Zondagavondzang

We scharen ons rondom het orgel en zingen uit volle borst ‘Klein vogelijn op groene tak’. Aandachtig luisterende kinderen met bleke gezichtjes. Zondagavondzang op deze manier, zou het nog bestaan? Of is ook dit schone ritueel overgenomen door de wereld van overdadigheid en perfectie in de zin van grote groepen geschoolde stemmen, chic in de kleding, arriverend in luxe reisbussen.

En dan sta ik opeens stil, midden in de kamer met de stofdoek in de hand, roerloos luisterend naar de radio. Mooi en gedragen zingen sonore mannenstemmen ‘Wij knielen voor uw zetel neer, wij, Heer, en al uw leden’. Een film trekt voorbij. Zondagavond. De kinderzaal in een ziekenhuis, een kleuter die langzaam herstelt. Verpleegsters in grijsblauwe jurken met wit gesteven boorden en schorten en kapjes op de hoofden staan bij de zaaldeur en zingen met toewijding ‘Wij knielen voor uw zetel neer, wij, Heer, en al uw leden’. De kleuter herkent de melodie van voorgaande zondagavonden en luistert stilletjes. Zo mooi!

Jaren later. Zondagavond in een ander ziekenhuis. Diaconessen zwaaien hier de scepter. Mijn weekenddienst op het laboratorium zit er bijna op. Dit rustige moment geeft gelegenheid om mee te zingen op de kinderafdeling. Twee verpleegkundigen rollen het orgeltje tot aan de ingang, zuster Wolly neemt plaats op de orgelkruk. Zuster Wolly is lang en dun, ze is plaatsvervangend hoofd van de röntgenkamer en loopt altijd in het wit. Dit in tegenstelling tot haar medezusters diaconessen, die op zondag in deftig zwart gekleed gaan. Zangbundels worden uitgedeeld. We scharen ons rondom het orgel en zingen uit volle borst ‘Klein vogelijn op groene tak’. Aandachtig luisterende kinderen met bleke gezichtjes.

Twee liederen, verschillend van inhoud, maar gezongen vanuit dezelfde roerselen. Patiënten meevoeren naar de rust van het zondagavonduur het ziekzijn vergetend en als werkenden samen de weekenddienst afsluiten. Verbondenheid in meerdere opzichten.

Zondagavondzang op deze manier, zou het nog bestaan? Of is ook dit schone ritueel overgenomen door de wereld van overdadigheid en perfectie in de zin van grote groepen geschoolde stemmen, chic in de kleding, arriverend in luxe reisbussen. Onder de armen dikke muziekmappen en een heus programma, waarin geen plaats is voor ‘Wij knielen voor uw zetel neer’ of ‘Klein vogelijn’.

De mannenstemmen zwijgen, ik pak het Liedboek voor de Kerken en zoek het lied op. Het staat gerangschikt bij de liederen voor Hemelvaart. Nu pas lees ik heel bewust de tekst. Is de toon bij aanvang ernstig, al snel wordt deze lovend en gaat tenslotte in juichen over. Waarom wordt dit lied niet vaker in de kerken gezongen? Zoals op Hemelvaartsdag… en dan vooral lovend en juichend…

Aly Brug

(reeds eerder gepubliceerd in het Centraal Weekblad)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *