Pasen voorbijgaan en voorgaan

Pasen is het oudste christelijke feest! “Pasen” komt van het Hebreeuwse “Pesach”, dat “voorbijgaan” betekent. Het herinnert aan het voorbijgaan van de doodsengel in de nacht van de uittocht uit Egypte. De engel ging voorbij aan de huizen, waar het bloed van een geslacht lam aan de deurposten gestreken was.

Marcus 16, 7
“Maar gaat heen, zegt Zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea, daar zult gij Hem zien, gelijk Hij u gezegd heeft.”

Pasen is het oudste christelijke feest! “Pasen” komt van het Hebreeuwse “Pesach”, dat “voorbijgaan” betekent. Het herinnert aan het voorbijgaan van de doodsengel in de nacht van de uittocht uit Egypte. De engel ging voorbij aan de huizen, waar het bloed van een geslacht lam aan de deurposten gestreken was.

Later, in de christelijke tijd, werd Pasen in het Westen afgeleid van het Griekse “paschein”, dat “lijden” betekent. Je zou beiden kunnen verbinden door te zeggen, dat  Paasfeest zeker voor ons betekent, dat het lijden voorbij gaat. Het is het aanlichten van een nieuwe morgen, van de jongste dag, van de nieuwe wereld, waarin geen lijden meer zijn zal.

Maar er is nog meer met Pasen. Het is niet alleen voorbijgaan, het heeft ook te maken met “vóórgaan”. Jezus, ga ons voor, op het levensspoor! Dat is ook Pasen! Voorgaan, vooruitgaan, vooruitkijken, geloven in een heerlijke toekomst, die is aangebroken! Jezus, Hij is de Herder, die Zijn schapen vóórgaat. En als er klappen komen, vangt Hij ze het eerst op.

De twee eerste Paasgangers, de beide Maria’s, wordt het aangezegd: Hij gaat u voor naar Galilea. Dat is het gebied ten noorden van Judea. In de ogen van de Judeërs (zij vonden zich de echte Joden!) een beetje “achter gebleven”. Zij noemden de mensen die daar woonden spottend “am haârets”: het volk van het land, de schare die de Wet niet kent, die er dus eigenlijk niet bij horen. En toch brengt Jezus praktisch zijn gehele leven in dat land door. Hij is er geboren en getogen en verbleef daar onder de mensen ook tijdens zijn drie “Messiaanse” jaren. Marcus begint zijn Evangelie niet voor niets met dat te benoemen: dat Jezus in Galilea werkte, in de streek waar “het volk in duisternis gezeten is en een groot licht zal zien”(Jes.9,1). Dáár koos Jezus Zijn woonplaats: Kapernaum, dáár is hij grootgebracht, in Nazareth, dáár riep Hij Zijn discipelen, eenvoudige vissers van het meer van Galilea.

Dat de Heer na Zijn opstanding in Galilea verschijnen zal, betekent dan ook eigenlijk niets nieuws. Dat is Zijn vertrouwde plek! Het betekent gewoon, dat het Evangelie dóórgaat. Marcus begint zijn Evangelie met Galilea en eindigt daar mee, het is een cirkelgang, het Evangelie heeft eigenlijk geen begin en geen einde, het gaat als maar dóór! Het licht blijft schijnen voor de volken, ook voor ons, die in duisternis gezeten zijn. Dit licht, dat in de Kerstnacht is opgegaan, straalt heerlijker nog ná Pasen! Het kan niet meer ondergaan. Het straalt in China, en in Afrika, en in Irak en Afghanistan, en over u en mij. Misschien zien we het nog niet zo. Dat ligt dan aan ons. Eens zullen we het zien, als we Hem zullen zien, gelijk Hij ons gezegd heeft… in Galilea… dat is in Zijn Koninkrijk. Daarom: houdt goede moed! Zonder Pasen zou het met de wereld en met ons radicaal gedaan zijn. Maar nú met Pasen is er toekomst: het lijden voorbij, Gods heerlijkheid tegemoet!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *