Daders en hoorders

Woorden zijn het voornaamste contactmiddel tussen mensen. Ons leven is één aaneenschakeling van woorden.

Jakobus 1, 22
“Weest daders van het Woord en niet alleen hoorders”

We kunnen ons het leven “zonder woorden” niet goed indenken. Pas als je mensen ontmoet, die niet kunnen spreken of niet meer zich verstaanbaar kunnen maken, realiseren we ons, wat een groot goed het is, wanneer je je nog uiten kunt in woorden. In een verpleeghuis ontmoet je zulke mensen, op de psychogeriatrische afdeling, en op de tv zie je soms een mevrouw, die het nieuws in gebarentaal probeert over te brengen aan doofstomme mensen. Hoe kun je nog communiceren zonder woorden?
 
Vanaf onze geboorte hebben we het geleerd van onze moeder, die steeds maar weer zei: “Zeg eens Mama”. Ons eerste woordje leek er niet op, “ta-ta”, maar het was toch een begin. En wat hadden we later op school een moeite met de woorden, lettergreepje na lettergreepje hebben we die ons eigen gemaakt. En ook later hebben velen van ons narigheid gehad van woorden, steeds maar weer woorden. We hebben woorden gehad, soms met degenen die ons lief waren, meestal met anderen, die we niet konden uitstaan. Woorden drukken onze gevoelens uit: liefde, verdriet, blijdschap, zorg, maar ook vijandschap en haat.

Woorden zijn het voornaamste contactmiddel tussen mensen. Ons leven is één aaneenschakeling van woorden.

In onze tekst staat Woord met een hoofdletter. Daarmee wordt dan ook bedoeld het Woord van God. Dat is bij u ook goed bekend, mag ik veronderstellen. U bent allemaal op zondagschool geweest en op catechisatie. Uw ouders lazen misschien wel uit de Bijbel thuis, en uzelf doet dat ook. En al die jaren, dat u naar de kerk gegaan bent, zondag na zondag. Ontelbare keren hebt u het Woord van God gehoord en ik hoop: ook ervaren. Dat Woord van God is immers het contactmiddel tussen God en ons mensen. Is het niet wonderlijk, dat het contactmiddel tussen God en mensen hetzelfde is als tussen de mensen onderling? God spreekt met ons precies zoals wij met elkaar spreken. Hij heeft gesproken met Abraham, met Mozes, met de profeten. En deze woorden zijn vastgelegd, verzameld, ingeboekt, zodat we nu de Bijbel hebben. En vanuit deze Bijbel komt het Woord van God nu tot ons. Heel in ’t bijzonder spreken we van Gods Woord, als we Jezus Christus bedoelen. In Hem is ons het Woord van God concreet geopenbaard, in levende lijve verschenen. Het Woord is vlees geworden!

God spreekt ons aan en de profeet Jesaja zegt, dat Zijn Woord niet ledig tot Hem zal terugkeren. Als God spreekt, dan gebeurt er iets. Gods Woord is altijd tegelijk daad. Als God spreekt: Er zij licht, dan wordt het ook licht. Als Gods Woord in Zijn Zoon Jezus Christus op aarde komt, dan gebeuren er in Israël de meeste wonderbare dingen. Allemaal daden van God. Er zijn mensen, die Jezus gaan volgen. Er zijn ook mensen, die Hem verguizen. Tegenover Gods Woord kun je niet “louw” blijven. Het is vóór of tegen! Gods Woord zal immers niet ledig tot Hem terugkeren. Het sorteert altijd effect! Als Hij spreekt, dan moet er antwoord komen, actie. Zoals de zaaier uitgaat en zijn zaad in de akker laat wortelschieten, zó komt ook het Woord van God tot de mensen, opdat het in hen vrucht drage. Daar gaat het dus om bij het Woord van God: het moet vruchtbaar zijn. Misschien heeft u het wel niet altijd zó begrepen, dat dit de bedoeling was van het Woord van God, dat u hoorde. Ik weet wel zeker, dat er bij waarschijnlijk niet veel van terecht gekomen is. Jacobus, de apostel, wist dit ook heel goed. Hij wist, hoe de mensen zijn, die zich Christenen noemen. En daarom houdt hij niet op met waarschuwen: Weest daders van het Woord en niet alleen hoorders! Om het Woord goed tot je te laten doordringen moet je dus twee dingen in de gaten houden: je moet horen en doen!

In de eerste plaats dus horen. Nou, dat is voor ons al een heel ding! Je hoort zoveel… kunnen wij eigenlijk nog wel luisteren? Moderne mensen, als wij zijn, altijd druk in de weer, kunnen wij nog wel luisteren? Gaat het niet meestal bij ons het ene oor in het andere weer uit? Vooral als het gaat om het horen van Gods Woord? Ja, spreken, of eigenlijk kletsen, daar hebben we geen moeite mee, vooral als het gaat over een ander. Maar luisteren? Luisteren naar een ander is al moeilijk. Luisteren naar God is nóg moeilijker. We houden dat niet lang vol. De meeste mensen willen het liefst zichzelf horen. Dat is de ikzucht, die ons allemaal eigen is. Sinds Adam zijn wij allemaal met die hoogmoed behept. Dat is nog steeds de grondslag van alle zonde, waardoor de mens zichzelf in de ellende stort. En daarom zegt Jacobus in vers 19: “Ieder moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn.”

Snel zijn om te horen, dat wil zeggen je oren wagenwijd openzetten en met gespitste oren luisteren, het in je opnemen en verwerken. Snel, gevat, openstaan voor het Woord van God, openstaan voor je medemens, hun blijdschap en verdriet niet langs je heen laten gaan, maar er in delen. Snel zijn om te horen, dat is gemeenschap hebben met God en met je medemens. Je bent op God betrokken en op de ander om je heen. Je bent geen egoïst, egotripper, die alles naar zichzelf toehaalt. Maar je hebt belangstelling voor de ander. Je laat je oren naar hem hangen. Daar gaat het om in het Christelijk leven. Anders kan het Koninkrijk van God niet gebouwd worden, als de Christenen onderling geen gemeenschap hebben.

Ja, en dan langzaam om te spreken. Spreken is zilver, zwijgen is goud, zegt het spreekwoord. Je zegt gauw een woord te veel. Vaak zeg je gedachteloos dingen, waar je later spijt van hebt en waar de grootste narigheid uit voortkomt.

Langzaam om te spreken, dat wil zeggen bezint eer ge begint! Altijd weloverdacht iets zeggen, nooit zo maar in het luchtledige praten, en zeker niet zo gauw met je oordeel klaar staan. Wanneer we zouden beseffen, dat we van elk woord dat we spreken rekenschap moeten geven tegenover God, straks voor Zijn rechterstoel, zou het ons dan niet koud om het hart worden? Van al onze woorden, die we in het leven gesproken hebben, verantwoording afleggen? Ook van die woorden, waarmee we iemand anders pijn hebben gedaan, waarmee we over iemand kwaad hebben gesproken of gedacht? De woorden, waarmee we God hebben gelasterd en omlaag hebben gehaald waarmee we ook ons zelf tekort hebben gedaan. Laten we daarom vanmorgen goed naar Jacobus luisteren en ons zijn woorden ter harte nemen. “Langzaam om te spreken, snel om te horen”.

En dan is er ook nog een derde waarschuwing: “langzaam tot toorn”. Mensen, ook Gemeenteleden, staan zo snel met hun oordeel klaar. Om elk wissewasje maken ze ruzie. Ze zeggen de band met de Gemeente op, staken hun vrijwillige bijdrage of laten zich zelfs uitschrijven. Pas op, zegt Jacobus, langzaam tot toorn! Niet zo gauw kwaad worden, maar eerlijk je grieven op tafel leggen en uitspreken en bereid zijn tot een gesprek met de ander en tot het vergeven van elkaar. Want aan toorn heb je niets! Toorn, woede, kwaadheid, boosheid, brengt geen gerechtigheid voor God voort. Zo staat in vers 20 geschreven. Met toorn kom je alleen maar verder van God af te staan. Maar liefde, barmhartigheid, vergevingsgezindheid, onderling dienstbetoon, daar heb je wat aan! Dat zijn de krachten waarmee Gods Koninkrijk op aarde gebouwd wordt.

“Legt dus af alle vuilheid en alle uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedigheid het in u geplante Woord aan, dat uw zielen kan behouden.” Zó gaat Jacobus verder. Daarom is het zo belangrijk, dat we het Woord van God horen, want dat Woord zuivert ons. Wij moeten van die vuilheid en boosheid af. Daarom luisteren en steeds maar weer luisteren naar Gods Woord. Maar het ook doen! “Weest daders van het Woord en niet alleen hoorders!” Want door alleen maar te luisteren kun je gemakkelijk je zelf bedriegen. Het zou alleen maar theorie kunnen zijn, schone schijn. Als je alleen maar hoort en niet doet, als je dus alleen maar ’s zondags in de kerk zit te luisteren, maar in de week niet Gods Woord in daden omzet, dan lijk je op een man die in de spiegel kijkt en zichzelf daar ziet, maar even later als hij de spiegel de rug toekeert zichzelf al weer vergeten is. Jacobus gebruikt hier een treffend beeld. Want het Woord van God, is dat ook eigenlijk niet een soort spiegel? Ziet u zichzelf niet ragfijn in de Bijbel uitgetekend? Al die zondige mensen, die daar bezig zijn, zijn dat niet net zulke mensen als wij? Ja, in Gods Woord ontmoeten wij ons zelf met al onze hebbelijkheden en ook onhebbelijkheden, zonden, onze ellende en hulpbehoevendheid, maar gelukkig ook onze redding, de genade van God. Ja, het Woord van God wordt ons als een spiegel voorgehouden. Maar meestal is het zo, dat we onszelf niet willen zien. En als we onszelf toch in beeld gekregen hebben, dan zijn we het even later weer gauw vergeten!

“Weest daders des woords en niet alleen hoorders!”

Het Woord van God is ons niet gegeven om ons in slaap te wiegen, maar om ons tot activiteit aan te sporen. Wat de daden zijn? Jacobus noemt er al twee in vers 27: omzien naar weduwen en wezen, het werk der barmhartigheid, en je zelf onbesmet van de wereld bewaren, geen vuiligheid, geen leugens, geen boosheid. Maar dit zijn slechts voorbeelden uit een ontelbare reeks van mogelijkheden. Het gaat er om metterdaad te tonen dat U God en uw naaste liefhebt. Dat zal vaak met kleine en grote opofferingen gepaard gaan. Laten we daarbij echter nooit vergeten, dat het grootste offer al volbracht is, voor ons, op Golgota. Wanneer we die daad van God Zelf voor ogen houden, is het dan nog moeilijk om zelf ook daden van Gods Woord te verrichten?

Wij mensen kunnen spreken, dat is het bijzondere van een mens, een dier kan dat niet. Daardoor kunnen wij mensen ook aangesproken worden en antwoord geven. Wij zijn verantwoordelijk. Daar ben je mens voor! Nu spreekt God ons dagelijks aan, wij zijn dan ook dagelijks tegenover Hem verantwoordelijk. Wij moeten antwoorden met onze daden. Metterdaad.

“Weest daders des woords en niet alleen hoorders!”

Amen.

Eén gedachte over “Daders en hoorders”

  1. U zegt dat wij van ieder woord wat we spreken verantwoording moeten afleggen. Baseert u dat op wat in Mattheus 12:36,37 staat?
    Ik heb dat ook altijd zo gedacht, maar heb nu ook gelezen dat dat voor de ongelovigen geldt. In Matt. staat in vers 37; op grond van uw woorden zult u gerechtvaardigd en veroordeeld worden. Maar wij gelovigen zijn toch gerechtvaardigd in Christus en zijn niet meer onder het oordeel? Geldt dit dan wel voor ons? Ik denk zeker dat we heel voorzichtig moeten zijn met wat we zeggen denken en doen, maar ik weet niet of we er verantwoording voor moeten afleggen. Verantwoording afleggen is zeggen waarom we iets fout gedaan (gezondigd) hebben maar onze zonden zijn vergeven en God gedenkt ze toch niet meer? Kunt u hier nog iets over zeggen? Vriendelijke groet, Jenneke

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *