De verzoening door plaatvervanging

Er is een bodemloze afgrond tussen God en ons, geen brug voert ons er over heen, geen pijler kunnen we er in neerlaten. Wie is in staat te zien in die afgrond van vijandschap tussen God en ons?

Romeinen 5, 10
“Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden doordat Hij leeft; en dat niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Heer Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.”

De Kerk dient in de eerste plaats bekend te maken de boodschap van de verzoening. Deze genade van God mag zij niet vergeefs ontvangen, zodat er voor haar leden de opdracht is om als rentmeesters te leven en te werken. Op deze wijze zal zij haar taak vervullen voor heel de wereld tot eer van God. Dat is toch het hart van ons geloof en van ons Gemeente zijn: de verzoening, dat wij, vijanden van God, met God verzoend zijn. Hoe? Door de dood van Gods Zoon, Jezus Christus. Zoals Paulus het zegt in ons tekstwoord: Wij roemen zelfs in de dood van onze Heer Jezus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.

Verzoening is voor veel mensen nog een moeilijk begrip. Wat betekent het immers, dat je verzoend bent? Onze tekst heeft daar een antwoord op. We horen daar allereerst, dat we vijanden van God zijn. Dat is een hard woord. We zouden liever zien, dat de Bijbel wat complimenteuzer over ons sprak, bijvoorbeeld dat we vrienden van God zijn. Natuurlijk geven we toe, dat we soms veel te kort schieten, maar vijanden van God? Dat we in staat van oorlog verkeren met God? Nee, dat kan men toch niet van ons zeggen. Toch is het zo, althans volgens de apostel. Het is een bittere waarheid, dat het kruis van Golgotha tegen ons getuigt:

“’t Zijn de Joden niet, die U kruisten…,
Ik ben ‘t, o Heer, ik ben ’t die U dit heb gedaan…
Ja, ik kost Hem die slagen.”

(Jacob Revius, 1586-1658)

Golgotha is de grote ontmaskering, waar wij allen openbaar worden. Wie niet vóór Mij is, is tegen MIJ. Het komt er op aan partij te kiezen. Wie stemt werkelijk vóór, met hart en ziel en lijf en leden, op leven en dood? Als ’t er op aan komt, zijn wij vijanden van God, en God is een vijand van ons. Zoals het water een vijand is van het vuur, zo is God een vijand van ons zondige mensen. Dat is iets verschrikkelijks, God een vijand van ons! Als je daaraan denkt, kun je je niet staande houden. Er is een bodemloze afgrond tussen God en ons, geen brug voert ons er over heen, geen pijler kunnen we er in neerlaten. Wie is in staat te zien in die afgrond van vijandschap tussen God en ons? Niemand, behalve de Ene, Die is gaan staan waar niemand van ons kan staan: Jezus Christus. Waar wij moesten wegkruipen ging Hij staan, in onze plaats. Zo kwam er een brug met stevige pijlers boven de afgrond. Wij zijn verzoend, van vijanden tot vrienden gemaakt. Natuurlijk vindt u dit vreemd: van vijand tot vriend worden. Het is ook onlogisch, helemaal niet vanzelfsprekend. Het is heel onnatuurlijk, dat er voor vijanden van God verzoening zou zijn. En het zou alleen maar consequent geweest zijn, wanneer God ons, Zijn vijanden, voor eeuwig veroordeeld had. Maar er is iets gebeurd, iets onbegrijpelijks en wonderlijks. Toen Jezus dáár ging staan, voor ons, in onze plaats, toen werd God ontroerd en wij verzoend.

Nu herinnert mij het woord verzoening aan allerlei kleinmenselijke dingen, die in ons leven soms levensgroot ingrijpen. Er zijn wel eens twee mensen, die kwestie met elkaar hebben, of families die jarenlang in onenigheid leven. Er zijn geslachten en rassen en volken, die het vuur van de haat de jaren door voeden, staten en regeringen die in vijandschap leven. Er is wel eens verwijdering in het huwelijk tussen man en vrouw, en in het gezin tussen ouders en kinderen Maar soms is er de weldaad der verzoening. Aanvankelijk worden er harde woorden gesproken, maar dan is er opeens het ongedachte van twee mensen, die op weg gaan naar elkaar toe om te proberen in vrede met elkaar te leven en al het vroeger voorgevallenen te vergeven en te vergeten.

Ook tussen God en ons is er de weldaad der verzoening, geheel en al van God uit. God was in Christus de wereld met Zich Zelf verzoenende. Hij werd van vijand onze Vriend Welk een Vriend is onze Jezus, die in onze plaats ging staan. Hoe komt God daar nu toe? Zou Hij misschien toch nog iets goeds in ons ontdekt hebben? Nee, want wij zijn absoluut Zijn vijanden en echt geen verzoening waard. Zou God medelijden gekregen hebben met ons? Dat wel natuurlijk, want Hij is één en al barmhartigheid. Onze tekst geeft dit antwoord op onze vraag: “wij zijn verzoend door de dood van Jezus Christus”. God is geworden van vijand tot Vriend door de dood van Zijn eigen Zoon, die plaatsvervangend voor ons het offer heeft gebracht. Plaatsvervanging, solidariteit, is een oude gedachte in onze mensenwereld. We komen het o.a. tegen in Jesaja 53, waar de lijdende knecht des Heren gaat lijden voor de anderen. Maar ook in oude heidense primitieve godsdiensten ontdekken we plaatsvervanging. In een studie van Prof. van der Leeuw heb ik gelezen, dat primitieve volksstammen soms bij de bouw van een huis een kind offeren in plaats van zichzelf. Hij vertelt van de Toradja, die wanneer hij bij een tocht over het water een leugen uitspreekt, zich haastig een haar uit het hoofd trekt en het in het water gooit met de woorden: ik ben schuldig, dit geef ik in mijn plaats. En in Indië was het een gebruik, dat een weduwe zich met haar overleden man liet verbranden en zo het medelijden en mede sterven in de praktijk bracht. De gedachte om de goden te verzoenen door de dood van een mens of dier is heel oud.

Deze gedachte is het ook, die in onze verzoening met God centraal staat. Wij zijn verzoend met God door de dood van Gods Zoon, Die met Zijn dood het offer van ons leven heeft gebracht. Als wij dus bijvoorbeeld aan het Avondmaal gaan, dan is het niet alleen om de gedachtenis aan het lijden en sterven van Jezus te vieren, maar vooral ook onze eigen dood en onze opstanding ten leven. Want “met Christus zijn wij gestorven en begraven en opgestaan”. Hierop worden wij terecht gewezen in het tweede gedeelte van onze tekst: “Nu wij verzoend zijn door Zijn dood, zullen wij behouden worden doordat Hij leeft! En daardoor roemen wij in God door onze Heer Jezus.” Er is behoud, er is redding! Er is leven! Redding van Gods toorn, redding van het geweld van Gods vijandschap, redding ten leven! “Want als God al naar ons heeft omgezien, toen wij nog vijanden waren, hoeveel te meer zal Hij naar ons omzien, nu wij verzoend zijn.” Indien de stervende Jezus naar ons heeft gegrepen, hoe veel te meer zal Hij, Die nu leeft aan de rechterhand van God en ons Zijn Heilige Geest geeft, de levende Heer in de hemel, hoe veel te meer zal Hij naar ons omzien en ons bewaren en leiden naar de heerlijkheid!

Amen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *