Lallen

“En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien zoals tot hen ‘gelald’ was.”

Lukas 2, 20

Giovanni Agostino da Lodi
 Adoration of the Shepherds
 1510“En de herders keerden terug,
God lovende en prijzende
om alles wat zij hadden gehoord en gezien
zoals tot hen ‘gelald’ was.”

Traditiegetrouw is vanmorgen het Evangelie uit Lukas 2 gelezen. We kennen het zo langzamerhand uit het hoofd. Toch zou het kunnen zijn dat er nog een verborgen betekenis in zit, die ons tot dusver ontgaan is, Daarom ga ik het slot van het Kerstevangelie nog eens met u lezen, maar dan direct vertaald uit het oorspronkelijke Grieks, dus in krom-Nederlands, maar dat geeft niet: hoe dichter bij de grondtekst, hoe beter we de zin er van kunnen begrijpen.

We lezen vers 15: En het gebeurde, zodra weggegaan waren van hen naar de hemel de gezanten, dat de herders lalden tot elkaar: “laten wij dan doorlopen eindelijk tot Betlehem en laten we zien het woord dat gebeurd is, dat de Heer bekend heeft gemaakt aan ons.”

De hemelse gezanten zijn vertrokken en de herders zijn nu weer alleen. En de herders, zij lalden. Zo staat het er letterlijk in het Grieks. Het werkwoord laleoo betekent zoiets als onsamenhangend spreken. Wij gebruiken het nog wel voor iemand die dronken is en lalt. Je kunt er geen wijs uit worden, maar het is wel heel opgewonden. Je zou bijna zeggen: extatisch. Zoals het voorkomt bij iemand die in geestesvervoering is geraakt en dan helemaal “buiten zinnen” is. Lukas gebruikt dit woord wel vaker, steeds weer als er iets bijzonders en vreugdevols valt mee te delen. In de eerste twee hoofdstukken van zijn Evangelie horen we dit woord daarom liefst 14 keer! Dit lallen, het uitzinnig blij zijn, mag dus ook bij ons centraal staan in onze kerstviering. Dat hebben we ook tot uitdrukking willen brengen in de begeleiding van ons spetterende Kerstcombo! Zonder dat er gelald werd, zou het geen Kerst zijn. Eigenlijk zou je dat ook lichamelijk uit moeten drukken door elkaar om de hals te vliegen en zingend en dansend de straat op te gaan. Ja, dat juichen doen we vanmorgen wel, in de kerk. Het dansen en springen doet u straks maar, als u naar huis gaat en thuis in de huiskamer. De herders doen het onderweg naar Bethlehem. Dol van vreugde zijn ze, “te gek wat we allemaal gehoord hebben!”

“Laten we doorlopen eindelijk tot Betlehem… En zij gingen zich haastend en zij ontdekten zowel Maria als Jozef en het jonge kind liggend in de voederbak.”

Opvallend is het woordje “eindelijk”. Eindelijk is het zo ver. Eindelijk kunnen we ze gaan zien. Eindelijk zullen we ’t weten, of het waar is wat de engelen gezegd hebben. Dit “eindelijk” verklaart ook hun haast. Hadden wij ook zo iets de laatste tijd? Toen we ons voorbereidden op het kerstfeest? Of had die drukte van ons soms andere oorzaken? De gezelligheid van het feest, de opsmuk die er bij hoort, de voorbereiding van het feestmaal enzovoort. enzovoort. Zeker, wij leefden ook “haastig” naar het kerstfeest toe. De thuiskomst van de kinderen, bezoek van familie, de kerkdiensten, concerten, mooie televisie. Je kon ze zien, al die haastige mensen. Op de Middenbaan, bij Appie en de Super en Bas. Of was daar ook een beetje haast bij om de Verlosser te begroeten? Om te gaan zien wat de Here heeft bekend gemaakt ook aan ons? “Heden is u geboren de Zaligmaker, Hij die het goed maakt tussen God en ons, tussen ons en God.”

“En gezien hebbend maakten zij bekend in het rond het woord, dat tot hen gelald was betreffende dit kind.”

De herders treden nu op als een soort profeten, die woorden spreken van God. Zij spreken de engelen na, de engelen die verkondigd hadden dat de Zaligmaker was geboren. De engelen lalden daarvan in de velden van Efrata, nu doen de herders hetzelfde. Zij bazuinen die mooie boodschap in het rond! Gaan wij dat straks ook doen? Aan iedereen die we maar tegenkomen? Je redder is geboren, houd goede moed, je bent niet verloren, de wereld is niet verloren, want de Redder van jou en de wereld is geboren! Zeg het tegen elkaar, roep het uit van de daken, dat je dát gelooft, dat dát jouw Kerstfeest is!

“En allen die het hoorden waren verwonderd betreffende het gelalde door de herders tot hen.”

De reactie van de mensen, die het hoorden, was verwondering. Dat is weer zo’n typisch woord van Lukas: verwondering. We horen het vaker, als Lukas de reactie van het volk of van de discipelen op de woorden en daden van Jezus beschrijft. Ook van de tegenstanders wordt dan gezegd, dat zij zich verwonderden over zo veel macht en heerlijkheid als er van Jezus uitging. Zou het niet de verbazing zijn van mensen, die iets van Gods mysterie beleven? Verrassing ook, want wie zou dat nou gedacht hebben? Dat er redding mogelijk is voor zulke troosteloze en hopeloze mensen als wij zijn? Dat er redding mogelijk is voor een wereld verloren in schuld? Dat God toch nog aandacht heeft voor die rotte wereld? En dat Hij naar mij persoonlijk omziet! Zou je je daarover niet verwonderen? Daar sta je dan, met een mond open van verbazing, trillend op je voeten, met ogen vol tranen en een hart vol berouw.

“En Maria, alles bewaarde zij goed, deze woorden, die zij samenbracht in haar hart.”

Opvallend, hoe vaak Lukas over “woorden” spreekt. Maar het zijn niet zo maar woorden, woorden die je hoort en gauw weer vergeet. Nee, het zijn geladen woorden, het zijn heilswoorden, woorden van God. We worden vandaag met Maria en de herders uitgenodigd die woorden te horen en te spreken en te bewaren. Zoals Maria het zegt bij de aankondiging van de geboorte: “Mij geschiede naar uw Woord”. Zó ook moeten wij openstaan voor de woorden van God. O God, mogen Uw Woorden ook in mijn leven geschieden! Tot geschiedenis worden. Beklijven! Maria bracht al die woorden samen in haar hart, zij bewaarde ze goed, zó werden zij haar levenskracht. Het hart immers is voor Lukas als arts het orgaan, waar alles samenkomt, waar het leven uit voortvloeit. Het hart is ook het orgaan, waarlangs God Zich tot de mens richt. Voor Jezus was dat ook zo. In het hart wordt het geloof geboren, daar komt het tot wasdom, honderdvoudig draagt het vrucht. Hoor, hoe Jezus het Zelf zegt in Lukas 8: “Het zaad dat in de goede aarde gevallen is, dat zijn zij, die met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vruchtdragen in volharding.” Zou Maria niet zo’n zaadje zijn, dat in goede aarde gevallen is? Gods woorden bewaarde ze en ze spiegelde ze in haar leven, zodat ze vrucht droegen en het woord van Jesaja in vervulling ging: “dat geen woord uit de mond van God leeg tot Hem zou terugkeren.” Woorden van God mogen niet “leeg” blijven, zij moeten “vol” worden in ons, dwz zij vragen om een invulling in ons leven. Wij moeten er als ’t ware antwoord op geven in ons doen en laten. Daartoe moeten we ook de woorden, die we vandaag gehoord hebben in het Kerstevangelie, bewaren, ze samenbrengen in ons hart en er elke dag kracht uit putten, zodat ze vrucht gaan dragen.

Maar mensen zijn dikwijls zo harteloos, zij doen net alsof ze geen hart hebben. Laat nou eens zien, wat je op je hart hebt! Niet voor niets zegt Jezus later tegen de discipelen, die ook niet zo sterk in hun schoenen stonden en telkens weer begonnen te twijfelen: “Gij tragen van hart!”. Nog tegen de Emmaüsgangers moest Hij het zeggen: “Gij onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft, alles wat de profeten gesproken hebben!”. Zou dat niet onze nood zijn, Gemeente, dat we veel te weinig Gods Woorden bewaren in ons hart, de woorden van profeten en engelen en herders en vooral van de Heer Zelf? Daardoor zijn wij traag van hart, komt er zo weinig liefde en vrede voort uit ons hart, is Kerstfeest door ons eigenlijk krachteloos gemaakt, alleen nog maar mensenfeest geworden in plaats van “God-en-mensen-feest”.
 
“En zij keerden terug, de herders, van heerlijkheid vervuld, en lovende God op grond van alles dat zij hoorden en zagen zoals gelald was tot hen.”

En zij keerden terug… Het lijkt zo gewoon. Wat zouden zij anders? Maar bij Lukas heeft het een diepere betekenis. Het woord “terugkeren” komt in het Nieuwe Testament 37 keer voor, waarvan bij Lukas in zijn Evangelie en Handelingen alleen al 33 keer! Daar moet de Evangelist dus wel iets bijzonders mee bedoeld hebben, met dat woord “terugkeren”. Het heeft te maken met de gang van het Evangelie in de wereld. Die gang is geen rechte gang, integendeel, het is een heen-en-weer. De heen- en terugtocht van de herders is een voorspel op het zwerverschap van Jezus en Zijn leerlingen. Heen en weer: heengaan naar God en Zijn belofte, Zijn Woorden, die bewarend in je hart, en dan teruggaan naar de wereld, naar je leventje temidden van de anderen om daar wat je gehoord en gezien hebt uit te dragen. Dat is gelijk ook het antwoord van de vraag: “Waarom zou ik nog naar de kerk gaan?” ter wille van dit heen- en weer! Telkens weer het heen- en weer! Je gaat naar de kerk en komt terug in de wereld. Je viert hier samen Kerstfeest en wat je beleefd hebt draag je verder uit naar buiten in concentrische cirkels.

De herders hebben Jezus maar even gezien en dan gaan ze terug. Eén blik is genoeg om er vol van te zijn! En dat zijn ze, ze zijn er vol van. De eigenlijke verlossing moest nog komen, maar alleen al de belofte er van vervult de herders met heerlijkheid. De extase, waarin de herders verkeren, blijft voortduren. De herders hebben gehoord en gezien. Precies als wij, toch? Maar “zien” is meer dan met je ogen waarnemen, het is vooral ook “inzien”. Inzien, dat God hier bezig is, voor jou. Dat dit kind de Verlosser van de wereld is! Mogen wij ook vandaag dit inzicht krijgen! En dan ga je vanzelf met de herders God loven en prijzen.

Hoe zou het deze mannen verder gegaan zijn? Zou die eerste Kerstbeleving in hun leven doorgewerkt hebben? Ik denk het wel. Het kan eigenlijk niet anders. Volgens mij is hun hele leven daardoor veranderd. Ze weten immers nu, waarvoor ze leven, waarvoor God hen gebruiken wil. Het zijn maar eenvoudige mannen en daar zal geen verandering in gekomen zijn. Ze zullen de schapen blijven hoeden, maar toch zal het anders zijn! Ik zou graag eens één van die mannen willen bevragen: en heb je verder Jezus nog eens ontmoet? Ben je er gelukkiger door geworden?

Met deze vraag gaan wij vanmorgen ook naar huis. Wij leven in een sombere wereld. Met Kerst is er ook veel eenzaamheid onder de mensen. Een gevoel van afgrondsdenken, van onzekerheid en angst maakt zich vandaag van velen meester. Ook de herders hebben dit gevoel gekend, eeuwenlang is Israël onderdrukt geweest en redding was in die dagen van de machtige keizer Augustus minder dan ooit nabij. Als beesten werden ze opgejaagd, ieder naar z’n eigen dorp, om geteld te worden voor de belasting. Zo stond het er in die tijd voor. Maar de herders – zo staat daar- hebben gehoord en gezien en zijn tot ommekeer gekomen. Met nieuwe moed voor een heerlijke toekomst, met heerlijkheid vervuld, zó keren  zij terug. U ook?

Amen.

4 gedachten over “Lallen”

  1. Geweldig deze kerstpreek op 1e kerstdag, zo helder en blij met een zeer duidelijke boodschap. Duidelijkheid en helderheid vind je niet altijd meer in de diensten tegenwoordig! Fijn hoordit blijde bericht!

  2. Geachte Rens, Peter en mevr. Schwab, bedankt voor uw aardige reactie op de Kerstmorgendienst! Deze dienst, waarin ik voorging in de Bethelkerk te Barendrecht, was voorlopig gelijk mijn laatste, want direct daarop heb ik een heup gebroken! Gisteren ben ik weer van het verpleeghuis thuis gekomen, maar het preekwerk zal ik pas in april weer kunnen hervatten. Niettemin schrijf ik toch elke week een preek op de site. Heeft u wat te lezen hé! Met hartelijke groet, Ds.Kroes.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *