Krijgsbanier

Ze was groot en breed en gekleed in grijze glimzijde met bijpassende hoed waarop kloeke veren veelzeggend naar de blauwe lucht wezen. Losjes had onze directeur, sportief gekleed in wit overhemd met opgerolde mouwen, zijn echtgenote onder haar elleboog gevat en voerde haar mee. Ik moest denken aan een kleine boot die het vlaggenschip binnenloodste.

Pas nu, na zoveel jaren begrijp ik hem, die tengere wat kil aandoende man. Hij was directeur van een middelbare school die in korte tijd een adembenemende groei doormaakte. Daardoor gaf hij nog maar weinig les, alleen de examenklassen onderwees hij in het Engels. De strijd die andere docenten vaak voerden voor handhaving van de orde, was hem vreemd. Met zachte stem en dwingende ogen werden we gelijk lammeren. En was zijn lesuur het laatste die dag dan liet hij steevast hetzelfde lied zingen, een lied waarvan we de woorden ons somber stemden, de melodie was al even treurig. Bedrukt zongen we:  

Het leven is: een krijgsbanier,
door goed’ en kwade dagen
gescheurd, gevlekt, ontvallen schier,
kloekmoedig voorwaarts dragen!

‘Hoe zou het zijn zo’n vader te hebben?’, ik vroeg het me regelmatig af. De broer van een vriendin kwam bij de directeur thuis en de zus van weer een andere vriendin kwam er ook regelmatig. En wat wij voor onmogelijk hielden was kennelijk toch mogelijk: hij was thuis alleraardigst, zat vol grappen en leefde met ieder mee.

Toen kwam de sportdag, waarmee het schooljaar werd afgesloten. Hij zou er zijn, met zijn vrouw! Reikhalzend keek ik er naar uit. En wat ik toen zag… Ze was groot en breed en gekleed in grijze glimzijde met bijpassende hoed waarop kloeke veren veelzeggend naar de blauwe lucht wezen. Losjes had onze directeur, sportief gekleed in wit overhemd met opgerolde mouwen, zijn echtgenote onder haar elleboog gevat en voerde haar mee. Ik moest denken aan een kleine boot die het vlaggenschip binnenloodste. Maar toch, de liefde die beiden uitstraalden naar elkaar en die zich leek voort te zetten naar ieder op dat grote veld, staat haarscherp op mijn netvlies. Vanaf dat moment wist ik dat hij de kille ogen nodig had om zichzelf te beschermen in misschien wel een te zware functie.

Jaren later las ik zijn overlijdensbericht in de krant. Hij had maar net de zeventig gehaald. Wat mij het meest trof was dat het lied dat ik zo haatte voluit afgedrukt was: drie vierregelige verzen (gezang 469). Maar toen ik de laatste regels las van het laatste vers schoot ik vol:

Het leven is: de kruisbanier
tot in Gods handen dragen.

En ik wist, hieruit heeft deze mens geleden en geleefd.

Aly Brug.

(Eerder gepubliceerd in Centraal Weekblad.)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *