft “in de Heer”, dan kun je toch ook niet anders? Je weet, dat je eigendom bent van de Heer en in Zin voetstappen dient te gaan. Je bent erfgenaam van de hemel, maar ook mede-kruisdrager. Een Christen vertegenwoordigt de Heer hier op aarde. Daarin ligt het geheim van een “bevindelijk” leven. Je leeft met God, je vraagt Hem telkensweer: “Heer, wat moet ik nou doen? Is het goed, dat ik het zó doe? Wat wilt U met mijn leven?” Het is een biddend leven, in de hoop dat je ook trouw bevonden zult worden! Daarom moet een gelovig Christen blij zijn en vriendelijk.

“Want de Heer is nabij”, zo gaat de apostel verder. Hij denkt hierbij aan wat wij noemen “de wederkomst van Christus.” Hij ziet deze in korte tijd tegemoet. Dat maakt veel verschil met onze levensinstelling: wij rekenen niet meer zo met een spoedige komst van Christus. Voor Paulus betekende de spoedige komst van Christus, dat hij zich niet meer zo hechtte aan dit leven. Wat zou je dan nog om aardse zekerheden geven en om je aardse positie? De Heer is nabij! Wordt het dan niet tijd, dat we de dingen van ons hier gaan loslaten? Om ons in te stellen op de dingen van Hem straks? Ook hier ligt weer een samenhang met het voorafgaande aan onze tekst: blij zijn in de Heer.

Hoe zou een Christen, die “blij in de Heer” is, anders kunnen zijn dan vriendelijk en mild, bescheiden en ootmoedig? Een mens verlangt toch niets mooiers dan “overkleed  te worden met de woonstede uit de hemel” ? Wat hecht je dan nog waarde aan al de dingen in ons aardse bestaan? Die zijn toch maar tijdelijk en voorlopig! Maar die woorden van Paulus “de Heer is nabij” mogen voor ons ook nog een andere betekenis hebben dan voor de lezers van Paulus’ brief toen. Wij leven niet meer zo met een verwachting, dat de Heer spoedig zal terugkomen. Het heeft al twee duizend jaar geduurd en ’t zal nog wel veel langer duren, eer we de Heer hier op aarde terugzien. Zo denken de meesten. “Van die dag en die ure weet niemand dan de Vader” heeft Jezus Zelf gezegd. Toch moeten we zó leven, alsof het elk moment kan gebeuren: waakzaam en bereid en hoopvol. Soms is dat wel moeilijk in ons leven: aan de ene kant moet je bereid zijn om alles op te geven, om de Heer tegemoet te gaan! Aan de andere kant heb je ook nog een opdracht hier op aarde te vervullen. Aan de ene kant verwacht je de wederkomst van de Heer, aan de andere kant weet je dat de Heer al gekomen is en dat je nu leven mag “in de Heer”. Beide aspecten klinken door in het “de Heer is nabij”. Niet alleen de toekomstverwachting, het straks, maar ook het heden, het nu al. De Heer is nabij, wij zijn “in de Heer”. Wij weten Hem heel dicht bij ons. Wij hebben een schat in de hemel, omdat de Heer opgevaren is en daar voor ons opkomt. Maar we mogen die schat ook al bewaren in ons hart! Omdat de Heer met de Heilige Geest van daaruit ons leven regeert. Hij is nabij, in onze zwakheden, in onze ellenden en zorgen, ook in onze dagelijkse behoeften, en Hij weet wie wij zijn en wat wij nodig hebben.

Daarom: weest in geen ding bezorgd!

Ook deze uitroep volgt heel logisch op het voorafgaande. Als wij zijn “in de Heer”: blij en vriendelijk, bescheiden en ootmoedig, wat ligt dan meer voor de hand dan ons leven met alles wat het meebrengt in handen te geven van de hemelse Vader en te zeggen: “Heer, doet U maar wat U goed dunkt, ik zal daar geen zorg over hebben, ik geeft het over aan U!” Want, als er één ding zeker is, dan is ’t toch wel dit: dat Hij, Die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar voor ons allen overgegeven, ons met Hem ook alle dingen schenken zal!

Weest in geen ding bezorgd! Paulus herhaalt hier de woorden uit de Bergrede (Matth.7): “Daarom, zeg ik u, weest niet bezorgd over uw leven…” God, die de vogels van de hemel voedt en de lelies van het veld bekleedt, zou Hij niet zorgen voor de mensen, van wie Hij de Vader is? Hij weet toch wat maaksel wij zijn en wat we nodig hebben? Daarom: Weest in geen ding bezorgd! We horen deze vermaning ook in de 1ste Petrusbrief: “Werpt al uw bekommernis op Hem, Die voor u zorgt.”

Toch hebben we daar soms wel wat moeite mee! Is het niet wat te gemakkelijk gezegd? Worden hier de moeilijkheden van het leven niet wat onderschat? Het leven moet er toch ook naar zijn, om dat te kunnen, ik bedoel: om niet bezorgd te zijn! Maar wat dacht u van het leven van Paulus en Petrus? Beide zijn als martelaar gestorven, en heel hun leven was kruisdragen. Daarom: laten we beschaamd onze mond houden. “Weest in geen ding bezorgd!” Dat betekent toch ook niet, dat je zorgeloos in het leven moet staan. Dat je de boel maar laat waaien! Natuurlijk niet, zó is het niet! Geen boer zal oogst van zijn akker verwachten, als hij niet eerst geploegd en gezaaid heeft. En zo is het met alles in ons leven. We hebben altijd zorg te besteden aan wat wij doen en ondernemen. Wij moeten ons inzetten voor de taak, waarvoor we gekozen hebben, waar God ons toe roept in ons leven. Dat zijn onze zorgen. Maar ik denk niet,dat Paulus die bedoeld met zijn oproep: “Weest in geen ding bezorgd!” Nee, hij bedoelt dat je de zorgen overtrekt, dat je je zorgen maakt voor de dag van morgen, dat je de zorgen te veel naar je toehaalt, zodat je ’t niet meer doet in dienst van de Heer, maar in je eigen dienst en eigen belang. Daardoor ben je angstig en den je soms dat je ’t niet redt! En dat is ook terecht, want heel veel dingen redden we niet, in zo veel schieten we te kort, het is soms alsof het leven je bij de handen wordt afgebroken.

Niet bezorgd zijn ligt in de lijn van wat Paulus daarvoor gezegd heeft: dat een mens “in de Heer” is en daarom blij en vriendelijk in het leven mag en kan staan, verzekerd van de nabijheid van de Heer. Wij mogen zorgen, maar in opdracht van en voor rekening van de Ander, niet van ons zelf dus, maar van Hem, onze opdrachtgever. In laatste instantie is Hij verantwoordelijk voor al ons zorgen, en daarom hoeven wij niet bezorgd te zijn. Begrijpt u? Wij mogen bij al ons zorgen rekenen op Zijn hulp. En als we ’t zelf niet redden, mogen we ’t aan Hem overdragen, biddend dat Hij ons werk zal afmaken, voleindigen.

“Weest in geen ding bezorgd”…

Tenslotte zegt Paulus ook, hoe we dat kunnen: “Laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.”

Amen.

Eén gedachte over “Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *