Een nieuwe tijd

Daar wandelden zij nu in het Rijk van God, in het land van de Koning van het leven, en ze toonden zich geschrokken en beangstigd door de aanblik van de dood! Was dat nu hun geloof?

Lukas 7, 11-17 (13)
“En toen de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zeide tot haar: Ween niet.”

Er trok een blijde stoet mensen uit de heuvels naar het stadje Naïn. De mensen zongen en hadden veldbloemen in de hand, waarmee ze zwaaiden. ln het midden van de stoet liep een jongeman, die de aandacht van allen vasthield. Ze keken naar Hem op, ze hingen aan Zijn lippen. Blijkbaar had Hij hen over iets moois verteld, want ze waren allemaal opgetogen. Het werd stil, toen Hij verder ging en zei, hoe dwaas de mensen toch zijn om zich altijd zorgen te maken en vaak voor niets, en hoe rijk en  eenvoudig het leven is van hen, die kinderlijk op God vertrouwen en die alles en elke dag opnieuw uit Gods hand aanvaarden, zonder zich zorgen te maken over de dag van morgen.

“Kijk toch, kijk toch eens naar die vogels, wat een kracht en wat een uitgelatenheid, wat een tempo, wat een kleur. Ach mensen, leer toch van die vogels daar hoven in de lucht – of kijk eens naar die bloemen daar, ze lijken zo onaanzienlijk, maar nee, ze doen het beter dan jullie mensen! De bloem maakt zich immers geen zorgen, hij heeft het niet druk met spinnen en zaaien, maar toch was zelfs koning Salomo in al zijn pracht niet zo mooi als dit gewone bloempje van het veld. Ach mensen, Ik zou wel willen, dat u allemaal net zo blij en onbezorgd waart als die vogels en die bloemen en ook als Ikzelf!
Waar blijft u toch met uw geloof? Geloof is vreugde van het hart. Voor wie gelooft staat toch eigenlijk nooit iets in de weg, neem dat nou van Mij aan.”

Toen Hij zweeg voelden alle mensen zich een beetje beschaamd, tegelijk ook waren ze blij en gelukkig, want  “de Meester” had gelijk. We moesten er veel meer aan denken dat God voor ons zorgt en dat Hij met ons Zijn weg gaat, zo dachten zij. Vredig keken zij voor zich uit en toen kwam de stadspoort in zicht.

Plotseling stond de blijde stoet tegenover een andere stoet. Daar heerste geen blijdschap, maar groot verdriet. De mensen huilden. Bleek als een dode lag in hun midden een jonge man op een draagbaar. Vier mannen in het zwart droegen de baar. En daar achter liepen een paar sjofel geklede mensen, diepbedroefd, zwijgend voort. Het leek wel een begrafenísstoet. Dat was het ook, want de jongen was werkelijk dood. Opeens is de blijdschap weg van de gezichten der mensen rondom Jezus. Hij was het immers die daar net nog zo over het mooie en onbezorgde leven gesproken had. Wat leek dat lang geleden. Nu is daar die vreselijke hardheid en donkerheid van het leven: een kind, dat moest sterven. De begrafenisstoet hield in en bleef stilstaan vlak voor Jezus en Zijn groep. Opeens hadden de mensen geen oog meer voor Jezus, alle aandacht ging uit naar die jongen en de huilende moeder. Jezus stond daar maar wat verloren bij, het deed Hem pijn te zien, hoe snel de mensen het leven en de brenger van het leven vergeten zijn, als zij geconfronteerd worden met de dood. Nieuwsgíerigheid en sensatie winnen het van geloofsvertrouwen…

Doodsangst blijkt altijd sterker te zijn dan lévensblijdschap. Daar wandelden zij nu in het Rijk van God, in het land van de Koning van het leven, en ze toonden zich geschrokken en beangstigd door de aanblik van de dood! Was dat nu hun geloof? Waren dàt de mensen, die zojuist de belofte hadden gehoord van Gods blijvende trouw en zorg, ook in de dood?

Tegelijk keek Hij naar die vrouw, de moeder die haar enige kind verloren had. Hij keek met andere ogen dan die van de omstaanders. Die straalden alleen maar nieuwsgierigheid, schrik en angst uit. Maar in Jezus’ ogen welden tranen op. Zijn hart schreeuwde en zuchte om het leed van die vrouw. En met ontferming over haar bewogen zei Hij tot de vrouw: “Huil maar niet.” Niet huilen, als de dood je kind heeft weggenomen? Je enig kind? Haar troost in haar ouderdom, haar houvast en steun… Nooit meer zouden de vogels voor haar zingen, nu haar hoop en zekerheid in enen waren vervlogen. Hoe kan een mens dan zeggen: ‘Huil maar niet.’ Dat moeten mensen ook maar niet doen. Alleen de Zoon des mensen is dan echt, want Hij weet waar Hij over spreekt. Hij kent het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, wanneer God de tranen van de ogen der mensen zal afwissen en wanneer er geen verdriet en dood meer zal zijn.

En daar stond Jezus vlak voor de haar, er trilde iets om Zijn mondhoeken en er kwam een vochtige glans in Zijn zachte ogen, en Hij raakte de baar aan… de Lévende ontmoet de macht van de dood… “Jongen. Ik zeg je: sta op!” En de dode ging overeind zitten en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder.

De nieuwe tijd was aangebroken, de nieuwe aeon, tijd van Gods welbehagen, in het leven van de jongen en van de moeder en van alle omstaanders, die beleden: God heeft naar Zijn volk omgezien!

Zou het bij u en bij mij anders zijn? Nee toch zeker?!

Lof zij de Heer
die uw bevende vrees zal beschamen!
Noem Hem uw Vader,
de kroon van Zijn heerlijke namen.
Dwars door de dood
neemt Hij u op in Zijn schoot.
Loof Hem in eeuwigheid!
Amen

3 gedachten over “Een nieuwe tijd”

  1. dominee Kroes,

    Fijn, dat u weer in staat bent om een preek te schrijven. Hopelijk gaat het goed met u en uw vrouw.
    Een hartelijke groet
    Ien

  2. Beste Kaj,
    In mijn jonge jaren heb ik veel uit de preken van Kaj Munk gelezen en ik vond het geweldigd. Het heeft mij mee aangezet om dominee te worden. Kai, ben jij naar hem vernoemd? Laat dat nog eens weten! Hart.groet, ds.Kroes.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *